ECLI:NL:RBMNE:2023:420

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/437
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en rechtsgevolgen in stand gehouden

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 februari 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die per 26 januari 2022 is stopgezet. Eiseres, die sinds 2017 wegens ziekte arbeidsongeschikt is, had aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar na afloop hiervan werd haar een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend. Deze uitkering werd echter beëindigd op basis van een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt verklaarde. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat haar medische klachten niet correct waren ingeschat en dat de geduide functies niet passend waren.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gehouden. Dit betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 26 januari 2022 blijft staan. De rechtbank oordeelde dat de onderbouwing van het bestreden besluit in de beroepsfase voldoende was, ondanks dat deze pas later was gegeven. Eiseres kreeg ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen. De rechtbank benadrukte dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Huisman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringenverweerder (gemachtigde: R van den Brink).

Inleiding

1. Eiseres is op 19 januari 2017 wegens ziekte uitgevallen voor haar werk als helpende. Haar voormalig werkgever heeft gedurende de ziekte het loon voor een periode van 104 weken [1] doorbetaald. Daarna is eiseres per 17 januari 2019 voor 80% tot 100% arbeidsongeschikt geacht en is een WIA [2] -uitkering toegekend. Dit betrof in eerste instantie een loongerelateerde WGA [3] -uitkering.
2. Na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering is met het besluit van 20 oktober 2020 (het primaire besluit) een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend per 17 januari 2021. Deze uitkering was nog steeds op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% tot 100% gebaseerd, maar verweerder had hier geen actueel sociaal medisch onderzoek aan ten grondslag gelegd.
3. Hiertegen heeft de voormalig werkgever, [bedrijf] , als derde-belanghebbende bezwaar gemaakt.
4. Met de beslissing op bezwaar van 15 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de voormalig werkgever gegrond verklaard. Eiseres is alsnog minder dan 35% arbeidsongeschikt verklaard. Om recht te hebben op een WIA-uitkering moet een belanghebbende minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn. Verweerder heeft daarom beslist dat de uitkering per 26 januari 2022 (zes weken na de beslissing op bezwaar) wordt beëindigd.
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld.
6. De gemachtigde van de voormalig werkgever heeft op 14 juni 2022 telefonisch aan de griffie van de rechtbank doorgegeven enkel een afschrift van de uitspraak te willen ontvangen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven voor het delen van medische gegevens, om deze reden wordt in deze uitspraak enkel in algemene bewoordingen op de medische problematiek ingegaan.
7. De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
8. Het onderzoek is ter zitting geschorst, omdat verweerder heeft meegedeeld nader onderzoek te willen uitvoeren. Op 23 augustus 2022 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend, evenals een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 juli 2022 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 augustus 2022 met bijbehorende stukken. Eiseres heeft hier op 3 oktober 2022 schriftelijk op gereageerd. Daarna heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog gereageerd met het rapport van 28 oktober 2022.
9. De rechtbank heeft vervolgens met toestemming van partijen zonder nadere zitting het onderzoek gesloten en meegedeeld uitspraak te zullen doen.

Standpunt van verweerder (in essentie)

10. Met het bestreden besluit heeft verweerder eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Verweerder blijft bij dit standpunt maar heeft de onderbouwing hiervan in beroep aangepast naar aanleiding van de beroepsgronden en wat op zitting is besproken.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres onderzocht en hierover gerapporteerd. Zij schrijft in het rapport van 19 juli 2022 dat voor de benutbare mogelijkheden van eiseres ditmaal (onder meer) is gekeken naar situatie ten tijde van de beëindiging van de uitkering, 26 januari 2022. Op de FML (vastgelegd op 19 juli 2022) zijn aanvullende beperkingen opgenomen. In het rapport van 28 oktober 2022 is zij ingegaan op de nadere beroepsgronden.
12. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep schrijft in het rapport van 3 augustus 2022 dat een aantal van de eerder geduide functies komt te vervallen. De oorzaak is dat de belastbaarheid van eiseres in beroep is gewijzigd en deze functies daardoor niet meer passend zijn. Op basis van de functies die eiseres volgens hem, met inachtneming van de nader aangenomen beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren blijft het arbeidsongeschiktheidspercentage echter minder dan 35%, namelijk 32,53%.

Standpunt van eiseres (in essentie)

13. Eiseres vindt dat haar medische klachten zijn onderschat en dat zij meer beperkt is dan aangenomen. In lijn hiermee acht eiseres de geduide functies niet passend. Dit ondanks het door verweerder in beroep uitgevoerde nadere onderzoek.
14. Eiseres stelt concreet [4] dat vanwege haar medische klachten door verweerder ten onrechte:
- is aangenomen dat zij hele dagen kan werken;
- geen rekening is gehouden met een verhoogd valrisico;
- geen beperkingen zijn aangenomen voor hand- en vingergebruik, priegel-/precisiewerk lukt niet en in twee van de drie geduide functies (wikkelaar en productiemedewerker) [5] komt dit wel voor;
- geen beperking is aangenomen voor reiken, dat wel maximaal 360 maal per uur voorkomt in de functie wikkelaar en 580 maal per uur in de functie productiemedewerker.
15. Ook vindt eiseres dat ten onrechte niet is gewogen hoe de klachten op verschillende gebieden elkaar beïnvloeden. Om deze redenen vraagt eiseres de rechtbank om een onafhankelijk deskundige te benoemen.

Beoordeling door de rechtbank

16. De rechtbank overweegt dat in een zaak als deze waarin een WIA-uitkering met inachtneming van een uitlooptermijn wordt beëindigd, de datum in geding wordt vastgesteld op deze beëindigingsdatum. In dit geval dus op 26 januari 2022. [6]
17. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in eerste instantie ten onrechte de beoordeling niet heeft gebaseerd op eiseres haar medische situatie op of rond 26 januari 2022. Hier komt bij dat nog in de beroepsfase een inhoudelijke wijziging van de medische- en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft om dit te bewerkstelligen in beroep moeten gaan.
18. Om deze reden wordt het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. In het navolgende zal de rechtbank beoordelen of de nadere onderbouwing van verweerder in de beroepsfase wel stand kan houden.
Medische grondslag van het bestreden besluit
19. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
  • op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
  • geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
  • voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
20. Eiseres heeft niet aangevoerd dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest. Dit is de rechtbank ook niet gebleken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij het onderzoek in beroep nadere documenten van de behandelend sector meegewogen en eiseres zelf op een fysiek spreekuur onderzocht. Ook schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in het rapport van 19 juli 2022, dat in de opgestelde FML onder meer rekening is gehouden met de verminderde benutbare mogelijkheden per 26 januari 2022. Eiseres heeft wel aangevoerd dat zij het oneens is met de conclusies van het onderzoek.
21. Zo is eiseres het er niet mee eens dat zij hele dagen zou kunnen werken. In rubriek 6 ‘Werktijden’ van de FML van 19 juli 2022 zijn meerdere beperkingen aangenomen. Zo is eiseres beperkt geacht om ’s nachts te werken en is aangenomen dat zij is aangewezen op regelmatige werktijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft hierover op pagina 4 van het rapport van 19 juli 2022 een uitleg. Zij schrijft dat met deze beperkingen voldoende rekening wordt gehouden met mogelijkheden voor recuperatie. Gelet op de aard en ernst van de aandoening en de klachten ziet zij geen aanleiding om op energetische of preventieve gronden een verdere beperking van de duurbelasting aan te nemen. In het rapport van 28 oktober 2022 voegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier aan toe dat een bepaald gediagnosticeerd ziektebeeld grotendeels in remissie was en rond mei 2022 (dus na de datum in geding) weer zou zijn toegenomen. De rechtbank volgt de gegeven uitleg op dit punt en ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden dit onjuist te achten.
22. Als het gaat om de beroepsgrond van het verhoogde valrisico dan is van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 19 juli 2022 en de FML van dezelfde datum heeft opgenomen dat eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico (item 1.8.6). Als toelichting is hierbij opgenomen:
“De klant kan niet in omstandigheden werken met verwondings- of ongevalsrisico, zoals op hoogtes/ open water/ verkeer/ hete leidingen/ open vuur/ chemicaliën; verhoogde kans op verwondingen.”De rechtbank acht hiermee voldoende rekening gehouden met eiseres haar klachten die invloed hebben op dit aspect in werk.
23. Voor het precisiewerk en reiken geldt dat geen beperkingen zijn aangenomen op de items 4.3, 4.4, 4.5 en 4.7 van de FML van 19 juli 2022 wel zijn voor een heel aantal andere items in de rubriek dynamische handelingen beperkingen aangenomen. Bij de onderzoeksbevindingen op pagina 3 van het rapport van 19 juli 2022 is opgenomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt zelf gericht fysiek onderzoek heeft uitgevoerd en geen beperking heeft waargenomen. In het rapport van 28 oktober 2022 voegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier aan toe dat geen medische consistentie is te constateren tussen de klachten, belemmeringen en medisch substraat, wat conform MAOC [7] wordt geëist om medische beperkingen aannemelijk te maken. Zij ziet daarom geen aanleiding voor de ervaren klachten nadere beperkingen vast te stellen. Uit wat eiseres heeft aangevoerd en van de behandelend sector heeft overgelegd blijkt niet dat de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt onjuist zijn. Om deze reden slaagt de beroepsgrond niet.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
24. De rechtbank overweegt dat vanwege het voorgaande de medische grondslag van het bestreden besluit, zoals deze in de beroepsfase is gegeven, deugdelijk is. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 3 augustus 2022 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Ook dit deel van het bestreden besluit houdt daarom stand.

Conclusie

25. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden te twijfelen aan de nieuwe onderbouwing van het bestreden besluit. Om deze reden wordt niet overgegaan tot het inschakelen van een deskundige.
26. De volledige en correcte onderbouwing van het bestreden besluit is echter pas in beroep gegeven. Om deze reden verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigd het bestreden besluit.
27. De rechtbank beslist dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, omdat de nieuwe onderbouwing voldoende is. Dit betekent dat de WIA-uitkering geëindigd blijft per 26 januari 2022.
28. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.
29. Ook krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. Het indienen van het beroepschrift en het aanwezig zijn bij de zitting, zijn handelingen waaraan 1 punt wordt toegekend. [8] Voor de gegeven schriftelijke reactie na de schorsingsbeslissing wordt 0,5 punt toegekend (dus totaal 2,5 punt). De waarde per punt in beroep bedraagt € 837,-. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 2.092,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 december 2021;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.092,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De wachttijd.
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
4.Zie de beroepsgronden van 3 oktober 2022 tegen de nadere onderbouwing van verweerder.
5.met SBC-codes 267053 en 111180.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1306, r.o. 1.2 en 4.3.
7.Medisch Arbeidsongeschiktheidscriterium.
8.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.