ECLI:NL:RBMNE:2023:5346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
10437618 \ MC EXPL 23-2013
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst roerende zaak wegens betalingsachterstand met ambtshalve toetsing van informatieplichten en contractuele bedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen een besloten vennootschap als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een huurovereenkomst gesloten met de gedaagde partij voor de huur van een microfoon, maar de gedaagde partij had zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen. De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van consumentenbeschermende bepalingen beoordeeld, waaronder de informatieplichten die de eisende partij had moeten naleven bij het sluiten van de overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij de gedaagde partij had geïnformeerd over de (minimale) duur van de overeenkomst en het herroepingsrecht. Hierdoor kon de gedaagde partij niet worden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurtermijnen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij tot vergoeding van administratiekosten en de restwaarde van de microfoon afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de contractuele bedingen in de Huurplan Voorwaarden oneerlijk waren ten opzichte van de consument en daarom vernietigd moesten worden. De eisende partij werd als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van de niet verschenen gedaagde partij op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10437618 MC EXPL 23-2013 CD/942
Verstekvonnis van 4 oktober 2023
In de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: Armaere B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en ook niet gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de eisende partij bevolen om haar vordering nader toe te lichten. In reactie daarop heeft de eisende partij een akte genomen. Daarop volgt nu dit vonnis.

2.Waar gaat deze procedure over?

2.1.
De eisende partij en de gedaagde partij hebben op 19 maart 2021 huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een microfoon. Bij het aangaan van de overeenkomst heeft de gedaagde partij een borg van € 258,00 betaald. Ook heeft hij de huur voor de lopende maand maart 2021 en de eerstvolgende maand april 2021 voldaan. Daarna heeft de gedaagde partij alleen nog de huur over de maand mei 2021 betaald, waarmee het totale door hem betaalde bedrag op € 382,10 kwam. Nadat de huurtermijnen over de maanden juni, juli en augustus 2021 onbetaald bleven is de overeenkomst ontbonden.
2.2.
De gedaagde partij heeft na aanmaning erkend een betalingsachterstand te hebben opgelopen. Hij heeft op enig moment nog € 100,00 voldaan maar daarna heeft de gedaagde partij niets meer betaald. Hij heeft de microfoon ook niet teruggegeven aan de eisende partij.
2.3.
De eisende partij vordert nu vergoeding van de achterstallige huurtermijnen en administratiekosten (in verband met door de gedaagde partij gestorneerde betalingen), alsmede vergoeding van de restwaarde van de microfoon, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, en met aftrek van een tussendoor ontvangen deelbetaling, tot een maximum van € 500,00.

3.Ambtshalve consumentenbescherming (in het algemeen)

3.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis al overwogen dat op deze overeenkomst consumentenbeschermende bepalingen van toepassing zijn en dat de kantonrechter ambtshalve (uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of de eisende partij bij het sluiten van de overeenkomst een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen heeft nageleefd. Het gaat daarbij met name om bepalingen over informatie die aan de consument moet worden verstrekt en bepalingen over oneerlijke bedingen in de overeenkomst en/of de daarbij horende algemene voorwaarden.
3.2.
Als de toepasselijke consumentenbeschermende bepalingen niet zijn nageleefd, of als de kantonrechter over te weinig informatie beschikt om dat te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.
Ambtshalve toetsing van de naleving van de informatieplichten
3.3.
In het tussenvonnis is al overwogen dat professionele partijen, zoals de eisende partij, de wettelijke plicht hebben om bepaalde informatie te verstrekken aan consumenten met wie zij overeenkomsten sluiten. Welke informatie moet worden verstrekt, en op welke wijze, kan verschillen naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst.
3.4.
Op het bij de dagvaarding gevoegde informatieformulier had de eisende partij ingevuld dat de overeenkomst met de gedaagde partij in haar verkoopruimte is gesloten, maar uit de akte blijkt dat sprake is van een overeenkomst op afstand, zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW). Partijen zijn vóór en bij het sluiten van de overeenkomst niet gelijktijdig in één ruimte geweest, maar hebben uitsluitend met elkaar gecommuniceerd met behulp van zogenoemde communicatiemiddelen op afstand, zoals telefoon en e-mail: de gedaagde partij heeft online, via de website van de eisende partij, informatie gevraagd, waarna partijen telefonisch contact hebben gehad over de huur van de microfoon. De gedaagde partij heeft vervolgens kopieën van een identiteitsbewijs en bankpas naar de eisende partij gestuurd, die op haar beurt de overeenkomst, een formulier voor doorlopende machtiging en de toepasselijke algemene voorwaarden per e-mail naar de gedaagde partij heeft gestuurd, die deze vervolgens ondertekend retour heeft gezonden, waarmee de overeenkomst tot stand is gekomen.
3.5.
Als gevolg daarvan zijn niet, zoals de kantonrechter in het tussenvonnis heeft overwogen, de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing op de huurovereenkomst, maar de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW. In artikel 6:230m BW is vermeld welke informatie moet worden verstrekt, in artikel 6:230v BW is vastgelegd op welke manier dat moet worden gedaan.
3.6.
Omdat partijen bij een overeenkomst op afstand geen direct contact hebben met elkaar is het des te belangrijker dat alle noodzakelijke informatie duidelijk en begrijpelijk wordt verstrekt: anders dan bij een overeenkomst die in een verkoopruimte wordt gesloten wordt daarom bij een overeenkomst op afstand expliciet voorgeschreven dat alle noodzakelijke informatie al vóór het sluiten van de overeenkomst moet worden verstrekt. Daarna moet die informatie ook nog op papier of een andere duurzame gegevensdrager aan de consument worden bevestigd, opdat die desgewenst ook op een later moment nog kan worden geraadpleegd. Overigens geldt voor een overeenkomst op afstand, anders dan voor een overeenkomst die in een verkoopruimte wordt gesloten, ook nog een wettelijk herroepingsrecht én een informatieplicht met betrekking tot dat recht (zie artikel 6:230m lid i onder h BW).
3.7.
Uit het (reeds in het tussenvonnis genoemde) arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 blijkt dat sommige informatieplichten essentieel worden gevonden. De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of die essentiële informatieplichten zijn nageleefd en in geval van schending daarvan, eveneens ambtshalve, een sanctie opleggen. Aan de schending van sommige essentiële informatieplichten heeft de wetgever een specifieke in de wet genoemde sanctie verbonden. Als daarvan sprake is moet de kantonrechter die opleggen. Aan schending van andere informatieplichten heeft de wetgever geen specifieke sanctie verbonden. Als daarvan sprake is moet de kantonrechter zelf een sanctie opleggen die doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend is. In verstekzaken zoals deze leidt dit in de regel tot een verminderde betalingsplicht van de consument. Ook als de kantonrechter over te weinig informatie beschikt om te kunnen beoordelen of de essentiële informatieplichten zijn nageleefd moet hij een sanctie opleggen.
Ambtshalve toetsing van contractuele bepalingen
3.8.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen (ook wel “bedingen” genoemd) zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is vernietigbaar is.
3.9.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, opdat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.10.
Als de kantonrechter tot het oordeel komt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het betreffende beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen. Dat moet ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
3.11.
Een veel voorkomend beding in algemene voorwaarden is een zogenoemd incassokostenbeding, op grond waarvan een consument in geval van een betalingsachterstand extra kosten moet betalen. Zo’n beding is aan strenge wettelijke regels gebonden.
3.12.
In artikel 6:96 lid 5 en lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Besluit) is de omvang van de in rekening te brengen vergoeding beperkt. Ook heeft de wetgever benadrukt – en dat is in een uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) nog eens verduidelijkt – dat die vergoeding niet meteen bij het ontstaan van een betalingsachterstand is verschuldigd, maar dat éérst een aanmaningsbrief, de zogenoemde veertiendagenbrief, moet worden verstuurd, waarin een termijn van veertien dagen (gerekend vanaf de dag na ontvangst van de aanmaning door de consument) moet worden vermeld, waarbinnen het verschuldigde bedrag nog zonder extra kosten kan worden betaald.

4.Is de vordering van de eisende partij toewijsbaar?

4.1.
De eisende partij vordert als gezegd vergoeding van de achterstallige huurtermijnen en van de administratiekosten (in verband met door de gedaagde partij gestorneerde betalingen), alsmede vergoeding van de restwaarde van de microfoon, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte kosten, en met aftrek van de tussendoor ontvangen deelbetaling, tot een maximum van € 500,00.
4.2.
De kantonrechter zal nu de verschillende onderdelen van de vordering beoordelen en daarbij ambtshalve de relevante (hiervoor uiteengezette) consumentenbeschermende bepalingen betrekken.
Vergoeding van achterstallige huurtermijnen
4.3.
Het is, zoals ook al in het tussenvonnis is overwogen, aan de eisende partij om te stellen en te onderbouwen dat de geldende informatieplichten zijn nageleefd, opdat de kantonrechter kan vaststellen dat de gedaagde partij goed geïnformeerd heeft kunnen beslissen of hij de overeenkomst onder de aangeboden voorwaarden wilde sluiten. Dat heeft de eisende partij niet gedaan. Zij heeft ook in de akte niet voldoende duidelijk gemaakt dat zij alle noodzakelijke informatie aan de gedaagde partij heeft verstrekt.
4.4.
Zo is nog steeds niet duidelijk of de gedaagde partij vóór het sluiten van de overeenkomst is geïnformeerd over de (minimale) duur van de overeenkomst en over de beëindiging daarvan. De kantonrechter kan niet vaststellen of de gedaagde partij wist of de overeenkomst na ommekomst van een bepaalde termijn vanzelf zou eindigen of dat die door hem zou moeten worden opgezegd. En als gevolg daarvan kan ook niet worden vastgesteld of de gedaagde partij bij het sluiten van de overeenkomst wist wat hij in totaal, of ten minste, zou moeten betalen. Dat hangt immers af van de overeengekomen (minimale) duur. Op de eisende partij rustte de wettelijke plicht om de gedaagde partij daarover te informeren (zie artikel 6:230m lid 1 onder e, o en p BW en artikel 6:230v lid 2 BW). Zij heeft echter, hoewel de kantonrechter daar in het tussenvonnis expliciet om heeft verzocht, niet toegelicht dat (en zo ja, hoe) zij de bedoelde informatie over duur en beëindiging van de overeenkomst aan de gedaagde partij heeft verstrekt. Ook is gesteld noch gebleken dat de gedaagde partij is geïnformeerd over het hem toekomende herroepingsrecht (zie artikel 6:230m lid 1 onder h BW).
4.5.
Het had op de weg van de eisende partij gelegen om bij akte uit te leggen dat en hoe zij de gedaagde partij had geïnformeerd, omdat uit de schriftelijke overeenkomst (het huurcontract) en de daarbij behorende algemene voorwaarden (de Huurplan Voorwaarden) in het geheel niet blijkt dat de gedaagde partij wist waar hij aan toe was. In de Huurplan Voorwaarden is wel vermeld dat huurovereenkomsten die de eisende partij met huurders sluit minimaal vier maanden duren, maar dat is onvoldoende voor de conclusie dat de gedaagde partij in duidelijke en begrijpelijke taal is geïnformeerd over de (al dan niet langere?) duur van zijn eigen overeenkomst en van de kosten die hij in dit geval met betrekking tot deze ene concrete overeenkomst (in ieder geval) zou moeten maken. Overigens is in het huurcontract en in de Huurplan Voorwaarden ten onrechte helemaal niets vermeld over het recht om de overeenkomst nog te herroepen.
4.6.
Daarom moet een sanctie worden opgelegd. En in verband daarmee is van belang dat een overeenkomst zoals de huurovereenkomst tussen de eisende partij en de gedaagde partij op grond van artikel 6:230o lid 1 aanhef en onder a BW zonder opgave van redenen gedurende veertien dagen na het sluiten van de overeenkomst door de consument kan worden herroepen. In artikel 6:230o lid 2 BW is daaraan toegevoegd dat de herroepingstermijn wordt verlengd tot veertien dagen nadat de informatie over het herroepingsrecht alsnog wordt verstrekt, zij het met maximaal een jaar. Uit artikel 6:230s lid 5 aanhef en onder a sub 1 BW blijkt dat een consument geen kosten draagt voor de uitvoering van diensten die tijdens de ontbindingstermijn zijn verleend, indien de handelaar heeft nagelaten de consument te informeren over het herroepingsrecht.
4.7.
Gesteld noch gebleken is dat de gedaagde partij op het moment van ontbinding van de overeenkomst was geïnformeerd over zijn recht om de overeenkomst te herroepen. Daarom moet de kantonrechter als vaststaand aannemen dat de ‘normale’ herroepingstermijn van veertien dagen was verlengd tot een jaar. De verlengde herroepingstermijn was op het moment van ontbinding nog niet verstreken. Gelet op het bepaalde in artikel 6:230s lid 5 aanhef en onder a sub 1 BW kan de gedaagde partij daarom niet worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde achterstallige termijnen. Dit deel van de vordering wordt om die reden afgewezen.
4.8.
Omdat dit deel van de vordering reeds vanwege schending van de informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 onder h BW volledig moet worden afgewezen, komt de kantonrechter niet toe aan sanctionering van de overige geconstateerde schendingen van informatieplichten.
Vergoeding van administratiekosten
4.9.
De eisende partij heeft in artikel 6 van de Huurplan Voorwaarden bedongen dat zij administratiekosten in rekening brengt als afgeschreven termijnbedragen waarvoor een doorlopende machtiging is afgegeven, worden gestorneerd: “
Indien betaling niet voldaan kan worden wordt er € 9,95 per storno in rekening gebracht.
4.10.
Op grond van dit beding is de gedaagde partij bij een betalingsachterstand direct, zonder voorafgaande aanmaningsbrief, extra kosten verschuldigd. Dat is oneerlijk, omdat de wetgever immers expliciet heeft bepaald dat aan de consument éérst nog de mogelijkheid moet worden gegund om zonder extra kosten aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Daar mag contractueel niet ten nadele van de consument van worden afgeweken. De kantonrechter moet het beding in artikel 6 van de Huurplan Voorwaarden dan ook vernietigen en als gevolg daarvan moet de gevorderde vergoeding van administratiekosten worden afgewezen.
4.11.
De kantonrechter constateert dat de eisende partij in deze procedure naast deze administratiekosten op grond van artikel 6 van de Huurplan Voorwaarden óók nog een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten vordert op grond van de wet, dus conform artikel 6:96 lid 5 en 6 BW en het Besluit. Dat mag niet. Feitelijk gaat het bij beide vergoedingen immers om hetzelfde, namelijk om de vergoeding van door de eisende partij te maken kosten bij een betalingsachterstand. Ingeval de kantonrechter, zoals in dit geval, tot het oordeel komt dat het contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden moet óók de gevorderde wettelijke vergoeding worden afgewezen (waar de eisende partij wel recht op zou hebben gehad als het oneerlijke beding niet had bestaan). Dat volgt uit de in overweging 3.10. van dit vonnis genoemde arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Vergoeding van de restwaarde van de microfoon
4.12.
Voor de vergoeding van de restwaarde van de microfoon verwijst de eisende partij naar artikel 17 van de Huurplan Voorwaarden. In dit artikel is het volgende bepaald: “
De huurder kan besluiten om na opzegging en voldoen van de minimale huurperiode het instrument te kopen. De koopprijs wordt bepaald door 50% van de betaalde huurpenningen in mindering te brengen op de oorspronkelijke webshopprijs. De koopprijs zal in geen geval lager dan € 0,- bedragen.
4.13.
Volgens de eisende partij moet dit artikel analoog worden toegepast op de hier aan de orde zijnde situatie, waarin de gedaagde partij geen huur meer betaalde maar de microfoon ook niet terug heeft gegeven aan de eisende partij, maar daar kan de kantonrechter de eisende partij niet in volgen.
4.14.
Partijen hebben bij het sluiten van de overeenkomst immers afspraken met elkaar gemaakt, waar zij elkaar over en weer aan kunnen houden. Dat zijn de afspraken die zijn vermeld in het huurcontract en de Huurplan Voorwaarden. Andere afspraken zijn niet gemaakt, althans dat is gesteld noch gebleken.
4.15.
In artikel 17 van de Huurplan Voorwaarden is een regeling opgenomen voor het geval een huurder besluit om een gehuurde zaak te kopen. Die situatie is echter niet aan de orde. En zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan ook niet als vaststaand worden aangenomen dat de gedaagde partij zou hebben moeten begrijpen dat artikel 17 van de Huurplan Voorwaarden ook zou gelden voor de wel aan de orde zijnde situatie. Op grond van artikel 17 van de Huurplan Voorwaarden kan de gevorderde vergoeding van de restwaarde van de microfoon daarom niet worden toegewezen.
4.16.
De kantonrechter constateert dat de eisende partij in artikel 10 van de Huurplan Voorwaarden heeft vastgelegd dat zij het recht heeft om een gehuurde zaak in geval van een betalingsachterstand op te eisen, waarbij de overeenkomst eindigt zodra die gehuurde zaak door de eisende partij is ontvangen en waarbij de in de tussentijd niet betaalde huurtermijnen verschuldigd blijven. Van die contractuele mogelijkheid heeft zij echter geen gebruik gemaakt. In plaats daarvan heeft de eisende partij ervoor gekozen om de overeenkomst al te ontbinden vóór zij de microfoon weer in haar bezit had. Dat mag, maar kan niet leiden tot de conclusie dat artikel 17 van de Huurplan Voorwaarden alsnog zou kunnen worden toegepast op de hier aan de orde zijnde situatie, zonder dat partijen dat met elkaar hebben afgesproken.
Om die reden moet de gevorderde vergoeding voor de restwaarde van de microfoon worden afgewezen.
4.17.
Daaruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat de gedaagde partij de microfoon zou mogen behouden. Hij houdt die nu, na de ontbinding van de huurovereenkomst, zonder recht of titel onder zich en dat mag niet, ook al kan de gedaagde partij nu bij gebreke van een daartoe strekkende vordering niet worden veroordeeld om tot retournering over te gaan.
Conclusie
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat alle onderdelen van de vordering moeten worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de daarover gevorderde rente.
4.19.
De eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagde partij worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, tot en met vandaag aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.