ECLI:NL:RBMNE:2023:5620

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 22/4118 en UTR 22/5253
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en toerekening aan werkgever

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, is een geschil aan de orde tussen een werkgever en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WGA-uitkering aan een ex-werknemer. De ex-werknemer, die van 10 juni 2019 tot 9 september 2019 bij de werkgever in dienst was, heeft zich ziekgemeld en op 27 mei 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft op 24 januari 2022 een WGA-uitkering toegekend, waartegen de werkgever bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat het Uwv ten onrechte geen medische beoordeling heeft verricht in bezwaar en dat de toekenning van de WGA-uitkering aan de ex-werknemer onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. De rechtbank past een bestuurlijke lus toe, waardoor het Uwv de gelegenheid krijgt om het gebrek in het besluit te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de toerekening van de WGA-uitkering aan de werkgever aan de orde zal komen. De uitspraak is gedaan op 18 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/4118 en UTR 22/5253 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.L. Schuren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

De toekenning (zaak UTR 22/5253)
[ex-werknemer] (de ex-werknemer) heeft als inpakker gewerkt bij eiseres. Hij was van 10 juni 2019 tot 9 september 2019 bij eiseres in dienst. Op 9 september 2019 heeft hij zich ziekgemeld. De ex-werknemer heeft op 27 mei 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het Uwv aangevraagd.
Met het besluit van 24 januari 2022 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv per 6 september 2021 een uitkering op grond van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) van de Wet WIA aan de ex-werknemer toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 53,68%. De uitkering is toegekend tot en met 5 september 2023.
Eiseres heeft daartegen op 23 februari 2022 bezwaar gemaakt, aangevuld met het bezwaarschrift van 1 april 2022. Met het besluit van 30 september 2022 (het bestreden besluit 1) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
De toerekening (zaak UTR 22/4118)
In het besluit van 12 april 2022 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv de aan de ex-werknemer toegekende WGA-uitkering aan eiseres als eigenrisicodrager toegerekend.
In het aanvullend bezwaarschrift van 1 april 2022 heeft eiseres ook bezwaar gemaakt tegen de toerekening en het Uwv daarbij verzocht om het bezwaar door te sturen naar het betreffende kantoor van het Uwv om als bezwaar tegen de toerekening te behandelen.
Dat heeft het Uwv gedaan. Vervolgens is met het besluit van 3 juni 2022 (het bestreden besluit 2) het bezwaar tegen de toerekening van de WGA-uitkering aan eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werknemer heeft in de zaak UTR 22/5253 niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij toestemming geeft om stukken die medische gegevens bevatten aan zijn ex-werkgeefster (eiseres) toe te zenden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hij geen toestemming geeft. In de zaak UTR 22/4118 heeft de ex-werknemer die toestemming wel gegeven. Omdat de beroepen in beide zaken in deze uitspraak worden besproken, zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

1. In deze zaken is in geschil of het UWV terecht aan de ex-werknemer een WGA-uitkering heeft toegekend per 6 september 2021 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 53,86%. Daarnaast is in geschil of het Uwv terecht de WGA-uitkering aan eiseres heeft toegerekend. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank deze geschilpunten beoordelen.

De beoordeling door de rechtbank

Het beroep tegen het bestreden besluit 1 (toekenning WGA-uitkering)
De verzuimbegeleiding
2. Eiseres voert aan dat het Uwv bij de toekenning van de WGA-uitkering geen rekening heeft gehouden met haar belangen en ervoor zorg moet dragen dat werknemers niet langer dan noodzakelijk een uitkering op de grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. In de situatie van de ex-werknemer is te lang ZW-uitkering verstrekt. Vanaf de datum van de toekenning van de ZW-uitkering is op geen enkele manier sprake geweest van een verzuimbegeleiding door het Uwv, laat staan van re-integratie inspanningen. Ook heeft ten onrechte geen eerstejaars ZW-beoordeling plaatsgevonden. Op grond van de wet moet het Uwv aan zijn verplichtingen voldoen. Eiseres verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 december 2016. [1] Uit deze uitspraak volgt dat in een situatie waarin te lang ZW-uitkering is verstrekt, sprake kan zijn van onrechtmatig handelen van het Uwv jegens een (ex-)werkgever en dat er een bestuursrechtelijk oordeel kan worden gegeven over de vraag of de ZW-uitkering terecht is voortgezet. Volgens eiseres hadden een zorgvuldige verzuimbegeleiding en tijdige beoordelingen door het Uwv ertoe geleid dat de ZW-uitkering voor afloop van de wachttijd van 104 weken zou zijn beëindigd.
3. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze beroepsgrond buiten de omvang van deze zaak. De omvang van het geding is beperkt tot de rechtsgevolgen van de besluiten waartegen beroep is ingesteld. De rechtbank beoordeelt in deze zaak daarom niet of het Uwv tijdens de ZW-periode zou zijn tekortgeschoten in de begeleiding van het ziekteverzuim van de ex-werknemer of op andere momenten nader onderzoek had moeten doen. De omstandigheden in deze zaak zijn niet vergelijkbaar met de omstandigheden in de uitspraak van 14 december 2016 waarop eiseres zich beroept. Er is geen sprake van een situatie zoals is beschreven in de deze uitspraak, en ook niet van omstandigheden die in deze zaak daarmee op één lijn kunnen worden gesteld.
De wachttijd
4. Eiseres betwist dat, uitgaande van een eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 9 september 2019, het einde van de wachttijd voor de WIA op 5 september 2019 (lees: 2021) is bereikt. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de CRvB van 26 november 2014. [2] Hieruit volgt dat voor de beantwoording van de vraag of de wachttijd is vervuld een zelfstandige beoordeling is vereist op basis van alle beschikbare gegevens. Volgens eiseres is deze jurisprudentie ook van toepassing op het moment dat het Uwv de ZW-uitkering heeft laten doorlopen zonder tussentijdse beoordelingen door de verzekeringsartsen te laten doen.
5. Deze beroepsgrond slaagt niet. Vast staat dat 9 september 2019 de eerste dag is waarop de ex-werknemer wegens ziekte niet heeft gewerkt bij eiseres. Op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid, onderdeel a van de Wet WIA worden bij het bepalen of de wachttijd is volbracht perioden in aanmerking genomen waarin recht bestaat op ziekengeld. Niet in geschil is dat de ex-werknemer naar aanleiding van zijn ziekmelding op 9 september 2019 een ZW-uitkering is toegekend en daarvoor nooit hersteld is verklaard en dat hij zich niet hersteld heeft gemeld. Verder kan op basis van de dossierstukken worden vastgesteld dat de ex-werknemer na zijn ziekmelding tot het einde van de wachttijd niet heeft hervat in enig ander werk. Hieruit blijkt dat de ex-werknemer gedurende de ziekteperiode doorlopend recht heeft gehad op ziekengeld. Eiseres heeft niets concreets aangevoerd om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv dat de wachttijd voor de WIA volledig is doorlopen. De verwijzing naar de uitspraak van 26 november 2014 gaat hier niet op. In die uitspraak is een WIA-uitkering geweigerd, omdat de betrokkene hersteld is verklaard en de wachttijd van 104 weken niet heeft vervuld. Die situatie doet zich hier niet voor.
De medische grondslag
6. Eiseres betwist dat er op en na 6 september 2021 sprake is van arbeidsongeschiktheid. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres het rapport van medisch adviseur [medisch adviseur] ( [medisch adviseur] ) van 11 mei 2023 ingebracht. In dit rapport schrijft [medisch adviseur] dat de beoordeling door de verzekeringsarts van het Uwv met betrekking tot de datum in geding onvolledig is geweest en dat daarmee sprake is geweest van onzorgvuldig onderzoek. Op z’n minst had de verzekeringsarts van het Uwv informatie moeten inwinnen bij de behandelaren, zodat kennis kon worden genomen van de klachten en bevindingen rond de datum in geding. Uit het dossier blijkt niet dat het Uwv na de ziekmelding per 9 september 2019 de rechtmatigheid van de arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. Verder is het volgens [medisch adviseur] niet duidelijk op basis waarvan de verzekeringsarts van het Uwv forse beperkingen bij de ex-werknemer heeft aangenomen. De onderzoeksbevindingen door de verzekeringsarts van het Uwv ondersteunen de aangenomen beperkingen niet.
7. Het Uwv stelt dat iemand slechts beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waartegen hij bezwaar heeft gemaakt. Volgens het Uwv heeft eiseres in bezwaar de inhoudelijke medische en arbeidskundige grondslag van de toekenning van de WGA-uitkering aan de ex-werknemer per 6 september 2021 niet bestreden, terwijl zij die mogelijkheid wel had. Daarom staat volgens het Uwv artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de weg aan een beoordeling van het beroep voor zover dit is gericht tegen de toekenning van de WGA-uitkering en de medische grondslag daarvan. Dit geldt ook voor de betwisting van de eerste ziektedag van de ex-werknemer. Het Uwv verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 19 februari 2020. [3] Dit is ook de reden dat in bezwaar geen inhoudelijke medische en arbeidskundige heroverweging heeft plaatsgevonden.
8. De rechtbank volgt het Uwv hierin niet. Volgens vaste rechtspraak bestaat een besluit waarbij een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend niet uit afzonderlijke besluitonderdelen waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. De medische en arbeidskundige componenten zijn aspecten die met betrekking tot de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering moeten worden beoordeeld. Deze componenten bieden in onderlinge samenhang bezien de basis waarop het besluit op de aanvraag om een uitkering berust en zijn dus niet zelfstandig op rechtsgevolg gericht. Het resultaat van zowel de medische als de arbeidskundige beoordelingen leidt tot rechtsgevolg.
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres in het inleidende bezwaarschrift van 23 februari 2022 heeft betwist dat het bestreden besluit 1 op voldoende medische en arbeidskundige grondslag berust en dus de WGA-uitkering terecht aan de ex-werknemer is toegekend. In het aanvullend bezwaarschrift van 1 april 2022 stelt eiseres verder dat zij nu geconfronteerd wordt met een WGA-toekenning, terwijl het Uwv geen enkele activiteit heeft ondernomen om te voorkomen dat de ex-werknemer de WIA in zou stromen. Daarmee is eiseres naar het oordeel van de rechtbank in bezwaar opgekomen tegen de toekenning van de WGA-uitkering aan de ex-werknemer. Omdat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling dus niet bestaat uit afzonderlijke besluitonderdelen maar uit besliscomponenten, brengt artikel 6:13 van de Awb geen beperking aan in de gronden die eiseres tegen de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling aanvoert. Dit artikel staat dan ook niet in de weg aan de beoordeling van het beroep voor zover dit was gericht tegen de medische beoordeling van de toegekende WGA-uitkering. De verwijzing van het Uwv naar de uitspraak van 19 februari 2020 gaat niet op. In die uitspraak was het bezwaar niet gericht tegen het (ondeelbare) rechtsgevolg, namelijk de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering, maar zag enkel op een ander op rechtsgevolg gericht besluitonderdeel namelijk het al dan niet opleggen van een maatregel.
10. Gelet op het voorgaande had het op de weg van het Uwv gelegen om bij de heroverweging in bezwaar een medische herbeoordeling te verrichten. Dit heeft het Uwv ten onrechte nagelaten. Het bestreden besluit 1 over de toekenning van de WGA-uitkering aan de ex-werknemer is daarom in strijd met de artikelen 3:2, 7:11 en 7:12, eerste lid, van de Awb onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Dit gebrek kan in principe worden hersteld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen om tot een definitieve beslechting van het geschil te kunnen komen. Bij punt 13 wordt verder ingegaan op de mogelijke manier waarop het Uwv dit gebrek in het bestreden besluit 1 kan herstellen. De rechtbank moet vervolgens beoordelen hoe de zaken verder moeten worden afgedaan.
Duur van de uitkering
11. Eiseres betwist ook dat het Uwv de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering juist heeft vastgesteld. Omdat deze grond afhangt van de nog te verrichten medische herbeoordeling, kan de rechtbank nog geen oordeel geven over deze grond. Afhankelijk van de uitkomst van die herbeoordeling, zal de rechtbank deze grond pas bespreken in de einduitspraak als daartoe aanleiding bestaat.
Het beroep tegen het bestreden besluit 2 (toerekening WGA-uitkering)
12. De rechtbank komt ook nu niet toe aan de bespreking van het beroep tegen de toerekening van de WGA-uitkering aan eiseres. De beslissing om de WGA-uitkering al dan niet aan eiseres toe te rekenen, houdt immers verband met het recht van de ex-werknemer op een WGA-uitkering. Het toerekeningsbesluit volgt dus op het toekenningsbesluit van de WGA-uitkering. Afhankelijk van de uitkomst van de nadere medische beoordeling in het kader van de toekenning van de WGA-uitkering, zal het Uwv dus ook moeten bezien of de bevindingen ertoe leiden dat het bestreden besluit 1 dat ziet op de toekenning van de WGA-uitkering, moet worden gewijzigd en daarmee ook het bestreden besluit 2 dat ziet op de toerekening van de WGA-uitkering aan eiseres. Dit betekent dat de rechtbank nog geen oordeel kan geven over de rechtmatigheid van de toerekening van de WGA-uitkering aan eiseres.

Conclusie en verdere voortgang van het geschil

13. Zoals hiervoor is overwogen onder punt 11 kan het Uwv het gebrek in het bestreden besluit 1 over de toekenning van de WGA-uitkering herstellen. Dat herstellen kan het Uwv met een aanvullende motivering doen, maar dat kan ook met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het Uwv de toekenning van de WGA-uitkering aan de ex-werknemer alsnog door een verzekeringsarts bezwaar en beroep laten herbeoordelen. In deze beoordeling moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook ingaan op het medisch rapport van [medisch adviseur] van 11 mei 2023. Afhankelijk van de uitkomst van die medische herbeoordeling, moet het Uwv aanvullend arbeidskundig onderzoek verrichten. Op grond van de resultaten van dat onderzoek moet het Uwv beoordelen of het bestreden besluit 1 moet worden gewijzigd en welke gevolgen dit heeft voor het bestreden besluit 2, de toerekening van de WGA-uitkering aan eiseres.
14. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als het Uwv geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet het dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank. Dit ook om nodeloze vertraging te voorkomen. Als het Uwv wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beide gevallen en in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in principe zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
15. Het geschil zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op de beroepen. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit 1 te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.