In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 9 februari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Verweerder heeft op 21 juni 2023 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In dit geval is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 19 april 2022 in gebreke gesteld, en heeft pas op 31 mei 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder dit moet doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak, maar in bijzondere gevallen kan een andere termijn worden vastgesteld. De rechtbank volgt de termijnen die zijn vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak. Verweerder moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 209,25 en het door haar betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed.