Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de gedeeltelijke toewijzing van de vervoersvoorziening door het Uwv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond omdat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een deugdelijk onderzoek naar de bij het besluit betrokken belangen en een draagkrachtige motivering
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel?
5. Eiser heeft ten eerste aangevoerd dat een KCC-medewerker van het Uwv in 2019 in een chat het vertrouwen bij hem heeft gewekt dat de vervoersvoorzieningen geen gebruikstermijn hebben en dat hij bij een nieuwe auto de volledige voorziening toegekend zou krijgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Als sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent dat niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of de betrokkene op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan hij schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden.
7. Eiser heeft door de gestelde foutieve informatie niet anders gehandeld of kunnen handelen dan in het geval de KCC-medewerker wel direct volledige en juiste informatie had gegeven. Eiser heeft in 2022 niet een nieuwe auto gekocht vanwege de gestelde mededeling uit 2019. Hij heeft een nieuwe auto gekocht omdat zijn vorige auto vanwege een defect economisch total loss was. Als de KCC-medewerker de juiste informatie had gegeven, had eiser net zo goed een nieuwe auto moeten kopen en een nieuwe voorziening moeten aanvragen. Dat betekent in dit geval dat – als er al sprake zou zijn van gerechtvaardigde verwachtingen - het algemeen belang met zich brengt dat hieraan niet behoeft te worden voldaan. Verweerder hoeft dus niet, enkel vanwege de gestelde uitlatingen van de KCC-medewerker, het gehele bedrag te vergoeden.
Heeft het Uwv voldoende rekening gehouden met alle relevante belangen?
8. Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn situatie. Deze beroepsgrond slaagt.
9. In artikel 35 van de Wet WIA is geregeld dat het Uwv een voorziening zoals eiser die heeft aangevraagd kan toekennen. Dit is een kan-bepaling. Dat betekent dat het Uwv beleidsruimte heeft en dus de vrijheid om die bevoegdheid al dan niet te gebruiken. Het Uwv heeft ook ruimte om te bepalen hoe hij gebruik wil maken van de bevoegdheid.
10. Deze beleidsruimte brengt echter ook mee dat het Uwv een belangenafweging moet maken. Het Uwv heeft gewezen op het Protocol Voorzieningen UWV 2021, maar dat protocol houdt op dit punt niet meer in dan dat het Uwv uitgaat van een gemiddelde levensduur van zeven jaar als aanpassingen voor een auto vergoed worden. In het protocol is niets geregeld over de situatie van eiser. Dit betekent dat het Uwv op dit specifieke punt geen beleidsregels heeft. Het Uwv kan daarom in dit geval niet enkel wijzen op het protocol, maar moet in de besluitvorming kenbaar de betrokken belangen afwegen. Dat is niet gedaan.
11. In het primaire besluit staat dat eiser een gedeeltelijke vergoeding krijgt van maximaal € 1.152,02. Eiser krijgt slechts een gedeeltelijke vergoeding omdat de afschrijftermijn van de vorige aanpassingen nog niet verstreken is. In het arbeidskundig rapport dat ten grondslag ligt aan het primaire besluit wordt overwogen dat eiser slechts een gedeeltelijke vergoeding krijgt omdat hij voor het verstrijken van de gemiddelde levensduur van zeven jaar opnieuw een voorziening aanvraagt. Op zitting heeft het Uwv toegelicht dat dit een vaste gedragslijn is. Alleen als iemand een nieuwe auto moet kopen als gevolg van een ongeluk of als het CBR onderschrijft dat er andere aanpassingen nodig zijn, vergoedt het Uwv het volledige bedrag. De belangen van eiser of de reden waarom hij opnieuw een voorziening aanvraagt worden daarin echter niet meegewogen. De beoordeling bestaat enkel uit de constatering dat eiser binnen zeven jaar een nieuwe voorziening aanvraagt. Dit is geen belangenafweging zoals de wet die voorschrijft.
12. In het bestreden besluit wordt vervolgens overwogen dat er geen reden is om van het primaire besluit af te wijken. Inhoudelijk wordt er verwezen naar het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. In dat rapport overweegt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat in het besluit met de vorige toekenning staat dat de gebruiksduur van de aanpassingen zeven jaar is. Dat klopt, maar in dit besluit staat niet dat eiser, als hij een nieuwe auto koopt binnen die zeven jaar, hij slechts een gedeeltelijke vergoeding krijgt. Er staat alleen dat bij vervanging van de aanpassing er slechts gedeeltelijk vergoed wordt. Bij nieuwe of aanvullende aanpassingen wordt wel het volledige bedrag betaald. Verder overweegt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat binnen de afschrijftermijn alleen bij een ongeval het volledige bedrag wordt vergoed. Eiser heeft een nieuwe auto moeten kopen omdat zijn auto economisch total loss was en dus wordt er enkel naar rato een vergoeding toegekend. Ook hier ontbreekt een belangenafweging. Dat alleen bij een ongeval het volledige bedrag wordt vergoed volgt niet uit de wet of een beleidsregel. Het Uwv had dus niet kunnen volstaan met de enkele constatering dat de nieuwe voorziening niet wordt aangevraagd vanwege een ongeval. Het Uwv had de situatie en belangen van eiser moeten meenemen in de belangenafweging.
Conclusie en gevolgen
13. De conclusie is dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een deugdelijk onderzoek naar de bij het besluit betrokken belangen en een draagkrachtige motivering. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
14. In dit geval kunnen de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit niet in stand worden gelaten en kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien, vanwege de discretionaire bevoegdheid van het Uwv. Het is aan het Uwv om te bepalen of en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het toekennen van een voorziening. Ook draagt de rechtbank niet aan het Uwv op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Dat betekent dat het Uwv opnieuw zal moeten beslissen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Het Uwv krijgt daarvoor een termijn van zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Algemene wet bestuursrecht pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
15. Deze uitspraak betekent dus ook niet per se dat het Uwv het volledige bedrag moet vergoeden, maar enkel dat het Uwv alle relevante belangen van dit geval moet vaststellen en tegen elkaar moet afwegen. Het Uwv zal, gelet op artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, moeten beoordelen of de nadelige gevolgen van gedeeltelijke vergoeding niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit worden gediend. Op basis daarvan moet het Uwv een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen. Het Uwv moet daarbij ook rekening houden met het in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, geschetste beoordelingskader bij uitoefening van bestuursbevoegdheden met beleidsruimte. 16. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
17. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2023 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Burggraaf, griffier.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: