ECLI:NL:RBMNE:2023:7211

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3710
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing eenmalige energietoeslag voor student op basis van inkomen uit studiefinanciering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een student die studiefinanciering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. De eiser had een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag over het jaar 2022, welke door het college was afgewezen. Het college stelde dat de eiser niet voldeed aan de inkomenseisen, omdat zijn inkomen, inclusief studiefinanciering, hoger was dan de vastgestelde grens van 120% van de bijstandsnorm.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van wat onder een laag inkomen valt en dat de eenmalige energietoeslag bedoeld is voor huishoudens met een inkomen lager dan 120% van de bijstandsnorm. De rechtbank oordeelde dat het college terecht het inkomen uit studiefinanciering als fictief inkomen heeft aangemerkt, en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor de energietoeslag omdat zijn inkomen boven de grens lag.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3710

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Abalhaj),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. C.R.C. Bosman).

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder (het college) de aanvraag van eiser voor een eenmalige energietoeslag over het jaar 2022 afgewezen.
Bij besluit van 7 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is student en ontvangt studiefinanciering. Eiser ontvangt tevens inkomen uit arbeid.
2. Eiser voert aan dat het beleid van het college waarbij voor studenten bij de vaststelling van het inkomen als voorwaarde voor de toekenning van de energietoeslag wordt uitgegaan van een ‘fictief’ normbedrag aan studiefinanciering, een vorm is van ongerechtvaardigd onderscheid tussen studenten en niet-studenten. Nu het college de inkomensgrens voor de energietoeslag heeft gesteld op 120% van de geldende bijstandsnorm is er alsnog sprake van een ongerechtvaardigd onderscheid omdat immers ook niet studenten met een inkomen conform deze norm een rentedragende lening zouden kunnen afsluiten.
3. De rechtbank overweegt dat de eenmalige energietoeslag 2022 is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Het college heeft hierbij beleidsvrijheid om te bepalen wat onder een laag inkomen verstaan moet worden. In de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Amersfoort (het beleid) is opgenomen dat de eenmalige energietoeslag wordt verstrekt aan een huishouden met een inkomen lager dan 120% van de geldende bijstandsnorm. Voor het begrip inkomen is aansluiting gezocht bij het inkomensbegrip uit de Pw [1] .
4. Uit artikel 33, tweede lid, van de Pw volgt dat het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wsf 2000 in aanmerking wordt genomen naar het van toepassing zijnde normbedrag. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser in de te beoordelen periode een (fictief) inkomen had van meer dan 120% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Het college heeft hierbij het inkomen uit studiefinanciering in aanmerking genomen naar het normbedrag voor levensonderhoud, genoemd in artikel 3.18 van de Wsf 2000 [2] . Ten tijde hier van belang bedroeg het normbedrag voor een student hoger onderwijs € 932,78.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht het in artikel 3.18 van de Wsf 2000 genoemde bedrag als (fictief) inkomen van eiser aangemerkt. Daarbij geldt naar vaste jurisprudentie van de CRvB [3] dat de tot de studiefinanciering behorende component ‘rentedragende lening’ als middel dient te worden beschouwd, waarover in het kader van de voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden beschikt [4] . Het niet afsluiten van een rentedragende lening kan niet worden afgewenteld op de bijstand [5] . Dat eiser geen (maximale) lening heeft afgesloten leidt dus niet tot een ander oordeel. Van een ongerechtvaardigd onderscheid tussen studenten en niet-studenten is geen sprake aangezien niet-studenten geen recht hebben op studiefinanciering en geen lening bij de Dienst Uitvoering Onderwijs kunnen afsluiten.
6. Omdat eisers inkomen hoger is dan de uit het beleid voortvloeiende inkomensgrens, komt hij niet in aanmerking voor de eenmalige energietoeslag over het jaar 2022. Het college heeft daarom de aanvraag terecht afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiser om schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Participatiewet.
2.Wet studiefinanciering 2000.
3.Centrale Raad van Beroep.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 5 april 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:867).
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 12 oktober 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:2523).