Uitspraak
1.De procedure
2.Waar deze zaak over gaat
3.De beoordeling
529,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] BV. De werknemer, die op 1 april 2023 in dienst trad als zelfstandig werkend kok, vorderde betaling van zijn loon en een eindafrekening na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 16 juli 2023. Ondanks herhaalde verzoeken had de werkgever nagelaten om het loon van juni 2023 en de eindafrekening te betalen. De werknemer vorderde in totaal € 5.474,47 bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, alsook € 672,44 aan buitengerechtelijke kosten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de werkgever niet was verschenen in de procedure, waardoor verstek werd verleend. De voorzieningenrechter beoordeelde vervolgens of de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, wat werd bevestigd. De vorderingen van de werknemer werden als niet onrechtmatig of ongegrond beschouwd en werden toegewezen. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke verhogingen en rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 744,14 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. I.L. Rijnbout.