ECLI:NL:RBMNE:2024:121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
23/680
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een woning wegens handelshoeveelheid harddrugs onder artikel 13b Opiumwet

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden beoordeeld. De sluiting is opgelegd door de burgemeester van Amersfoort op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er op 3 april 2022 een handelshoeveelheid harddrugs in de woning werd aangetroffen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting, maar de rechtbank oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank stelt vast dat er voldoende bewijs is dat de aangetroffen harddrugs bestemd waren voor verkoop, en dat er meerdere meldingen van buurtbewoners zijn geweest die duiden op drugshandel vanuit de woning. Eiser heeft aangevoerd dat de sluiting onrechtmatig was en dat er geen sprake was van een ernstig geval, maar de rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting heeft kunnen besluiten. De rechtbank wijst erop dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in de woning als een ernstig geval kan worden aangemerkt, en dat de burgemeester niet verplicht was om eerst een waarschuwing te geven.

De rechtbank concludeert dat de sluiting van de woning evenredig is, gezien de ernst van de situatie en de verwijtbaarheid van eiser. Eiser heeft niet aangetoond dat de harddrugs niet van hem waren, en de rechtbank acht de verklaring van een vriend van eiser niet geloofwaardig. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen schadevergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van de Opiumwet en de bevoegdheid van de burgemeester om in dergelijke gevallen op te treden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. V.P.J. Tuma),
en

de burgemeester van Amersfoort

(gemachtigde: mr. B. Eising).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting de Alliantie uit Hilversum (derde-partij)
(gemachtigde: mr. K. Sluijs).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden.
Eiser heeft daartegen bezwaar ingediend en de rechtbank tevens gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van
21 september 2022 afgewezen. [1]
Met het bestreden besluit van 20 december 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de sluiting van de woning gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. V.P.J. Tuma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde mr. B. Eising. De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, mr. K. Sluijs.

Inleiding

1. Eiser woonde aan de [adres] te [plaats] . Op 3 april 2022 is door de politie een handelshoeveelheid harddrugs en meerdere daaraan te relateren goederen aangetroffen in deze woning. Er is cocaïne (15,5 gram) en heroïne (4,09 gram) gevonden. Daarnaast zijn er lege gripzakjes, een contant geldbedrag van € 680,00, drie mobiele telefoons en een weegschaaltje aangetroffen. Ook zijn er meerdere meldingen van buurtbewoners over eiser en zijn woning binnengekomen. Daaruit blijkt dat er regelmatig mensen een kort bezoekje aan de woning van eiser brachten. Een aantal kentekens van die bezoekers zijn volgens de politie te relateren aan bij hen bekende harddrugsgebruikers. Daarnaast heeft eiser een eerder antecedent op het gebied van bezit van harddrugs op zijn naam. Een en ander is opgenomen in een tweetal bestuurlijke rapportages van 12 juni 2022 en 7 december 2022. Verweerder heeft daarom besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. [2] De sluiting is uiteindelijk geëffectueerd op 17 augustus 2022.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de woning van eiser terecht heeft gesloten. Zij doet dan aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onrechtmatig, onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd is. Allereerst is het geen herstelmaatregel meer te noemen nu op het moment van sluiting de overtreding al vier maanden geleden gepleegd was. Het laten verstrijken van zo’n lange periode heeft tot gevolg dat het doel van deze maatregel niet of onvoldoende wordt bereikt. Verder is er volgens eiser geen sprake van handel in drugs dan wel aanloop naar de woning om drugs te kopen. Dit blijkt volgens hem nergens uit. Anonieme meldingen van buurtbewoners zijn enkel vermoedens en kunnen niet worden aangemerkt als concrete aanwijzingen. Daar komt bij dat de 19,59 gram harddrugs die in de woning is aangetroffen, niet bestemd was voor handel/verkoop. Ook is eiser van mening dat de overtreding geen ernstig geval betreft. Dit houdt in dat moet worden afgeweken van het Damoclesbeleid van de gemeente Amersfoort. Verweerder had eiser eerst moeten waarschuwen en dus niet direct over moeten gaan tot sluiting van de woning. Dat eiser eerder is veroordeeld voor het bezit van harddrugs, betekent niet dat geen waarschuwing moest worden gegeven door de burgemeester. Ook kan de overtreding niet of onvoldoende worden verweten aan eiser omdat de drugs niet van hem waren, maar van iemand anders. De persoon in kwestie heeft hiertoe een schriftelijke verklaring overgelegd. Tot slot is sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen volgens het Damoclesbeleid gemeente Amersfoort, bestaande uit de sluiting van zijn woning, voor hem dusdanige ingrijpende gevolgen heeft, waardoor sluiting van zijn woning disproportioneel te achten is in verhouding tot de met de sluiting van de woning te dienen doel. De bijzondere omstandigheid is gelegen in het feit dat de in de woning aangetroffen harddrugs niet van hem waren, maar van iemand anders.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep volgens het beoordelingskader dat de Afdeling uiteen heeft gezet in de uitspraken van 28 augustus 2019 [3] en 25 november 2020 [4] , in de uitspraak van de Afdeling over de evenredigheid van 2 februari 2022 [5] en in de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022. [6]
Was de burgemeester bevoegd de woning te sluiten?
5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 25 november 2020, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Aangenomen mag worden dat een meer dan geringe hoeveelheid drugs niet, althans niet uitsluitend, voor eigen gebruik van een persoon bestemd is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. Daarbij kan in redelijkheid worden aangesloten bij de door het openbaar ministerie toegepaste criteria, volgens welke een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram als hoeveelheden voor eigen gebruik worden aangemerkt. Bij de aanwezigheid van een grotere hoeveelheid drugs is in beginsel aannemelijk dat deze bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit toetsingskader zal in het navolgende dan ook als uitgangspunt dienen.
5.1.
In de wetsgeschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet wordt genoemd dat bij een eerste overtreding niet tot sluiting van de woning dient over te gaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Indien sprake is van een ernstig geval, dan mag hiervan worden afgeweken. [7] De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning kan in ieder geval als een ernstig geval in deze zin worden aangemerkt.
5.2.
Uit de bestuurlijke rapportage van 12 juni 2022 volgt dat de politie op 3 april 2022 de volgende goederen in de woning heeft aangetroffen.
  • Een groot geldbedrag in verschillende coupures;
  • Lege gripzakjes;
  • Digitaal weegschaaltje;
  • 4,09 gram heroïne;
  • 15,5 gram cocaïne.
5.3
In totaal is er in de woning 19,59 gram harddrugs aangetroffen. Een dergelijke hoeveelheid kan niet meer worden gezien als drugs die voor eigen gebruik zijn bestemd. Tussen partijen is dan ook niet in geschil dat in de woning van eiser een handelshoeveelheid aan drugs is aangetroffen en dat de burgemeester daarom in beginsel bevoegd was de woning te sluiten.
Heeft de burgemeester in redelijkheid tot sluiting over mogen gaan?
6. De last tot sluiting voor de duur van drie maanden is, gelet op de in de woning aangetroffen harddrugs, in overeenstemming met het Damoclesbeleid gemeente Amersfoort. Dit betekent echter niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van deze duur heeft kunnen besluiten. Volgens vaste rechtspraak dient de burgemeester alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Daarbij overweegt de Afdeling dat aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet op een woning een zwaar gewicht dient te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van de in die bepaling neergelegde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van artikel 13b, eerste lid onder sub a, van de Opiumwet en het door verweerder gehanteerde beleid, bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan. Naast de conclusie dat sprake was van een overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid harddrugs in de woning heeft verweerder mogen vinden dat de manier waarop de drugs is aangetroffen – namelijk in bolletjes en in ponypacks die samen in een boterhamzakje zaten, in de nabijheid van lege gripzakjes, diverse bankbiljetten met een totale waarde van € 680,-, een weegschaaltje en drie mobiele telefoons – een indicatie geeft dat de drugs in de woning bestemd was voor de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan en dat de woning derhalve een rol vervult binnen de keten van drugshandel.
6.2.
Daarnaast doen zich meerdere indicatoren voor die benadrukken dat er sprake is van een ernstig geval. Verweerder heeft in dat kader mogen betrekken dat er diverse meldingen zijn van buurtbewoners die vermoeden dat eiser drugs dealt. Dit bleek volgens hen uit de vele korte bezoekjes aan zijn adres door ‘bijzondere figuren’. Het zou op sommige momenten een komen en gaan zijn. De mensen komen meestal met auto’s, waarvan de buurtbewoners regelmatig de kentekens doorgaven aan de politie. De politie heeft in de bestuurlijke rapportage van 7 december 2022 verklaard dat een aantal hiervan behoren bij bij de politie bekende harddrugsgebruikers. Daar komt bij dat er meerdere overlastmeldingen zijn gedaan. Deze overlast, en het vermoeden van drugshandel in en nabij de woning, is er volgens de rapportage ook nog in de maanden voorafgaand aan de sluiting. De rechtbank vindt deze meldingen, anders dan betoogt door eiser, voldoende concreet en verweerder heeft de meldingen dan ook kunnen betrekken. De combinatie van deze feiten en omstandigheden duiden er daarom op dat de drugs in de woning bestemd was voor de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
6.3.
Verweerder heeft de woningsluiting dan ook noodzakelijk mogen achten om de rust in de directe omgeving van de woning te herstellen, verdere verstoringen van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen, en de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Ook acht de rechtbank het tijdsverloop tussen de woningdoorzoeking en de sluiting onvoldoende lang om tot het oordeel te komen dat de sluiting niet noodzakelijk kon worden geacht. Dat de politie eerst het eigen onderzoek afrondt, waaronder het horen van eiser op 11 mei 2022, alvorens een bestuurlijke rapportage op te maken om verweerder te berichten is navolgbaar. Dit oordeel wordt mede ingegeven door het voortduren van niet alleen de overlast maar ook het vermoeden van drugshandel. Vanwege alle indicatoren is er sprake van een ernstig geval, en daarmee de noodzaak voor een woningsluiting van drie maanden gegeven. Verweerder heeft in beginsel dan ook niet hoeven volstaan met een waarschuwing.
Is de sluiting evenredig?
7. De rechtbank is van oordeel dat de sluiting evenwichtig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn verschillende omstandigheden van belang. Allereerst is van belang dat verweerder eiser verantwoordelijkheid heeft kunnen houden voor de in de woning aangetroffen harddrugs. Eiser heeft niet bestreden dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van de harddrugs in de woning. Verder lag de harddrugs voor eiser op de salontafel in een schoenendoos samen met aan de handel van drugs te relateren attributen en daarnaast een hoeveelheid contant geld. Gelet daarop valt eiser een verwijt te maken. De schriftelijke verklaring van de vriend van eiser dat de harddrugs van hem is, is niet geloofwaardig te achten om de in het primaire besluit gegeven motivering en door het feit dat deze verklaring eerst na voornemen is genoemd. Deze gestelde omstandigheid is verder ook niet aan te merken als bijzonder omstandigheid om van sluiting af te zien.
7.1.
Ook de omstandigheid dat er met de woning een specifieke binding bestaat, waardoor een sluiting mogelijk onevenredig zou zijn, blijkt nergens uit. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. In dit kader heeft verweerder geïnformeerd naar en over de mogelijkheden van vervangende huisvesting bij Team Bemoeizucht Amersfoort Stad door middel van ondersteuning, indien eiser geen vervangende woonruimte zou kunnen vinden of nergens anders terecht kan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen vinden dat eiser dat laatste niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij zelf heeft aangegeven terecht te kunnen bij zijn moeder en vriendin. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij na de sluiting bij zijn vriendin is gaan wonen en daar nog steeds woont. Verder leidt het feit dat de derde-partij is overgegaan tot ontbinding van de huurovereenkomst, niet tot de conclusie dat de sluiting onevenredig is. Het staat de derde-partij vrij dat te doen - meer specifiek voor dit geval bij de aangetroffen hoeveelheid drugs in de woning - en een woningsluiting is daarvoor niet van doorslaggevend belang. Een sluiting heeft alleen effect op de vraag hoe de huurovereenkomst juridisch gezien beëindigd kan worden. Dat een verhuurder de huurovereenkomst ontbindt wegens het aantreffen van harddrugs, valt dan ook niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder en hoeft in het kader van de evenredigheid daarom niet te worden meegewogen. Verweerder heeft mogen overwegen dat het belang van de sluiting groter is, ondanks dat eiser (mogelijk) zijn woning wordt uitgezet, gelet de ernst van de situatie en de verwijtbaarheid van eiser.
7.2.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken om tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden over te gaan.
Schadevergoeding
8. Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding bestaat in dit geval geen aanleiding omdat geen sprake is van onrechtmatige besluitvorming van verweerder.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond; en
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Op grond van artikel 13b, eerste lid en onder a, van de Opiumwet in samenhang bezien met de Beleidsregel Sluiting lokalen en woningen op grond van artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Amersfoort).
6.Zie onder meer ECLI:NL:RVS:2022:1910, 1911, 1913 en 1916.