In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden beoordeeld. De sluiting is opgelegd door de burgemeester van Amersfoort op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er op 3 april 2022 een handelshoeveelheid harddrugs in de woning werd aangetroffen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting, maar de rechtbank oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank stelt vast dat er voldoende bewijs is dat de aangetroffen harddrugs bestemd waren voor verkoop, en dat er meerdere meldingen van buurtbewoners zijn geweest die duiden op drugshandel vanuit de woning. Eiser heeft aangevoerd dat de sluiting onrechtmatig was en dat er geen sprake was van een ernstig geval, maar de rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting heeft kunnen besluiten. De rechtbank wijst erop dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in de woning als een ernstig geval kan worden aangemerkt, en dat de burgemeester niet verplicht was om eerst een waarschuwing te geven.
De rechtbank concludeert dat de sluiting van de woning evenredig is, gezien de ernst van de situatie en de verwijtbaarheid van eiser. Eiser heeft niet aangetoond dat de harddrugs niet van hem waren, en de rechtbank acht de verklaring van een vriend van eiser niet geloofwaardig. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen schadevergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van de Opiumwet en de bevoegdheid van de burgemeester om in dergelijke gevallen op te treden.