In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 14 maart 2024, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had op 18 mei 2021 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig beslist. Eiser heeft op 21 november 2023 een verweerschrift ontvangen van de Belastingdienst, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak eerder was doorgestuurd van de rechtbank Zeeland-West-Brabant naar de rechtbank Midden-Nederland, die bevoegd is om te oordelen over het beroep.
De rechtbank heeft overwogen dat de ingebrekestelling door eiser prematuur was, maar dat de Belastingdienst zich bewust was van de te late beslissing. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn ruimschoots is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank draagt de Belastingdienst op om alsnog een besluit te nemen binnen een bepaalde termijn en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 218,75 en het betaalde griffierecht van € 50,- moet worden vergoed.
De rechtbank benadrukt dat de termijnen voor het nemen van besluiten in deze zaken zijn vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en dat deze termijnen moeten worden nageleefd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.