In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 maart 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 6 april 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 13 april 2022 in gebreke was gesteld en eiser pas op 13 december 2023 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen.
De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 218,75, en het griffierecht van € 50,-. De rechtbank heeft de termijnen voor het nemen van een vooraankondiging en het besluit vastgesteld, waarbij verweerder binnen zes weken na de uitspraak een vooraankondiging moet doen en binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze een besluit moet nemen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet tijdig nemen van besluiten, waaronder de mogelijkheid van het opleggen van dwangsommen. De rechtbank heeft de termijnen die zijn vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overgenomen, wat de consistentie in de rechtspraak bevordert.