Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats], eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1 december 2017 voor € 39.500,- per jaar. De heffingsambtenaar heeft rekening gehouden met de huurvrije periode van anderhalve maand, door uit te gaan van een huurwaarde van
€ 38.013,- per jaar. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar een vergelijking gemaakt met gerealiseerde huurprijzen uit de markt van soortgelijke objecten in [woonplaats] rondom de waardepeildatum. Voor de kapitalisatiefactor is de heffingsambtenaar uitgegaan van 11,4. De heffingsambtenaar heeft de kapitalisatiefactor bepaald door de verkoopcijfers van vergelijkbare objecten te delen door getaxeerde huurwaarden.
€ 110 ([adres 8]) en € 95,- ([adres 9]), terwijl de gemiddelde gerealiseerde huurcijfers per m2 van de referentieobjecten € 94,- ([adres 2]), € 96 ([adres 3]),
€ 125,- ([adres 4]) en € 135,- ([adres 5]) bedragen. Uit de taxatiematrix blijkt verder dat voor het onderbouwen van de kapitalisatiefactor de heffingsambtenaar ten opzichte van het object van eiseres twee grotere referentieobjecten en een kleiner referentieobject heeft gehanteerd. De huurtransacties zijn daarom voldoende vergelijkbaar met de kooptransacties.
11 mei 2021 en is door de rechtbank op 21 maart 2024 uitspraak gedaan. De redelijke termijn van 2 jaar wordt dus met (afgerond naar boven) 11 maanden overschreden.
Beslissing
mr.D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.