Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. D. van der Wal en [.] ).
Inleiding
Op 13 december 2023 en 8 maart 2024 heeft eiseres nadere gronden ingediend.
Overwegingen
anderebeslissing dan die waartegen eiseres bezwaar heeft ingediend en nu in beroep komt. Verweerder heeft op die ingebrekestelling gereageerd bij brief van 19 oktober 2023, door te melden dat er tegen de beschikking van 30 maart 2023 geen bezwaar is ontvangen en dat de ingebrekestelling daarom onterecht is. In het verweerschrift in de onderhavige zaak stelt verweerder zich echter op een ander standpunt, namelijk dat als het beroep niet tijdig beslissen gegrond is (omdat eiseres haar dossier niet tijdig heeft ontvangen en daarom geen aanvullende gronden kon indienen) eiseres recht heeft op een bestuurlijke dwangsom. Ook stelt verweerder dat hij een dergelijke dwangsom is verschuldigd als er een geldige ingebrekestelling is ontvangen. Ter zitting is de daags voor de zitting toegezonden dwangsombeschikking van 14 maart 2024 besproken. Deze heeft eiseres ontvangen naar aanleiding van haar (aangepaste) ingebrekestelling van 8 augustus 2023, nu is gebleken dat zij door een medewerker van verweerder verkeerd is voorgelicht op de daarop te vermelden code van de beschikking waartegen zij bezwaar had ingediend. Nu er een dwangsombeschikking ligt, hoeft de rechtbank zich daar niet meer over uit te laten.
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;