ECLI:NL:RBMNE:2024:3134

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/91
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van gewaarborgde hulp bij wijziging persoonsgebonden budget

In deze zaak staat de vraag centraal of eiseres, als gewaarborgde hulp, belanghebbende is bij het besluit van 26 juli 2022 van het zorgkantoor met betrekking tot de wijziging van het persoonsgebonden budget (pgb) van de budgethouder. De rechtbank heeft op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in deze kwestie. De budgethouder ontving een pgb op basis van de Wet langdurige zorg en had eiseres aangesteld als gewaarborgde hulp. Het zorgkantoor heeft het pgb van de budgethouder gewijzigd en het bezwaar van eiseres tegen deze wijziging kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende zou zijn.

De rechtbank oordeelt dat het zorgkantoor terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen belanghebbende is. De rechtbank legt uit dat een belanghebbende iemand is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, en dat eiseres niet aan deze definitie voldoet. De rechtbank stelt vast dat de financiële gevolgen van het besluit van het zorgkantoor zich alleen voordoen in de relatie tussen de budgethouder en het zorgkantoor. Eiseres kan niet worden aangemerkt als belanghebbende, ook al zou zij in een civiele procedure aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Daarnaast overweegt de rechtbank dat het zorgkantoor niet verplicht was om eiseres te horen, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeert dat eiseres geen eigen, zelfstandig (vermogens)belang heeft bij het besluit van 26 juli 2022. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/91

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor, het zorgkantoor

(gemachtigde: mr. T. van Eijk).

Samenvatting

1. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres belanghebbende is bij het besluit van 26 juli 2022 ten aanzien van mevrouw [budgethouder] (hierna: de budgethouder) over de wijziging van haar persoonsgebonden budget (pgb) over 2018 en 2019.
2. De rechtbank oordeelt dat het zorgkantoor eiseres terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Het zorgkantoor heeft het bezwaarschrift dan ook terecht kennelijk nietontvankelijk verklaard.
3. Hierna beschrijft de rechtbank eerst wat er aan deze zaak vooraf is gegaan en hoe de procedure is verlopen. Vervolgens legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt.

Wat aan de zaak voorafging en verloop van deze procedure

4. De budgethouder ontving een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), op basis van zorgprofiel ‘4VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging’ en vanaf 26 augustus 2020 op basis van zorgprofiel ‘5VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg’. Bij deze zorgprofielen is een gewaarborgde hulp verplicht. [1] Budgethouder heeft eiseres aangesteld als haar gewaarborgde hulp. Budgethouder heeft zorg van haar zoon [zorgverlener] (hierna: zorgverlener) ontvangen die uit het pgb werd betaald.
5. Het zorgkantoor heeft op 26 juli 2022 het pgb van de budgethouder gewijzigd in die zin dat het pgb over de periode van 1 september 2018 tot en met 31 december 2019 wordt afgewezen wegens het niet nakomen van de opgelegde verplichtingen. Het toegekende pgb over 2018 en 2019 wordt hiermee verlaagd en teruggevorderd tot een bedrag van € 50.392,80. Het zorgkantoor deelt verder aan de budgethouder mee dat de vordering op dit moment nog niet wordt geind. Het zorgkantoor acht de gewaarborgde hulp verantwoordelijk voor de onrechtmatig gedeclareerde zorg en is daarom bereid om de vordering over te nemen op basis van het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst door de budgethouder. Verder verplicht het zorgkantoor de budgethouder om voor 17 augustus 2022 een nieuwe gewaarborgde hulp aan te stellen.
6. Eiseres heeft tegen het besluit van 26 juli 2022 bezwaar gemaakt.
7. Met het besluit van 10 januari 2023 (bestreden besluit) heeft het zorgkantoor het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres geen belanghebbende is bij het besluit van 26 juli 2022.
8. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het zorgkantoor heeft op 23 april 2024 een verweerschrift ingediend.
9. De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het zorgkantoor.

Beoordeling door de rechtbank

Is eiseres belanghebbende bij het besluit van 26 juli 2022?
10. Eiseres voert aan dat zij wel belanghebbende is omdat zij als gewaarborgde hulp in het besluit van 26 juli 2022 mede aansprakelijk wordt gesteld, althans haar wordt verweten dat zij onjuiste gegevens zou hebben opgestuurd ter declaratie. Verder stelt eiseres dat zij belanghebbende is omdat het besluit voor haar bezwarend is en de daarin gestelde beschuldigingen ook een strafrechtelijke impact voor haar kunnen hebben.
11. Een belanghebbende is iemand wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Dit staat in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er moet sprake zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang dat iemand in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat belang moet rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. Een belang dat uitsluitend is afgeleid van iemand anders voldoet niet aan deze eis.
12. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet is aan te merken als belanghebbende. Dat eiseres – wellicht – door het zorgkantoor aansprakelijk zal worden gesteld in een civiele procedure maakt haar geen belanghebbende bij het besluit van 26 juli 2022. Zoals de CRvB in zijn uitspraken van 23 november 2022 [2] heeft overwogen doen de financiële gevolgen van het aan de budgethouder gerichte besluit van 26 juli 2022 zich alleen voor in de relatie tussen de budgethouder en het zorgkantoor. Voor zover eiseres van dat besluit financiële gevolgen zal ondervinden, vloeien die niet rechtstreeks voort uit dat besluit. Dat het zorgkantoor de vordering op de budgethouder in de toekomst mogelijk op eiseres wil verhalen is immers een gegeven dat niet rechtstreeks met het besluit van 26 juli 2022 is verbonden. Het feit dat het zorgkantoor aan de budgethouder heeft aangeboden om een eventuele vordering op eiseres over te nemen op basis van het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst, bevestigt dit niet rechtstreekse verband. In het besluit van 26 juli 2022 heeft het zorgkantoor gesteld dat eiseres haar taken als gewaarborgde hulp niet naar behoren heeft vervuld en dat zij onbetrouwbaar wordt geacht en ongeschikt voor deze rol. Maar het zorgkantoor heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het besluit van 26 juli 2022 niet steunt op deze overwegingen. Het besluit berust immers op het standpunt van het zorgkantoor dat de budgethouder zich niet heeft gehouden aan de bij het pgb behorende verplichtingen. Welke verplichtingen door de budgethouder niet zijn nagekomen heeft het zorgkantoor in het besluit van 26 juli 2022 uiteengezet.
13. Dat de in het besluit van 26 juli 2022 opgenomen beschuldigingen ook een strafrechtelijke impact zouden kunnen hebben, leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat eiseres daarom als belanghebbende moet worden aangemerkt. Een bestuursrechtelijke procedure moet immers worden onderscheiden van een strafrechtelijke procedure; bij de strafrechter ligt een andere rechtsvraag voor en is een ander procesrecht van toepassing.
14. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval niet is gebleken dat eiseres een eigen, zelfstandig (vermogens)belang heeft bij het besluit van 26 juli 2022.
Heeft het zorgkantoor de hoorplicht geschonden?
15. Eiseres voert verder aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar.
16. De rechtbank overweegt dat van het horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar is sprake als er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over de ontvankelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank deed een dergelijke situatie zich hier voor. Het zorgkantoor mocht daarom afzien van het horen van eiseres.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 5.6 van de Regeling langdurige zorg.
2.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2461 en ECLI:NL:CRVB:2022:2462.