Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Overwegingen
- [adres 2] , verkocht op 10 november 2020 voor € 345.000,-;
- [adres 3] , verkocht op 24 februari 2021 voor € 470.000,-;
- [adres 4] , verkocht op 11 november 2020 voor € 345.000,-;
- [adres 5] , verkocht op 18 juli 2019 voor € 480.000,-.
6.1. Op de zitting is door de taxateur toegelicht dat er trendcijfers zijn gebruikt van twee verschillende jaren, afhankelijk van de datum van de koopovereenkomst. Voor 2019 was de trend 8,3% en voor 2020 was dat 13,7%. Deze indexeringscijfers zijn terug te vinden in de door hem overgelegde taxatiematrix. De rechtbank volgt deze uitleg van de heffingsambtenaar en kan deze indexeringscijfers afleiden uit de taxatiematrix. Voor de waarde op een bepaald tijdstip is de prijs maatgevend die onder de omstandigheden als opgenomen in artikel 17, tweede lid van de Wet WOZ zou zijn overeengekomen bij een op dat tijdstip gesloten koopovereenkomst. [1] Dat betekent dat de heffingsambtenaar – bij de indexering van de transactieprijs van de referenties naar de waardepeildatum – terecht is uitgaan van het moment dat de koopovereenkomst van de desbetreffende transactie is gesloten. Voor zover de gemachtigde van eiser heeft bedoeld te zeggen dat de trendcijfers onredelijk hoog zijn, is dat naar het oordeel van de rechtbank door hem niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.