8.1.De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het college niet in redelijkheid de algemene voorwaarde als genoemd in artikel 11, vierde lid, onder g, van de Verordening aan de afwijzing ten grondslag heeft mogen leggen. Dit betekent ook dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank is van oordeel dat dit gebrek - het hanteren van een onjuiste grondslag voor het bestreden besluit - niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kan worden gepasseerd. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank vindt echter wel dat er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dat wordt hieronder uitgelegd.
Voldoet eiseres aan de voorwaarde dat zij er alles aan heeft gedaan om haar woonprobleem op te lossen?
9. Ter zitting heeft het college gesteld dat eiseres ook kan worden tegengeworpen dat zij er niet alles aan heeft gedaan om haar woonprobleem op te lossen, zoals volgt uit het door het college besprokene bij de hardheidsclausule. Eiseres had een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, maar is pas in 2023 begonnen met zoeken naar een andere woning. Stukken waaruit moet blijken dat eiseres zich tijdig heeft ingespannen om andere woonruimte te vinden ontbreken, aldus het college.
10. Eiseres heeft als beroepsgrond aangevoerd, dat zij zich wel voldoende heeft ingespannen om een andere woning te vinden. Zij staat sinds 2018 ingeschreven als woningzoekende en ze reageert actief op met name lotingswoningen en ze heeft geen woningen geweigerd. Uit de verklaringen van De Schoor, onder andere die van 17 maart 2023, blijkt dat ze actief zoekt naar andere woonruimte. Daarnaast heeft eiseres in de bezwaarfase het Leger des Heils en Kwintes aangeschreven en die reageren niet. Er was wel een afspraak bij het Leger des Heils op 5 december 2023, maar toen kon eiseres niet. Zij heeft die afspraak afgezegd en er zou nog contact met haar worden opgenomen. Dat is niet gebeurd.
11. Op grond artikel 11, vierde lid, onder f, van de Huisvestingsverordening moet een woningzoekende er alles aan gedaan hebben om het probleem op te lossen; andere oplossingen zijn niet mogelijk of zijn uitgeput.
12. De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres er niet alles aan heeft gedaan om haar woonprobleem op te lossen. Het college stelt in dit verband terecht dat uit de brief van Dudok van 7 juli 2023 blijkt dat eiseres pas vanaf mei 2023 actief op zoek is gegaan naar een andere woning via WoningNet Almere , terwijl eiseres al vanaf 8 juli 2021 wist dat haar huurovereenkomst met Dudok van tijdelijke duur was en op 7 juli 2023 afliep. Ook stelt het college niet ten onrechte dat de gestelde initiatieven van eiseres om haar woonprobleem op te lossen niet zijn onderbouwd met stukken. Het college wijst in dit verband op de in brieven van De Schoor vermelde zoek-activiteiten, zoals het bekijken van particuliere woningen en het ingeschreven staan bij diverse woningbouwen in de omgeving van Almere /Amsterdam/Purmerend en het gestelde contact met verschillende makelaars en de stichting noodopvang Stedenwijk. Van eiseres mag verwacht worden dat ze die zoekpogingen documenteert. Het alleen inschakelen van maatschappelijke instellingen voor hulp is niet voldoende om aan deze algemene voorwaarde te voldoen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van eiseres zelf lag om een nieuwe afspraak bij het Leger des Heils te maken, toen de eerste afspraak niet doorging. De beroepsgrond slaagt niet.
Had het college de hardheidsclausule van toepassing moeten verklaren?
13. Bij het toepassen van de hardheidsclausule van artikel 27 van de Verordening komt het college een ruimte beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat de rechtbank dit punt dan ook slechts terughoudend kan toetsen.
14. De rechtbank heeft, evenals het college, begrip voor de niet ideale situatie van eiseres en haar kinderen. Toch vindt de rechtbank dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet op grond van de hardheidsclausule voor urgentie in aanmerking komt. Het college heeft in het bestreden besluit toegelicht dat hij de hardheidsclausule alleen toepast in zeer uitzonderlijke gevallen en dat de hardheidsclausule een uitzondering is op de uitzondering. Het college heeft kunnen vinden dat een dergelijk uitzonderlijke situatie zich nu niet voordoet, omdat eiseres en haar kinderen niet dakloos zijn en het volgens eiseres goed gaat met haar kinderen en zij zich niet in een onveilige situatie bevinden.
Handelt het college in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
15. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat het college handelt in strijd met artikel 8 van het EVRM, omdat eiseres door het afwijzend besluit genoodzaakt blijft een zwervend bestaan te leiden of een leven waarbij zij (al dan niet tijdelijk) wordt gescheiden van haar kinderen. Zij wordt hierdoor zodanig in haar privé- en gezinsleven aangetast dat het besluit daardoor in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
16. Artikel 8 van het EVRM heeft als doel het individu te beschermen tegen willekeurige inbreuken door de overheid op het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven. In dit geval gaat het om de vraag of, hoewel niet aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan, niettemin een urgentieverklaring moet worden verleend. Aan het effectief respecteren daarvan kunnen positieve verplichtingen voor de overheid zijn verbonden. In dat verband moet, in zaken als deze, worden beoordeeld of in het besluit om een urgentieverklaring te weigeren een juist evenwicht is bereikt tussen de belangen van het individu en het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling.Naar het oordeel van de rechtbank doen zich in het geval van eiseres geen feiten of omstandigheden voor waaruit een positieve verplichting tot het verlenen van een urgentieverklaring voortvloeit. Het college heeft erop kunnen wijzen dat niet is gebleken dat het voor eiseres niet mogelijk is op enigerlei wijze een gezinsleven met haar kinderen te hebben. Eiseres en haar kinderen hebben nu een huis. Het gezinsleven kan daar plaatsvinden. Het college heeft het belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres. Van een willekeurige inbreuk door de overheid op het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven, blijkt niet. De beroepsgrond slaagt niet.
Handelt het college in strijd met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK)?
17. Volgens eiseres handelt het college in strijd met artikel 3 van het IVRK, omdat het college met de afwijzing van de urgentie aanvraag de ontwrichtende situatie van eiseres en haar kinderen laat voortduren.
18. De rechtbank volgt het college in zijn standpunt dat het beroep van eiseres op artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) niet slaagt. De rechtbank merkt op dat artikel 3, eerste lid, van het IVRK, geen norm bevat die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar is. De bestuursrechter kan slechts toetsen of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en dus bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven.Dat is het geval. Het college heeft in het bestreden besluit expliciet rekening gehouden met de belangen van de kinderen van eiseres. Het college heeft meegewogen dat eiseres en haar kinderen geen zwervend bestaan leiden, het volgens eiseres zelf goed gaat met de kinderen en niet is gebleken van medische problematiek bij de kinderen. De beroepsgrond slaagt niet.