ECLI:NL:RBMNE:2024:5191

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
10791716 \ UC EXPL 23-7738
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betalingsverplichting van een student aan de Open Universiteit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2024 een vonnis gewezen in een geschil tussen de Open Universiteit, een publiekrechtelijke rechtspersoon, en een gedaagde die zich had ingeschreven voor onderwijs. De eisende partij, vertegenwoordigd door Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V., had een vordering ingesteld op 2 november 2023, maar de gedaagde had niet binnen de gestelde termijn geantwoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij les- of collegegeld verschuldigd is geworden door de inschrijving en dat de gevorderde betaling toewijsbaar is. De kantonrechter heeft echter de gevorderde vergoeding voor incassokosten afgewezen, omdat de inschrijfvoorwaarden onredelijk bezwarend waren en niet voldeden aan de wettelijke eisen. De gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en is veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10791716 UC EXPL 23-7738 YA/1386
Vonnis van 6 maart 2024
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
het publiekrechtelijk lichaam Open Universiteit,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft op 2 november 2023 een vordering ingesteld.
De kantonrechter heeft op verzoek van de gedaagde partij uitstel verleend voor het geven van antwoord. De gedaagde partij heeft niet binnen de daarvoor gegeven termijn geantwoord.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag het vonnis zal worden gewezen in deze zaak.

2.De beoordeling

2.1.
De gedaagde partij heeft zich ingeschreven om onderwijs te kunnen volgen bij de eisende partij, een door de overheid bekostigde onderwijsinstelling. Er zijn inschrijfvoorwaarden van toepassing, die de kantonrechter beschouwt als algemene voorwaarden.
2.2.
De gedaagde partij is door de inschrijving les- of collegegeld verschuldigd geworden. De gevorderde betaling daarvan is toewijsbaar. Datzelfde geldt voor de gevorderde vergoeding van rente, omdat de in de inschrijfvoorwaarden bedongen regeling op dit punt niet zodanig afwijkt van de wettelijke regeling dat de gedaagde partij daardoor aanzienlijk wordt benadeeld. Voor ambtshalve ingrijpen door de kantonrechter bestaat daarom geen aanleiding.
2.3.
De gevorderde vergoeding voor gemaakte incassokosten wordt wel afgewezen. Dat wordt als volgt toegelicht.
2.4.
In artikel 6:96 lid 5 en lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Besluit) is de omvang van de in rekening te brengen vergoeding beperkt. Ook heeft de wetgever benadrukt – en dat is in een uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) nog eens verduidelijkt – dat die vergoeding niet meteen bij het ontstaan van een betalingsachterstand is verschuldigd, maar dat éérst een aanmaningsbrief, de zogenoemde veertiendagenbrief, moet worden verstuurd, waarin een termijn van veertien dagen (gerekend vanaf de dag na ontvangst van de aanmaning door de consument/student) moet worden vermeld, waarbinnen het verschuldigde bedrag nog zonder extra kosten kan worden betaald.
2.5.
Het beding in artikel 8 van de toepasselijke inschrijfvoorwaarden studiejaar 2022-2023 wo bachelorprogrammering (versie 2 mei 2022) wijkt naar het oordeel van de kantonrechter ten nadele van de student aanzienlijk af van de wettelijke regeling, omdat de tekst van het beding, in strijd met de wettekst, niet uitsluit dat de incassokosten al zijn verschuldigd zodra de student in verzuim is. Het beding is daarom onredelijk bezwarend voor de gedaagde partij en om die reden moet het worden vernietigd. Als gevolg daarvan moet de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, ongeacht of de gevorderde vergoeding in de procedure wordt gebaseerd op het beding of op de wettelijke regeling. Dat volgt uit uitspraken van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68, en 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971.
2.6.
De gedaagde partij krijgt grotendeels ongelijk. Daarom zij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 322,00
- salaris gemachtigde
€ 135,00(1 punt x tarief € 135,00)
Totaal € 587,49.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij tegen bewijs van kwijting te betalen € 936,04, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 904,00 vanaf 2 november 2023 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eisende partij, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 587,49;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.