ECLI:NL:RBMNE:2024:5285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
16.220933.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting en beschadiging met jeugddetentie en PIJ-maatregel

Op 5 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting en beschadiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 347 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd met een proeftijd van drie jaar. De zaak werd behandeld na meerdere zittingen, waarbij de verdachte op 31 augustus 2023 brand stichtte in een flatwoning, wat levensgevaar en schade aan omliggende woningen veroorzaakte. Ook werd de verdachte beschuldigd van het vernielen van een schutting op 5 september 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks zijn autisme spectrum stoornis en licht verstandelijke beperking, en dat hij hulp nodig had. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De PIJ-maatregel is opgelegd om de verdachte de kans te geven zich te ontwikkelen en een toekomst op te bouwen, met bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.220933.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[straat 1] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] , [postcode 1] te [plaats 1] ,
thans verblijvende in het [verblijfplaats] te [plaats 2] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 december 2023, 12 maart 2024, 7 juni 2024, 21 juni 2024 en 5 september 2024. De zaak is op 21 juni 2024 inhoudelijk behandeld en op 5 september 2024 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Hoogendoorn, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 31 augustus 2023 in [plaats 1] opzettelijk brand heeft gesticht in/naast/aan de flatwoning aan het [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] toebehorende aan woningcorporatie [woningcorporatie] waardoor levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gevaar voor goederen is ontstaan.
feit 2
primair:
op 5 september 2023 in [plaats 1] een schutting van [slachtoffer] heeft vernield;
subsidiair:
dan wel op voornoemde datum en plaats heeft geprobeerd om die schutting te vernielen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2, primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2024,
  • proces-verbaal van aangifte [F] d.d. 8 september 2023
- proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 31 augustus 2023 [3] ;
- proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 16 november 2023 [4] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 31 augustus 2023, te [plaats 1] , opzettelijk brand heeft gesticht in/aan de (flat)woning [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] , toebehorende aan woningcorporatie [woningcorporatie] , door open vuur in aanraking te brengen met goederen in de opslagruimte welke zich naast de voordeur bevindt, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en omliggende woningen en de zich in de omliggende woningen bevindende goederen is ontstaan en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die omliggende woningen aanwezige personen te duchten was;
feit 2, primair
op 5 september 2023, te [plaats 1] , opzettelijk en wederrechtelijk een houten schutting behorende bij een woning gelegen aan de [straat 2] [nummeraanduiding 3/letter] , die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde heeft beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2, primair
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van het voorarrest tot op de dag dat verdachte bij [instelling 1] kan worden geplaatst;
- een PIJ-maatregel, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals door de deskundigen geadviseerd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat hij het eens is met de officier van justitie dat plaatsing in [instelling 1] zo spoedig mogelijk dient plaats te vinden. De raadsman vindt het juridisch gezien niet zuiver om op basis van de plaatsing in [instelling 1] de duur van de straf te bepalen, maar er lijkt tegelijkertijd geen alternatief te bestaan. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting en beschadiging. Verdachte heeft daarbij voorafgaand aan de brandstichting dreigmails gestuurd aan zijn moeder, wat beangstigend voor haar moet zijn geweest. Een tijd lang heeft verdachte de verantwoordelijkheid neergelegd bij een ander, die daardoor ten onrechte onderwerp van onderzoek door de politie is geweest. Brandstichting is een feit dat vaak veel overlast, ergernis en ook verdriet voor de slachtoffers tot gevolg heeft. Dierbare bezittingen kunnen voorgoed verloren gaan. Daarnaast kan brandstichting gevoelens van angst en onveiligheid oproepen bij de omwonenden, leiden tot maatschappelijke onrust en aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
In deze zaak heeft de brand grote schade aan de woning veroorzaakt. Zonder inzet van hulpdiensten was deze schade nog groter geweest, ook bij de omliggende woningen. De bewoners van de naastgelegen woningen moesten worden geëvacueerd. Daarnaast had een gaslekkage kunnen ontstaan, wat in combinatie met vuur een gasexplosie had kunnen veroorzaken. Door het handelen van verdachte is dus een potentieel levensgevaarlijke situatie ontstaan voor verschillende mensen.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister (het strafblad) van 14 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank ziet verdachte dan ook als
first offender.
Over verdachte is een triple-persoonlijkheidsrapportage (Pro Justitia Rapportage) opgesteld, op 4 april 2024 door [A] , psychiater, op 9 april 2024 door [B] , registerpsycholoog kinder- en jeugd, en op 20 april 2024 door [C] , neuroloog, en [D] , GZ-psycholoog/neuropsycholoog. In dit rapport komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een autisme spectrum stoornis en een licht verstandelijke beperking. Het recidiverisico wordt zonder passende behandeling als hoog ingeschat. De deskundigen adviseren om het jeugdstrafrecht toe te passen en om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. In het rapport wordt tot slot geadviseerd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen waarbij verdachte in een forensisch psychiatrische instelling voor jeugdigen kan worden geplaatst, bijvoorbeeld bij [instelling 1] .
Uit het reclasseringsrapport van 30 mei 2024, opgesteld door [E] , is onder meer naar voren gekomen dat de reclassering het advies uit de Pro Justitia Rapportage ondersteunt. De reclassering adviseert aan de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met kort gezegd de volgende voorwaarden: (I) meewerken aan reclasseringstoezicht (II) niet naar het buitenland, (III) opname in de zorginstelling ‘ [instelling 1] ’, (IV) ambulante behandeling en (V) meewerken aan begeleid wonen. Verdachte is door de reclassering reeds op 8 mei 2024 aangemeld voor een klinische opname bij [instelling 1] . Op 18 juni 2024 heeft een intakegesprek plaatsgevonden, dat positief is verlopen. Ter zitting heeft mevrouw [E] naar voren gebracht dat nog onduidelijk is wanneer verdachte geplaatst kan worden.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor brandstichting uit van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De hoogte daarvan hangt af van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank vindt het met name belangrijk dat verdachte hulp krijgt gelet op de conclusies van de deskundigen en de reclassering. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. Ook verdachte wil graag hulp.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op maandag 19 augustus 2024 geschorst, omdat er op het moment plek was bij [instelling 1] en hij daar geplaatst kon worden voor een gepaste behandeling Dat verdachte de juiste hulp krijgt, is zowel in zijn belang als in het belang van de maatschappij.
Omdat verdachte al lange tijd heeft vastgezeten, en omdat het allerbelangrijkste is dat verdachte hulp krijgt, vindt de rechtbank dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank zal aan verdachte daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte tot en met 19 augustus 2024 voorarrest heeft gezeten.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
Ten eerste moet bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis vastgesteld zijn. Er is bij verdachte sprake van een autisme spectrum stoornis en een licht verstandelijke beperking. Aan deze voorwaarde is daarom voldaan.
Ten tweede moet het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten hoger zijn dan vier jaar of moet het gaan om een van de misdrijven genoemd in artikel 77s, eerste lid, sub a Wetboek van Strafrecht. Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Uit de rapporten blijkt dat het recidiverisico zonder behandeling hoog is en dus de kans groot is dat verdachte opnieuw soortgelijke strafbare feiten zal plegen als hij niet op de juiste manier behandeld wordt. Aan deze voorwaarde is voldaan.
Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang zijn van de ontwikkeling van verdachte. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel biedt verdachte de kans zich te ontwikkelen en een toekomst op te bouwen. Ook verdachte ziet dat in. Aan deze voorwaarde is gelet op voorgaande eveneens voldaan.
Aan alle voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan. Nu het noodzakelijke hulpkader ook via een – minder verstrekkende – voorwaardelijke PIJ kan worden opgelegd, kiest de rechtbank voor deze optie. Mocht de voorwaardelijke PIJ-maatregel omgezet worden in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dan geldt dat deze verlengd kan worden, aangezien verdachte wordt veroordeeld voor meerdere geweldsfeiten (als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 3 Sv).
Conclusie
Alles overwegende legt de rechtbank verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 347 dagen en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van 3 jaar.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat recent door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om een voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren [5] , zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden toch dadelijk uitvoerbaar verklaren. Immers, gelet op de inhoud van de rapporten moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder de geadviseerde (spoedige) opname en behandeling bij [instelling 1] opnieuw een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarnaast wordt door verschillende (andere) gerechtshoven de voorwaardelijke PIJ-maatregel wel dadelijk uitvoerbaar verklaard. [6]
Van de (347) dagen jeugddetentie worden de dagen die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht afgetrokken. Volgens de berekening van de rechtbank betekent dit dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
Benadeelde [woningcorporatie]
Namens [woningcorporatie] , eigenaar van de (flat)woning [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] , heeft projectleider [F] aangifte gedaan van de brandstichting. Daarin zegt hij dat [woningcorporatie] de schade op de dader wil verhalen. Het dossier bevat geen voegingsformulier dat door [woningcorporatie] of een ander is ingediend.
Er is dan ook geen partij als benadeelde gevoegd en er is ook geen vordering door een benadeelde partij ingediend waarover de rechtbank een beslissing zou moeten nemen. Het dossier bevat wel een excel document dat blijkens de woorden bovenaan het document ziet op een ‘raming’ (ten behoeve) van ‘verzekerde [woningcorporatie] [straat 1] [nummeraanduiding 1] ’ , met een lijst aan posten en bedragen. Het document is wellicht bedoeld om de omvang van de schade inzichtelijk te maken, maar kan niet worden opgevat als een vordering. Het document is ook niet ondertekend.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2, primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 347 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
De straf is gelijk aan het voorarrest.
- veroordeelt verdachte tot de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie (3) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
 meewerkt aan het toezicht door de reclassering. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
o zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
o de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
  • niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat;
  • zich laat opnemen in " [instelling 1] ", [.]
, [straat 3] [nummeraanduiding 4] , [postcode 2] te [plaats 3] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er een plaats vrij is. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de klinische behandeling is afgerond. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, verdachte meewerkt aan de indicatiestelling en plaatsing. Verdachte verblijft nadat de behandeling in [instelling 1] is voltooid, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- waarbij aan [instelling 2] opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden van de maatregel en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en
mr. H.M. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2024.
mr. H.M. Vos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, op of omstreeks 31 augustus 2023, te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in/naast/aan de (flat)woning [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] , toebehorende aan woningcorporatie [woningcorporatie] , door open vuur in aanraking te brengen met één of meer goeder(en) in de opslagruimte welke zich naast de voordeur bevindt, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woning(en) en/of de zich in de (omliggende) woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen is ontstaan en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer zich in die omliggende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer ander(en) te duchten was;
feit 2
hij, op of omstreeks 5 september 2023, te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (houten) schutting (behorende bij een woning gelegen aan de [straat 2] [nummeraanduiding 3/letter] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 5 september 2023, te [plaats 1] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en wederrechtelijk een (houten) schutting (behorende bij een woning gelegen aan de [straat 2] [nummeraanduiding 3/letter] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde, te vernielen, beschadigen, onbruikbaar te maken en/of weg te maken, in de nabijheid van die (houten) schutting één of meerdere brandende lucifer(s), althans open vuur, in aanraking heeft gebracht met (een) bonnetje(s), althans papier, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 december 2023, dossiernummer 2023264650, onderzoek 3T23Zeep/ MD3R023092, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 641. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 29-30.
3.Pagina 161-166.
4.Pagina 519-520.
5.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:GHARL:2024:788.
6.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:GHDHA:2024:98.