ECLI:NL:RBMNE:2024:5974

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/4403 Rectificatie
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van de beslissing inzake leerlingenvervoer voor minderjarige met autismespectrumstoornis

In deze zaak hebben eisers, ouders van een minderjarige zoon, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van leerlingenvervoer. De zoon, die vanwege een autismespectrumstoornis niet zelfstandig kan reizen, kreeg op 1 juni 2023 een vergoeding voor onder begeleiding reizen per openbaar vervoer toegekend voor de periode van 4 september 2023 tot 31 juli 2024. Eisers waren het niet eens met deze beslissing en hebben bezwaar aangetekend, wat leidde tot een bestreden besluit op 8 september 2023 waarin het college zijn eerdere besluit handhaafde. Hierop hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 8 juli 2024 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college zijn besluit had gebaseerd op een verordening die niet meer van kracht was, waardoor het bestreden besluit op een onjuiste wettelijke grondslag berustte. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Dit betekent dat de eerder toegekende vergoeding voor openbaar vervoer onder begeleiding blijft bestaan, maar dat de eisers geen recht hebben op aangepast vervoer per taxibus, omdat zij niet voldoende hebben aangetoond dat zij niet in staat zijn om hun zoon naar school te begeleiden.

De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek bij de ouders ligt en dat de omstandigheden van de ouders, zoals werk en gebrek aan een ondersteunend netwerk, niet automatisch recht geven op een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer. De rechtbank heeft ook de hardheidsclausule van de verordening besproken, maar oordeelde dat de situatie van de ouders niet uitzonderlijk genoeg was om hiervan gebruik te maken. De rechtbank heeft het college opgedragen het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden, maar heeft geen verdere proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/4403 Rectificatie, pagina 4 (22 oktober 2024)

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigde: mr. B.E. Kunst).

Inleiding

1. Eisers hebben voor hun minderjarige zoon [minderjarige] op 8 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van leerlingenvervoer.
1.1.
Het college heeft in het besluit van 1 juni 2023 besloten om een vergoeding voor het onder begeleiding reizen per openbaar vervoer toe te kennen voor de periode van 4 september 2023 tot 31 juli 2024. Eisers zijn het niet eens met de toegekende voorziening en hebben bezwaar ingediend. Met het bestreden besluit van 8 september 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij zijn besluit gebleven. Eisers hebben beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van het college en [functie] [A] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers zijn ouders van een zoon en een dochter, beiden in de schoolgaande leeftijd. De dochter zit op de basisschool. Hun zoon zit op het [school] in [plaats] , een school voor voortgezet onderwijs voor jongeren die extra onderwijsondersteuning en specifieke begeleiding nodig hebben. Omdat de zoon van eisers vanwege onder meer een autismespectrumstoornis niet zelfstandig met het openbaar vervoer of de fiets naar school kan reizen, hebben zij een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van leerlingenvervoer.
3. Het college heeft de aanvraag getoetst aan de Verordening leerlingenvervoer gemeente Almere 2019 (Verordening 2019) en besloten bekostiging van leerlingenvervoer in de vorm van een vergoeding voor het onder begeleiding reizen per openbaar vervoer toe te kennen.
4. Eisers zijn het niet eens met het besluit van het college. Zij wensen aangepast vervoer in de vorm van vervoer per taxibus, omdat zij hun zoon niet naar school kunnen begeleiden. Ook hebben zij niemand in hun netwerk die hun zoon naar school kan begeleiden. Omdat het college bij zijn besluit is gebleven, hebben eisers beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor taxivervoer. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college ten onrechte voor de zoon van eisers geen vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekt?
7. Het college heeft zijn besluit gebaseerd op het advies van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Almere (hierna: de commissie) van 1 september 2023. De commissie stelt zijn advies gebaseerd te hebben op de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Almere 2022 (Verordening 2022). De rechtbank stelt echter vast dat uit de inhoudelijke overwegingen in het advies blijkt dat de commissie zich gebaseerd heeft op de Verordening 2019, die met ingang van 28 mei 2022 niet meer geldt. Omdat het college zijn besluit baseert op het advies van de commissie, betekent dit dat het bestreden besluit op een onjuiste wettelijke grondslag berust en daarom niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank vindt wel dat er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dat legt de rechtbank hierna uit.
8. Niet is in geschil is dat de zoon van eisers onder begeleiding met het openbaar vervoer kan reizen en, op grond van artikel 17 van de Verordening 2022, in aanmerking komt voor bekostiging van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider.
9. In geschil is de vraag of het college heeft mogen concluderen dat de zoon van eisers niet in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer. De rechtbank is van oordeel dat het college dat heeft mogen concluderen. Het college stelt in dit verband terecht dat uitgangspunt is dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de begeleiding van hun kinderen naar school. Dit staat in artikel 5, derde lid, van de Verordening 2022 en volgt ook uit vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken. [1]
10.
Onder omstandigheden kan dit anders zijn. Zo bepaalt artikel 18, aanhef en onder c, van de Verordening 2022 dat het college een vervoersvoorziening verstrekt in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school bezoekt, als genoegzaam door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.
11.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers dit niet hebben aangetoond. Eisers voeren weliswaar aan dat zij niet in staat zijn om hun zoon te begeleiden, maar zij hebben dit niet onderbouwd met stukken. Bovendien hebben de ouders, zo hebben zij op de zitting aangevoerd, de begeleiding van hun zoon naar school het afgelopen schooljaar zelf kunnen organiseren. Dat dit heel lastig en moeilijk is en dat eiseres genoodzaakt is minder te gaan werken, is onvoldoende voor de conclusie dat het college een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer had moeten verstrekken. Eisers hebben ook nog naar voren gebracht dat hun zoon soms noodgedwongen thuis zit. Hierover merkt de rechtbank op dat de bepalingen in de Verordening niet afdoen aan de verantwoordelijkheid van de ouder voor het schoolbezoek van de leerling. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek bij de ouder ligt en niet afhankelijk gemaakt kan worden van de vergoeding van kosten van leerlingenvervoer. [2] De beroepsgrond slaagt niet.
Slaagt een beroep op de hardheidsclausule?
12. Voor zover eisers een beroep doen op de hardheidsclausule van artikel 27 van de Verordening 2022 overweegt de rechtbank het volgende. Het college heeft hierover niet ten onrechte gesteld dat de omstandigheid dat beide ouders werken en geen netwerk hebben, niet maakt dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken. [3]

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond omdat het besluit op een onjuiste wettelijke grondslag berust. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit maar ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het betaalde griffierecht vergoeden. Niet gebleken dat eisers daarnaast nog proceskosten hebben gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 8 september 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van
€ 168,-€ 184,-aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Almere 2022
artikel 5. Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening
1. Ten behoeve van het schoolbezoek kennen burgemeester en wethouders aan de ouders van de in de gemeente verblijvende leerling op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.
2. (…)
3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen: ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van hun kinderen naar school.
4-8. (…)
Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider
Burgemeester en wethouders verstrekken aan de ouders van de leerling, die een school bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per fiets van de leerling en een begeleider van de leerling als:
a. (…)
b. de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.
2-3. (…)
artikel 18. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer
Burgemeester en wethouders verstrekken een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school bezoekt, als:
a. (…)
b. (…)
c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 16 of 17 en door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of
d-e. (…)
artikel 27. Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 februari 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) ECLI:NL:RVS:2023:402.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2018 ECLI:NL:RVS:2018:1095.
3.Zie bijvoorbeeld de hiervoor in noot 1 genoemde uitspraak.