ECLI:NL:RBMNE:2024:6327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang in bestuursrechtelijke zaak over adreswijziging

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, wordt het beroep van eiseres tegen de inschrijving van haar dochter in de basisregistratie personen (Brp) op het adres van haar ex-partner beoordeeld. De ex-partner van eiseres heeft op 8 februari 2023 aangifte gedaan van de verhuizing van de minderjarige dochter, waarna de dochter op 1 maart 2023 op het adres van de ex-partner is ingeschreven. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college van burgemeester en wethouders heeft het bezwaar op 22 augustus 2023 niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft op 23 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang heeft. Eiseres woont inmiddels bij haar zus in Duitsland en heeft geen belang bij het ongedaan maken van de adreswijziging van haar dochter. De rechtbank legt uit dat procesbelang een actueel en reëel belang moet zijn, en dat alleen een formeel of principieel belang niet voldoende is.

De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de zitting gesteld dat eiseres nog steeds procesbelang heeft vanwege het mislopen van kindgebonden budget en kinderbijslag. De rechtbank concludeert echter dat de stopzetting van deze tegemoetkomingen niet rechtstreeks voortvloeit uit de adreswijziging en dat de schade die eiseres stelt te hebben geleden niet aannemelijk is gemaakt. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard en krijgt eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4816

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigde: mr. A. van Rossem).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de inschrijving van haar dochter in de basisregistratie personen (Brp) op het adres van haar ex-partner.
1.1.
Op 8 februari 2023 heeft de ex-partner van eiseres aangifte gedaan van de verhuizing van de minderjarige dochter teneinde haar op zijn adres aan de [adres 1] in [woonplaats] in de Brp te laten inschrijven. De dochter stond daarvoor ingeschreven op het adres van eiseres, aan de [adres 2] . De afdeling Burgerzaken heeft op 1 maart 2023 de adreswijziging verwerkt en de dochter op het adres van de ex-partner ingeschreven.
1.2.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 19 april 2023. De bezwaaradviescommissie heeft het college op 4 augustus 2023 geadviseerd. Met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het procesbelang ontbreekt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Procesbelang is het belang dat iemand heeft bij de uitkomst van een procedure. Het moet daarbij gaan om een actueel en reëel belang. Ook moet het doel dat iemand nastreeft met de procedure ook daadwerkelijk kunnen worden bereikt met die procedure. Bovendien moet het realiseren van dat doel voor eiseres feitelijke betekenis hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. [1] Als procesbelang ontbreekt, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Uit het dossier [2] en tijdens de zitting is het de rechtbank gebleken dat eiseres inmiddels bij haar zus in Duitsland woont. Daardoor is de vraag gerezen of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep.
5. De gemachtigde van eiseres heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat eiseres nog steeds procesbelang heeft. Het procesbelang is volgens hem gegeven door het feit dat eiseres kindgebonden budget (KGB) en kinderbijslag voor haar dochter ontving en dat zij dit is misgelopen als gevolg van de adreswijziging van haar dochter. Volgens de gemachtigde van eiseres heeft zij zelf tot 15 juni 2022 in de woning aan de [adres 2] gewoond. Op die datum heeft namelijk de eindinspectie van de woningbouw plaatsgevonden, waarna eiseres de woning heeft verlaten.
6. De rechtbank overweegt dat de uitkomst van de procedure, in het geval het beroep gegrond zou worden verklaard, zou kunnen leiden tot het ongedaan maken van de adreswijziging van de dochter. Zij zou dan weer op de [adres 2] ingeschreven staan. Nu het vaststaat dat eiseres haar voormalige woning heeft verlaten en woonachtig is bij haar zus in Duitsland, kan de dochter niet meer bij eiseres op de [adres 2] worden ingeschreven. Eiseres heeft daarom geen belang bij het ongedaan maken van de adreswijzing van haar dochter. Dat eiseres vanaf de adreswijziging van haar dochter in maart 2023 nadeel zou hebben ondervonden vanwege het niet langer ontvangen van KGB en kinderbijslag, maakt niet dat zij nog een actueel en reëel belang heeft bij deze procedure over de adreswijziging, omdat de stopzetting van deze tegemoetkomingen is gebaseerd op andere wet- en regelgeving en daarmee niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks rechtsgevolg van de adreswijziging in de Brp.
7. Daarnaast is het zo dat procesbelang aanwezig kan worden geacht als iemand stelt schade te hebben geleden als gevolg van de bestreden besluitvorming. Het moet dan wel tot op zekere hoogte aannemelijk zijn gemaakt dat deze schade daadwerkelijk en als gevolg van het besluit is geleden. [3] Eerst tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres naar voren gebracht dat eiseres schade heeft geleden. Weliswaar heeft de gemachtigde van eiseres in zijn beroepschrift aangegeven dat eiseres kindvoorzieningen heeft misgelopen, maar dat is aangevoerd om aan te tonen dat de inschrijving volgens hem – anders dan het college meent - een besluit is en gericht is op rechtsgevolg. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat het mislopen van KGB en kinderbijslag een schadepost is waardoor eiseres procesbelang heeft. De gemachtigde van eiseres heeft desgevraagd niet duidelijk gemaakt hoe hoog die geleden schade is, dat deze daadwerkelijk is geleden en waarom deze schade het direct gevolg is van de adreswijziging. De rechtbank is daarom van oordeel dat de schade niet aannemelijk is gemaakt en daarom geen procesbelang voor eiseres oplevert.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en daarom komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de aangevoerde gronden.
9. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3757.
2.Uit het bestreden besluit volgt dat eiseres bij besluit van 27 juni 2023 per 5 oktober 2022 is uitgeschreven in de BRP van haar adres, n.a.v. het adresonderzoek dat o.a. een aanwijzing bevat dat eiseres in Duitsland verblijft.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 23 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4264 en 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2486.