Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser] uit [plaats], eiser(gemachtigde: M. Hehemann-Riedijk)
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], verweerder
Inleiding
Overwegingen
- [adres 2], verkocht op 1 december 2021 voor € 1.175.000,-;
- [adres 3], verkocht op 1 november 2021 voor € 1.356.000,-;
- [adres 4], verkocht op 15 maart 2021 voor € 1.100.000,-;
- [adres 5], verkocht op 25 december 2020 voor € 887.000,-; en
- [adres 6], verkocht op 16 augustus 2021 voor € 795.000,-.
[straat 1]niet vergelijkbaar zijn om als onderbouwing te kunnen dienen van de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning. Ook ten aanzien van de drie woningen aan de
[straat 2]en de woningen aan de
[adres 5]en
[adres 6]heeft eiser op zitting aangevoerd dat deze niet vergelijkbaar zijn. Zo wijken volgens eiser de woningen aan de
[straat 2]teveel af qua bouwjaar en verschillen de woningen aan de
[adres 5]en
[adres 6]aanzienlijk in gebruiksoppervlakte. Op de zitting heeft eiser nog aangevoerd dat de gebruikte referentiewoningen niet vergelijkbaar zijn vanwege de beter toegankelijke derde verdieping/zolder. Eiser wijst in dat verband ook op de omstandigheid dat de referentiewoningen over meer kamers beschikken.
[straat 1]in beroep niet meer onderdeel uitmaken van de onderbouwing zoals door de heffingsambtenaar uiteengezet in de waardematrix. Zij zal daarom de beroepsgrond ten aanzien van deze referentiewoning niet verder bespreken.
[straat 2], niet vanwege het bouwjaar maar wel vanwege de ligging. Volgens de taxateur komt aan ligging (in dezelfde straat als de woning) in dit geval namelijk een groter gewicht toe dan aan het bouwjaar. Voor de volledigheid zijn er daarnaast twee referentiewoningen uit de jaren ’50 (
[adres 5]en
[adres 6]) meegenomen in de matrix, die eveneens de vastgestelde waarde onderbouwen. De rechtbank volgt de taxateur in zijn standpunt dat voor de vergelijkbaarheid in dit geval de ligging voor de waardering zwaarder weegt dan het bouwjaar. Zij neemt daarbij in aanmerking dat ook de referentiewoningen uit de jaren ’50 leiden tot een gemiddelde m2-prijs die hoger is dan de m2-prijs die aan de WOZ-waarde van de woning ten grondslag is gelegd. Ten aanzien van het aantal kamers en de toegankelijkheid tot de zolder heeft de taxateur op de zitting toegelicht dat deze omstandigheden slechts van beperkte invloed zijn op de waardering. Wel is in de taxatiematrix een doelmatigheidscorrectie van 5% toegepast, vanwege de mindere bereikbaarheid van de zolder (via een vlizotrap). De rechtbank kan dit volgen, en heeft geen aanknopingspunten om eraan te twijfelen dat met deze correctie voldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentieobjecten. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2024.