Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
en
Inleiding
Overwegingen
- [adres 2] , verkocht op 18 november 2020 voor € 715.000,-;
- [adres 3] , verkocht op 24 augustus 2022 voor € 715.000,-;
- [adres 4] , verkocht op 23 juli 2020 voor € 569.000,-
- [adres 5] , verkocht op 22 juni 2022 voor € 1.045.015,-.
[adres 6],
[adres 7] [adres 8]en
[adres 2]. Eiser heeft daarbij de WOZ-waardes van de referentiewoningen vergeleken met het verkoopcijfer en heeft daarbij een nieuwe prijs per vierkante meter berekend op basis van de vastgestelde WOZ-waarde van de verschillende referentiewoningen. Eiser concludeert tot een nieuwe m2-prijs van zijn woning van
€ 3.300,-. Volgens eiser blijkt uit deze berekening dat de WOZ-waarde van zijn woning niet hoger kan zijn dan € 700.000,-.
[adres 6]en aan
[adres 7] [adres 8]in beroep niet meer door de heffingsambtenaar ter onderbouwing van de vastgestelde WOZ-waarde van de woning van eiser worden gebruikt. Bovendien overweegt de rechtbank dat de door de heffingsambtenaar gebruikte vergelijkingsmethode zich baseert op de gerealiseerde transactieprijzen en niet op de WOZ-waardes. De Wet WOZ schrijft voor dat de waarde elk jaar opnieuw wordt bepaald aan de hand van rond de waardepeildatum gerealiseerde transactiegegevens van vergelijkbare woningen, onafhankelijk van het jaar ervoor. De rechtbank overweegt daarnaast dat het de heffingsambtenaar vrij staat om de vastgestelde WOZ-waarde van de woning te onderbouwen met die referentiewoningen die hij het meest geschikt acht [1] , waarbij hij bij het bepalen van de WOZ-waarde mag aansluiten bij die vergelijkingsobjecten waarvoor de hoogste verkoopprijzen zijn gerealiseerd [2] . Het is de rechtbank niet gebleken dat de heffingsambtenaar daarvoor niet de beste vergelijkingen heeft gekozen. Ook blijkt uit de taxatiematrix dat de woning een m2-prijs heeft van € 3.472,- en de door de heffingsambtenaar gebruikte referentiewoningen respectievelijk € 4.024,-,
€ 4.067,-, en € 4.488,-. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat eiser stelt de keuze voor de gehanteerde referentiewoningen niet te betwisten. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024.