ECLI:NL:RBMNE:2024:725
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om paspoorten voor minderjarige kinderen wegens ontbreken Nederlanderschap en bewijs biologisch vaderschap
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 31 januari 2024, is het beroep van eiser tegen de beslissingen van de Minister van Buitenlandse Zaken om zijn aanvragen om paspoorten voor zijn twee minderjarige zonen buiten behandeling te stellen, ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de kinderen van eiser geen Nederlanderschap bezitten, omdat eiser niet binnen een jaar na erkenning van de kinderen het biologisch vaderschap heeft aangetoond met DNA-bewijs van een geaccrediteerd laboratorium. Eiser had op 12 september 2018 zijn kinderen erkend, maar de aanvragen voor de paspoorten werden pas op 26 november 2019 ingediend, zonder het vereiste DNA-bewijs. De rechtbank verwijst naar de Paspoortwet en de Rijkswet op het Nederlanderschap, die vereisen dat het biologisch vaderschap binnen een jaar na erkenning moet worden aangetoond. Eiser heeft weliswaar een DNA-rapport overgelegd, maar dit was te laat en voldeed niet aan de wettelijke eisen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de aanvragen buiten behandeling konden worden gelaten. Eiser heeft ook geen gronden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de termijn voor het overleggen van het DNA-bewijs zou moeten worden verlengd. De rechtbank wijst ook de stelling van eiser af dat de eis in strijd is met Europees recht, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad. De rechtbank concludeert dat de beslissingen van de minister in stand blijven en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.