ECLI:NL:RBMNE:2025:161

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/3912, UTR 24/3913, UTR 24/3915
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van voorschotten op basis van de NOW-3 regeling en de verplichting tot tijdige aanvraag van vaststelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 januari 2025, staat de terugvordering van voorschotten op basis van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) centraal. Eiseres, een BV, heeft subsidies aangevraagd en voorschotten ontvangen, maar heeft nagelaten om tijdig een aanvraag voor de definitieve vaststelling van deze subsidies in te dienen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarop besloten de subsidies op nihil te stellen en de voorschotten terug te vorderen, omdat er geen aanvragen voor vaststelling zijn ingediend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de minister heeft de bestreden besluiten gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelt dat het niet ontvangen van herinneringsbrieven geen excuus is voor het niet tijdig indienen van de vaststellingsaanvragen. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om op de hoogte te zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit de subsidieaanvragen. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid de voorschotten heeft kunnen terugvorderen, en dat er geen sprake is van schending van het evenredigheids- of gelijkheidsbeginsel. Eiseres heeft geen nieuwe kans gekregen voor het indienen van de aanvragen, en de rechtbank bevestigt dat de terugvordering van de voorschotten gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/3912, UTR 24/3913, UTR 24/3915

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] BV, uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor deze de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(gemachtigde: M.E. van Mourik).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of eiseres voorschotten aan de minister moet terugbetalen, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn heeft verzocht om vaststelling van de subsidies.
1.1.
Eiseres heeft op 9 december 2020, 13 maart 2021 en 13 juni 2021 aanvragen ingediend op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3). De minister heeft bij besluiten van 14 december 2020, 15 maart 2021 en 22 juni 2021 tegemoetkomingen toegekend. Op basis hiervan heeft de minister ook voorschotten aan eiseres uitbetaald.
1.2.
Bij besluiten van 8, 9, 10, 11 en 13 mei 2023 heeft de minister aan eiseres meegedeeld dat het definitieve bedrag van de tegemoetkomingen niet kan worden berekend omdat daartoe geen aanvragen zijn ingediend. De minister beslist dat eiseres daarom de voorschotten moet terugbetalen. Het gaat om een bedrag van in totaal € 14.412,-.
1.3.
Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Met drie afzonderlijke besluiten van 10 april 2024 (de bestreden besluiten) is de minister bij die besluiten gebleven.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 december 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting gevoegd behandeld. [1] Hierbij werd eiseres vertegenwoordigd door de heer [gemachtigde] en de gemachtigde. Ook de gemachtigde van de minister was aanwezig.

Beoordelingskader

2. In deze zaken hebben de aanvragen betrekking op drie achtereenvolgende periodes die de derde, vierde en vijfde tranche worden genoemd. Voor ieder van deze periodes geldt dat eerst wordt beslist op een aanvraag om een tegemoetkoming. Bij een positief besluit wordt een voorschot betaald. Daarna moet de aanvraag voor de definitieve berekening worden ingediend. Op basis daarvan wordt de subsidie definitief vastgesteld en volgt indien nodig een nabetaling of terugbetaling.
2.1.
In de NOW-3 is bepaald dat de vaststelling uiterlijk op 22 februari 2023 moet worden aangevraagd. [2] Ook is bepaald dat het verstrekte voorschot geheel of gedeeltelijk kan worden teruggevorderd indien dit ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt of indien de subsidieontvanger niet aan zijn verplichtingen voldoet. [3] Een van die verlichtingen is het overleggen van een definitieve opgave van de omzetdaling in de subsidieperiode. [4] Die informatie is namelijk nodig om tot vaststelling van de subsidie te kunnen komen.
2.2.
Naast de bepalingen van de NOW-3, is ook titel 4.2 van de Awb van toepassing. Hier is onder meer bepaald dat als een aanvraag om vaststelling van de subsidie niet binnen de voorgeschreven termijn is ingediend, het bestuursorgaan daarvoor een nieuwe termijn kan stellen. [5] De minister heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een nieuwe termijn gesteld tot uiterlijk 19 april 2023. Als niet aan de voorwaarden voor de subsidie wordt voldaan of geen aanvraag wordt ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld. [6] Dit kan ook een vaststelling op nihil zijn. Vervolgens kunnen onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd. [7]

De aanvragen, besluiten en brieven

3. In de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
NOW-1
3.1.
Eiseres heeft een subsidiebeschikking aangevraagd voor de NOW-1 en daarop een voorschotbeschikking ontvangen. Vervolgens heeft eiseres op 21 september 2021 de vaststellingsbeschikking aangevraagd. Bij besluit van 15 oktober 2021 is de tegemoetkoming definitief vastgesteld.
NOW-3, derde tranche
4. Op 9 december 2020 heeft eiseres, door middel van haar administrateur [bedrijf] , een aanvraag ingediend voor de NOW-3, derde tranche. De minister heeft bij besluit van 14 december 2020 aan eiseres een voorschot toegekend.
4.1.
In de periode van 4 oktober 2021 tot en met 22 februari 2023 kon de vaststellingsbeschikking worden aangevraagd. De minister heeft eiseres door middel van een brief van 24 januari 2023 hieraan herinnerd. De periode is verlengd tot uiterlijk 19 april 2023. De minister heeft eiseres door middel van een brief van 28 februari 2023 hierover geïnformeerd. Eiseres heeft geen aanvraag voor de vaststellingsbeschikking ingediend.
4.2.
Bij besluiten van 8 en 11 mei 2023 heeft de minister ambtshalve de subsidie op nihil gesteld en eiseres verplicht het voorschot terug te betalen. Tegen deze besluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt en dit heeft geleid tot één van de bestreden besluiten van 10 april 2024.
4.3.
Voor deze terugbetaling heeft eiseres een terugbetalingsregeling aangevraagd. Bij besluit van 24 mei 2024 heeft de minister hiermee ingestemd. Eiseres dient het voorschot in 48 maanden terug te betalen.
NOW-3, vierde tranche
5. Op 13 maart 2021 heeft eiseres, door middel van haar administrateur [bedrijf] , een aanvraag ingediend voor de NOW-3, vierde tranche. De minister heeft bij besluit van 15 maart 2021 aan eiseres een voorschot toegekend.
5.1.
In de periode van 13 januari 2022 tot en met 22 februari 2023 kon de vaststellingsbeschikking worden aangevraagd. De minister heeft eiseres door middel van een brief van 19 januari 2023 hieraan herinnerd. De periode is verlengd tot uiterlijk 19 april 2023. De minister heeft eiseres door middel van een brief van 28 februari 2023 hierover geïnformeerd. Eiseres heeft geen aanvraag voor de vaststellingsbeschikking ingediend.
5.2.
Bij besluiten van 9 en 13 mei 2023 heeft de minister ambtshalve de subsidie op nihil gesteld en eiseres verplicht het voorschot terug te betalen. Tegen deze besluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt en dit heeft geleid tot één van de bestreden besluiten van 10 april 2024.
5.3.
Voor deze terugbetaling heeft eiseres een terugbetalingsregeling aangevraagd. Bij besluit van 24 mei 2024 heeft de minister hiermee ingestemd. Eiseres dient het voorschot in 48 maanden terug te betalen.
NOW-3, vijfde tranche
6. Op 13 juni 2021 heeft eiseres, door middel van haar administrateur [bedrijf] , een aanvraag ingediend voor de NOW-3, vijfde tranche. De minister heeft bij besluit van 22 juni 2021 aan eiseres een voorschot toegekend.
6.1.
In de periode van 31 januari 2022 tot en met 22 februari 2023 kon de vaststellingsbeschikking worden aangevraagd. De minister heeft eiseres door middel van een brief van 23 januari 2023 hieraan herinnerd. De periode is verlengd tot uiterlijk 19 april 2023. De minister heeft eiseres door middel van een brief van 28 februari 2023 hierover geïnformeerd. Eiseres heeft geen aanvraag voor de vaststellingsbeschikking ingediend.
6.2.
Bij besluiten van 10 en 13 mei 2023 heeft de minister ambtshalve de subsidie op nihil gesteld en eiseres verplicht het voorschot terug te betalen. Tegen deze besluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt en dit heeft geleid tot één van de bestreden besluiten van 10 april 2024.
6.3.
Voor deze terugbetaling heeft eiseres een terugbetalingsregeling aangevraagd. Bij besluit van 24 mei 2024 heeft de minister hiermee ingestemd. Eiseres dient het voorschot in 48 maanden terug te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

7. In deze procedure staat vast dat eiseres wel voor de NOW-1 een aanvraag tot vaststelling heeft ingediend, maar geen aanvragen voor de vaststellingsbeschikkingen heeft ingediend voor de NOW-3, derde, vierde en vijfde tranche. De rechtbank beoordeelt of de minister eiseres terecht geen nieuwe kans heeft geboden voor het aanvragen van de vaststellingen en de betaalde voorschotten terecht heeft teruggevorderd. De rechtbank doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7.1.
Eiseres stelt dat het niet binnen de termijn indienen van de aanvragen voor de vaststellingsbeschikkingen haar niet mag worden tegengeworpen omdat zij de herinneringsbrieven van de minister niet heeft ontvangen en dat zij nu ongelijk wordt behandeld ten opzichte van anderen die deze brieven wel hebben ontvangen. Eiseres wil dat haar een nieuwe kans voor het indienen van deze aanvragen moet worden geboden. De bestreden besluiten zijn volgens eiseres in strijd met het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel en berusten op een onvoldoende afweging van de belangen.
Het evenredigheidsbeginsel
8. Eiseres stelt dat in haar geval de bepalingen in de NOW-3, op grond waarvan de tegemoetkoming wordt geweigerd als niet uiterlijk op de uiterste aanvraagdatum een definitieve aanvraag wordt gedaan, onredelijk uitpakken. Daarmee doet eiseres een beroep op het evenredigheidsbeginsel en vraagt zij om een exceptieve toetsing van de regeling in de NOW-3.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat het evenredigheidsbeginsel niet is geschonden. Voor deze beoordeling geldt als uitgangspunt dat de minister bij de totstandkoming van een subsidieregeling als de NOW-3 veel beslissingsruimte heeft. Dit heeft tot gevolg dat de bestuursrechter terughoudend moet toetsen. De NOW-3 is een noodmaatregel waarbij snel voor een zeer groot aantal werkgevers duidelijkheid moest worden verschaft. De regeling heeft daarom een generiek en grofmazig karakter en daarom is daarin geen hardheidsclausule opgenomen. [8] Voor de berekening van de definitieve vaststelling is de minister afhankelijk van de door de subsidieontvanger aan te leveren gegevens. Het is daarom belangrijk dat deze tijdig, binnen de vastgestelde termijn, worden aangeleverd. In de nota van toelichting staat dat de subsidieverlening waarvoor niet tijdig de vaststelling is aangevraagd, wordt ingetrokken en dat dit tot gevolg heeft dat de voorschotten onverschuldigd zijn betaald en daarom worden teruggevorderd. [9] Dit is daarmee uitdrukkelijk de bedoeling geweest van de minister en daaraan komt doorslaggevende betekenis toe.
8.2.
Tegen deze achtergrond zal de rechtbank hierna beoordelen of het vasthouden aan deze toepassing van de regeling in dit geval voor eiseres onredelijk bezwarend is. Dit doet de rechtbank aan de hand van de stellingen van eiseres over haar bekendheid met de verplichtingen die samenhangen met deze subsidieregeling.
De aanvraagtermijn
9. Eiseres stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de termijn voor het indienen van de aanvragen om vaststelling van de subsidies. Dit is volgens eiseres ten minste gedeeltelijk ook aan de minister te wijten. De minister mag daarom niet vasthouden aan de uiterste datum voor het indienen van de aanvragen.
9.1.
De rechtbank gaat daar niet in mee. Eiseres wist, althans kon redelijkerwijs weten dat zij nadat zij het toekenningsbesluit en het voorschot had ontvangen, tijdig een definitieve vaststelling moest aanvragen. Immers voor de aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 heeft eiseres dit wel gedaan. Eiseres kon daarom niet in de veronderstelling verkeren dat na het verkrijgen van het voorschot niets meer van haar werd verwacht.
9.2.
De uiterste datum voor het indienen van de aanvraag voor de vaststelling is opgenomen in de NOW-3. Met het aanvragen van de voorschotbeschikkingen heeft eiseres verklaard alle verplichtingen te kennen die horen bij de tegemoetkoming NOW. Deze verklaring is onderdeel van het aanvraagformulier. Dit is ook in overeenstemming met het uitgangspunt dat het de eigen verantwoordelijkheid van eiseres is om bij het indienen van een aanvraag om subsidie op de hoogte te zijn van de voorwaarden en termijnen die daarbij gelden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het in beginsel de verantwoordelijkheid van eiseres is kennis te nemen van de verplichting en de bijbehorende termijn. Hierna zal de rechtbank ingaan op de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven hier toch anders over te oordelen.
9.3.
De beschikkingen waarin de subsidies en voorschotten zijn toegekend, zijn niet het onderwerp van deze procedure. Op de zitting heeft eiseres gesteld niet bekend te zijn met deze beschikkingen omdat zij die niet heeft ontvangen en eiseres deze ook niet als onderdeel van de door de minister in deze procedure overgelegde stukken heeft ontvangen.
9.4.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiseres niet bekend is met deze beschikkingen. Deze beschikkingen zijn immers gezonden aan het adres waar eiseres destijds gevestigd was en wat tevens het woonadres van de bestuurder van eiseres was. De door de minister overgelegde stukken heeft de rechtbank aan eiseres doorgezonden. Daarnaast heeft de rechtbank op 14 oktober 2024 onder andere de inventarislijst van de door de minister overgelegde stukken per e-mail aan eiseres gezonden, met het aanbod op verzoek ook de daarop vermelde stukken per e-mail toe te zenden. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiseres wel over deze stukken beschikt of kon beschikken.
9.5.
In beroep stelt eiseres dat de aanvragen voor een definitieve vaststelling ‘door omstandigheden’ niet door de administrateur zijn ingediend. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat dit er destijds tussendoor is geglipt. De adviseur van eiseres die de aanvragen voor de voorschotbeschikkingen heeft ingediend, is niet door eiseres geïnstrueerd ook de aanvragen voor de vaststellingsbeschikkingen in te dienen. De rechtbank leidt uit dit eigen standpunt van eiseres af dat eiseres zich wel bewust was van de verplichting de vaststellingsbeschikkingen aan te vragen, maar dat niet heeft gedaan. Dat verzuimd is om de aanvragen in te dienen is geen bijzondere omstandigheid. Dit zijn omstandigheden die voor rekening van eiseres blijven. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor het naleven van de verplichtingen die horen bij het aanvragen en toegekend krijgen van een subsidie.
10. In verband met de verplichting de vaststelling aan te vragen heeft de minister op 19, 23 en 24 januari 2023 aan eiseres herinneringsbrieven gezonden. Na ommekomst van de termijn heeft de minister een extra termijn geboden voor het indienen van de aanvragen. Daarover heeft de minister op 28 februari 2023 brieven gezonden aan eiseres. Eiseres stelt de brieven van januari en februari 2023 niet te hebben ontvangen. In september 2021 is eiseres verhuisd van het adres [adres 1] naar [adres 2] in [plaats] . Daarna is eiseres verhuisd naar Cyprus. Eiseres heeft de verhuizingen doorgegeven aan de Kamer van Koophandel. Dit is volgens de website van het Uwv voldoende om ook bij het Uwv een verhuizing te laten registreren. Eiseres meent dat haar geen verwijt kan worden gemaakt als het Uwv, dat door de minister met de uitvoering van de NOW-3 is belast, de verhuizingen niet verwerkt en brieven aan een oud adres stuurt.
10.1.
De in januari en februari 2023 door de minister verzonden brieven zijn geadresseerd aan het adres [adres 1] . Op dat moment was dat niet meer het adres van eiseres. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat de uitvoering van de NOW-regelingen een bijzondere taak voor het Uwv vormde. Voor die taak werd, anders dan voor de andere taken van het Uwv, geen gebruik gemaakt van het netwerk Suwinet waarin gegevens worden uitgewisseld en waarin een verhuizing die bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd automatisch wordt verwerkt. Dit verklaart volgens de minister waarom de verhuizingen niet voor de toepassing van de NOW-3 zijn verwerkt en de brieven nog aan het oude adres zijn gezonden.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat met het voorgaande kan worden verklaard waarom de brieven aan het oude adres zijn gezonden. Dit doet echter niet af aan het feit dat eiseres zowel door de kennisname van de regeling bij het aanvragen van de subsidies in 2020 en 2021 als door de duidelijke vermelding in de voorschotbeschikkingen op de hoogte kon zijn van de verplichting om tijdig de vaststellingen aan te vragen. Eisers wist, toen zij de voorschotten ontving, dat zij tijdig de aanvragen voor de definitieve vaststellingen moest aanvragen. Daarvoor maakt het al dan niet ontvangen van herinneringsbrieven op een later moment geen verschil. Eiseres kon in ieder geval vanaf 31 januari 2022 weten dat zij de subsidievaststelling toen moest aanvragen. De rechtbank kan daarom het standpunt van de minister volgen dat de herinneringsbrieven van januari februari 2023 niet meer dan een extra service waren. Ook als de minister de herinneringsbrieven niet had verzonden, had eiseres de definitieve berekening van de subsidie tijdig, vóór de sluitingsdatum op 19 april 2023, moeten aanvragen. Dat eiseres de brieven door haar verhuizingen niet heeft ontvangen, maakt daarom niet dat haar niet kan worden verweten dat zij de subsidievaststelling niet heeft aangevraagd. [10]
Tussenconclusie beroep op het evenredigheidsbeginsel
11. Op grond van deze beoordeling ziet de rechtbank, hoewel dit voor eiseres nadelig uitpakt, geen ruimte om – met toepassing van de (terughoudende) exceptieve toets – af te wijken van de in de NOW-3 opgenomen uiterlijke aanvraagdatum, die uiteindelijk ook door de minister is verlengd. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel.
11.1.
Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.
Het gelijkheidsbeginsel
12. Eiseres heeft ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Zij stelt ongelijk behandeld te worden ten opzichte van andere subsidieontvangers die de herinneringsbrieven wel hebben ontvangen.
12.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Ook voor andere subsidieontvangers die wel de herinneringsbrieven hebben ontvangen, geldt immers dat de minister strak vasthoudt aan de uiterste datum voor het indienen van de aanvraag voor de vaststellingbeschikking. Er is derhalve geen sprake van andere partijen die een gelegenheid krijgen die eiseres niet heeft gekregen.
12.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
De belangenafweging
13. Eiseres stelt dat haar belangen onvoldoende in de besluitvorming zijn betrokken. Daarbij noemt eiseres dat het om een relevant financieel belang voor eiseres gaat.
13.1.
De NOW-3 biedt de minister de bevoegdheid verstrekte voorschotten terug te vorderen. Dat betekent dat de minister niet verplicht is terug te vorderen. De minister moet een afweging maken en uitleggen waarom tot terugvordering wordt overgegaan.
13.2.
In de bestreden besluiten heeft de minister toegelicht dat het voor eiseres kenbaar was dat de aanvragen moesten worden ingediend, dat de termijn daarvoor is verlengd en dat daar op verschillende manieren extra ruchtbaarheid is gegeven. Het belang van eiseres is afgewogen tegen het algemeen belang van de doelmatige uitvoering van de regeling. Op de zitting heeft de minister hieraan toegevoegd het belang van de zorgvuldige besteding van publieke middelen, om welke reden onverschuldigd betaalde voorschotten moeten worden teruggevorderd. Dit is volgens de rechtbank een legitiem doel waaraan belangrijke betekenis toekomt. [11]
13.3.
Eiseres heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat zij mogelijk in financiële problemen komt door de terugvordering. De minister wijst erop dat voor ieder van de drie terug te betalen voorschotten een betalingsregeling is overeengekomen. Op de zitting heeft eiseres verklaard dat deze verplichting niet onhaalbaar is.
13.4.
De rechtbank kan de uitleg van de minister volgen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de terugvordering van het voorschot zodanig ingrijpend is voor eiseres dat de minister daar geheel of gedeeltelijk van af had moeten zien.
13.5.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. De rechtbank is van oordeel dat de minister in redelijkheid de tegemoetkoming op grond van de NOW-3 op nihil heeft kunnen stellen en de ten onrechte uitbetaalde voorschotten van in totaal € 14.412,- heeft mogen terugvorderen. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
15. Voor een proceskostenvergoeding of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Artikel 24 van de NOW-3.
3.Artikel 25 van de NOW-3.
4.Artikel 12, aanhef en onder i, van de NOW-3.
5.Artikel 4:44, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 4:44, vierde lid, artikel 4:46 en artikel 4:47 van de Awb.
7.Artikel 4:94, vierde lid, van de Awb.
8.Dit is de vaste lijn in de jurisprudentie. Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 19 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1418.
9.Staatscourant 2020, 52209.
10.Dit is al eerder zo beoordeeld in de jurisprudentie. Zie bijvoorbeeld: Rechtbank Amsterdam 3 mei 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2539.
11.Dit is al meermaals in de rechtspraak aan de orde gekomen. Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 2 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1282 en Centrale Raad van Beroep 16 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1003.