ECLI:NL:RBMNE:2025:1749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11263774
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een auto met mankementen en de gevolgen van non-conformiteit

In deze zaak heeft eiser een auto gekocht van gedaagde, maar wil hij de koop ongedaan maken vanwege mankementen aan de auto. Eiser stelt dat de auto non-conform is en dat hij recht heeft op schadevergoeding. Gedaagde betwist dit en de kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst een consumentenkoop betreft, waarbij eiser als natuurlijk persoon handelt en gedaagde als ondernemer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser bij de koopovereenkomst beschikte over alle essentiële informatie en dat de auto bij aflevering aan de overeenkomst voldeed. Eiser heeft niet aangetoond dat de mankementen die hij na de koop heeft geconstateerd, al aanwezig waren ten tijde van de levering. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van non-conformiteit en dat eiser de koopovereenkomst niet kan ontbinden. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 745,50 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11263774 \ UC EXPL 24-5580
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A. Azauiyat,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.E. Tip.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in voorwaardelijke reconventie;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie en voorwaardelijke aanvullende eis;
  • een akte uitlaten.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat een vonnis zal worden gegeven.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft een auto van [gedaagde] gekocht. [eiser] wil die koop ongedaan maken (ontbinden/vernietigen) en schadevergoeding ontvangen, omdat de auto mankementen vertoont en daardoor sprake is van non-conformiteit en/of dwaling. [gedaagde] is het daar niet mee eens. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] afwijzen. Dit wordt als volgt toegelicht.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
[eiser] is een natuurlijk persoon, handelend buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit, en [gedaagde] exploiteert een autobedrijf dat zich richt op de inkoop, verkoop en consignatie van voornamelijk klassieke auto’s.
3.2.
Op 6 juli 2023 heeft [eiser] een koopovereenkomst met [gedaagde] gesloten voor een auto, te weten een Volvo V70, uit bouwjaar 1998 en met een kilometerstand van 217.000 (hierna: de auto). Voorafgaand aan de koop van de auto heeft [eiser] een proefrit gemaakt. Tijdens die proefrit bleek dat de auto een aantal mankementen had.
3.3.
Bij de verkoop van de auto is afgesproken dat [gedaagde] – in ieder geval – één van die mankementen, namelijk het brandende motormanagementlampje, zou nakijken en voor de levering zou herstellen. [eiser] heeft vervolgens het afgesproken bedrag aan [gedaagde] betaald en de auto opgehaald. Op het moment van ophalen brandde het motormanagementlampje niet. Op de factuur staat vermeld:
“Verkocht zoals bereden en gezien zonder garantie”.
3.4.
[eiser] heeft in de periode na levering herhaaldelijk contact opgenomen met [gedaagde] , omdat de auto volgens hem meerdere mankementen vertoonde. Om die mankementen aan te tonen, heeft [eiser] de auto op zijn kosten door een Volvodealer, en later door het [bedrijf] , laten onderzoeken. Naar aanleiding van die onderzoeken heeft [eiser] op 9 oktober 2023 een ingebrekestelling aan [gedaagde] gestuurd met het verzoek de mankementen aan de auto te herstellen. Naar aanleiding van die ingebrekestelling zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] de auto op 26 oktober 2023 bij [eiser] zou komen ophalen en de mankementen zou herstellen.
3.5.
[gedaagde] heeft de auto op de overeengekomen datum opgehaald en heeft herstelwerkzaamheden verricht om de tot dan toe geconstateerde mankementen te herstellen. Daarnaast heeft hij ook onderdelen van de auto preventief vernieuwd.
3.6.
[gedaagde] heeft de auto na zijn reparatiewerkzaamheden laten keuren door een BOVAG-bedrijf. In het door dat bedrijf opgemaakte rapport staat dat de auto technisch in orde is en dat alles naar behoren werkt. Ook staat vermeld dat de auto, voor een Volvo V70 van 25 jaar oud, in een zeer nette staat verkeert.
3.7.
[eiser] heeft de auto op 20 maart 2024 bij [gedaagde] opgehaald. Vervolgens heeft hij de auto op 25 maart 2024 door een Volvo-dealer laten controleren. Die Volvo-dealer heeft geconstateerd dat de auto verschillende mankementen heeft, waaronder:
  • Een niet goed werkende thermostaat;
  • Een zakkende temperatuur tijdens het rijden;
  • het storingslampje van de versnellingsbak die aan en uit gaat tijdens het rijden en die schokt met schakelen als het lampje aan is;
  • een storing in de motorregeleenheid.
3.8.
Daarop heeft [eiser] op 9 april 2024 aan [gedaagde] bericht de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Aan verdere reparatiepogingen wilde [eiser] namelijk niet meer meewerken.
3.9.
Op 13 april 2024 heeft [gedaagde] aan [eiser] bericht niet mee te willen werken aan de buitengerechtelijke ontbinding en aangeboden de gestelde mankementen te bekijken en verzocht de gelegenheid te krijgen die mankementen te herstellen. Die gelegenheid heeft [eiser] niet aan [gedaagde] geboden. [eiser] is in plaats daarvan tot dagvaarding overgegaan.

4.De beoordeling

Er is sprake van een consumentenovereenkomst
4.1.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de koop van de auto een consumentenkoop is als bedoeld in artikel 7:5, eerste lid, BW.
[gedaagde] handelde immers in het kader van zijn bedrijfsactiviteit en [eiser] is een natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten een bedrijfsactiviteit. Dat betekent dat de kantonrechter (zo nodig ambtshalve, dus ook als de consument daar niet om vraagt), moet toetsen of een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen uit het Europese en Nederlandse recht is nageleefd. In dit geval gaat het om de bepalingen over informatieplichten.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat in dit geval de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing zijn. Uit de processtukken leidt de kantonrechter af dat [eiser] bij het sluiten van de koopovereenkomst moet hebben beschikt over alle essentiële informatie, omdat die uit de context bleek, dan wel op duidelijke en begrijpelijke wijze door [gedaagde] aan [eiser] was verstrekt. [1]
Geen sprake van non-conformiteit
4.3.
In deze procedure vordert [eiser] – samengevat – primair voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen partijen op 9 april 2024 buitengerechtelijk is ontbonden en [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Ook maakt [eiser] hierbij aanspraak op (buitengerechtelijke) kosten, wettelijke rente en de kosten van deze procedure.
4.4.
De kantonrechter zal deze vorderingen van [eiser] afwijzen. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat niet is gebleken dat de door [eiser] gekochte auto niet aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst beantwoordt. In juridisch taalgebruik betekent dit dat geen sprake is van non-conformiteit van de auto. Een geldige reden voor ontbinding ontbreekt; [gedaagde] hoeft de auto dus niet terug te nemen en de aankoopprijs niet terug te betalen. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.5.
[eiser] stelt dat de auto niet aan de gesloten koopovereenkomst beantwoordt, omdat, mede gelet op de aard en de mededelingen die [gedaagde] over de auto heeft gedaan, de auto niet de eigenschappen bezit die hij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De auto had volgens [eiser] al voor het aangaan van de koopovereenkomst gebreken. [gedaagde] heeft verder de gelegenheid gehad om die gebreken te herstellen, maar tot herstel heeft het niet geleid. [eiser] zou daarom de bevoegdheid toekomen om de koopovereenkomst te ontbinden en om een schadevergoeding te eisen. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.6.
Om te kunnen beoordelen of de door [gedaagde] afgeleverde auto wel of niet aan de koopovereenkomst beantwoord, moet allereerst worden bepaald welke afspraken partijen over de (ver)koop van de auto hebben gemaakt: wat heeft [eiser] precies van [gedaagde] gekocht?
[eiser] heeft een auto gekocht met (een aantal) mankementen
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto verschillende mankementen had voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst. Dit bleek namelijk uit de door [eiser] gemaakte proefrit. Het ging om parkeerschade, een brandend motormanagementlampje en mankementen die stonden vermeld op het APK-keuringsbewijs, zoals een lekkende schokdemper, een stuur- of fuseekogel met slijtage en overmatige vloeistoflekkage van overige vloeistoffen. [eiser] stelt dat partijen hebben afgesproken dat hij de auto zou kopen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] al deze mankementen zou herstellen. [gedaagde] heeft op zijn beurt betwist dat alle mankementen zouden worden verholpen voordat tot de (ver)koop van de auto zou worden overgegaan. Enkel het brandende motormanagementlampje zou hij verhelpen. [gedaagde] heeft verwezen naar de factuur van de koop, waarop de zinsnede “
verkocht zoals bereden en gezien zonder garantie”staat vermeld. Dit duidt er volgens [gedaagde] op dat de auto is verkocht inclusief de (overige) bekende mankementen, zonder dat hij die zou verhelpen.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat het aan [eiser] is om zijn stelling, in het geval van een gemotiveerde betwisting, te onderbouwen. Dit heeft [eiser] niet gedaan en daardoor is niet komen vast te staan dat herstel van de tijdens de proefrit vastgestelde mankementen als voorwaarde gold voor de koop van de auto. Het moet er daarom voor worden gehouden dat [eiser] de auto inclusief de tijdens de proefrit gebleken mankementen, met uitzondering van het brandende motormanagementlampje, van [gedaagde] heeft gekocht. Dit is daarmee wat partijen in hun koopovereenkomst zijn overeengekomen.
De door [eiser] gekochte auto beantwoordt aan de overeenkomst
4.9.
Partijen zijn het erover eens dat het motormanagementlampje bij de aflevering van de auto niet brandde. Dit leidt er daarom in beginsel toe dat de auto bij de aflevering aan de koopovereenkomst zou hebben beantwoord. Ontbinding van de koopovereenkomst is op basis van de al bij de auto aanwezige mankementen dus niet gerechtvaardigd.
4.10.
Op grond van artikel 7:18a BW geldt – in het geval van een consumentenkoop – dat wordt vermoed dat de zaak (in dit geval de auto) bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien zich binnen één jaar na aflevering een afwijking (lees: gebrek) openbaart van wat is overeengekomen. Dit is slechts anders indien de verkoper anders aantoont of de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
4.11.
Vaststaat dat [eiser] zich na de levering van de auto herhaaldelijk met mankementen bij [gedaagde] heeft gemeld. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat geheel of gedeeltelijk sprake was van gebreken die zich pas na de levering van de auto openbaarden, maar die al aanwezig waren ten tijde van de levering. Om die reden is niet met zekerheid te zeggen dat de auto bij levering conform de overeenkomst was. Of dat in dit geval ook zo was, kan volgens de kantonrechter in het midden blijven, omdat vaststaat dat [gedaagde] de auto in oktober 2023 op zijn kosten heeft laten nakijken en repareren, zoals bedoeld in artikel 7:21, eerste lid, onder b, BW. Dat de herstelwerkzaamheden ook daadwerkelijk tot herstel van de tot dan toe geconstateerde gebreken heeft geleid, leidt de kantonrechter af uit de – niet door [eiser] betwiste – keuring door het door [gedaagde] ingeschakelde BOVAG-bedrijf. Uit het rapport van die keuring, gedateerd op 6 december 2023, blijkt namelijk dat de auto na de herstelwerkzaamheden van [gedaagde] technisch in orde is en alles naar behoren werkt. Ook staat vermeld dat de auto, voor een Volvo V70 van 25 jaar oud, in een zeer nette staat verkeert.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] de auto op 6 december 2023 heeft hersteld naar een staat die aan de koopovereenkomst voldoet en dat hij daarmee een eventuele bestaande non-conformiteit heeft verholpen. Het gegeven dat [eiser] de auto kort nadat hij deze bij [gedaagde] heeft opgehaald nog eens heeft laten keuren door de Volvo-dealer en dat daar – zoals door [gedaagde] gesteld en niet door [eiser] weersproken – nieuwe, nog niet eerder geconstateerde, mankementen uit voortkwamen, maakt deze conclusie niet anders. Een koper van een gebruikte auto op leeftijd met een fikse kilometerstand moet er namelijk rekening mee houden dat zo’n auto eerder gebreken zal vertonen dan een nieuwe auto. In redelijkheid kan niet worden verwacht dat er zich bij zo’n auto geen mankementen zullen voordoen.
4.13.
De kantonrechter ziet verder geen aanwijzingen dat [eiser] op grond van de overeenkomst meer mocht verwachten van de door hem gekochte auto. Een koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Bij een gebruikte auto is van belang dat de koper mag verwachten dat de auto in een staat is die bij de ouderdom, het aantal gereden kilometers en de onderhoudstoestand past. De koop van een 25 jaar oude gebruikte auto met 217.000 km op de teller valt niet te vergelijken met de koop van een nieuwe. [eiser] kon dat dus ook niet rechtsgeldig verwachten, temeer nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] dergelijke garanties heeft verstrekt. Op grond van de ouderdom en de kilometerstand van de auto had [eiser] er redelijkerwijs rekening mee moeten houden dat er gebreken aan de auto konden ontstaan.
4.14.
De kantonrechter concludeert dat de auto ook na de levering de eigenschappen bezat die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en dus ook om die reden niet non-conform was.
4.15.
Gelet op het voorgaande, komt [eiser] niet de bevoegdheid toe om de koopovereenkomst op grond van artikel 7:22, eerste lid, onder a, van het BW (buitengerechtelijk) te ontbinden. Ook bestaat er geen aanleiding om een schadevergoeding aan [eiser] toe te kennen.
Ook op andere gronden geen ontbinding/vernietiging en schadevergoeding wordt afgewezen
4.16.
Subsidiair en meer subsidiair vordert [eiser] de koopovereenkomst tussen partijen op grond van artikel 7:22 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dan wel artikel 6:265 BW, of op grond van dwaling, zoals vermeld in artikel 6:228 BW, gerechtelijk te ontbinden of te vernietigen. Aanvullend vordert [eiser] daarbij wederom een schadevergoeding. Ook maakt [eiser] aanspraak op (buitengerechtelijke) kosten, wettelijke rente en de kosten van deze procedure.
4.17.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, bestaat er ook geen grond om de overeenkomst op grond van artikel 6:265 BW te ontbinden. Verder bestaat er ook geen grond om de koopovereenkomst op grond van dwaling te vernietigen. Van een schending van de mededelingsplicht omtrent de onderhoudsstaat van de auto is namelijk niet gebleken. Daarnaast heeft [eiser] precies gekregen wat hij van de koop van de auto mocht verwachten, en kan hij daar dus niet over hebben gedwaald. Met deze uitkomst bestaat er ook geen aanleiding om een schadevergoeding aan [eiser] toe te kennen.
Voorwaardelijke eis in reconventie
4.18.
[gedaagde] heeft ook een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld, inhoudende dat [eiser] moet worden veroordeeld om de auto binnen twee dagen na betekening van het vonnis bij [gedaagde] af te geven, op straffe van een dwangsom als [eiser] daar niet aan voldoet. Als reactie op de voorwaardelijke eis in reconventie heeft [eiser] een voorwaardelijke eis ingesteld om [gedaagde] te veroordelen binnen twee dagen na betekening van het vonnis het aankoopbedrag te laten restitueren aan [eiser] , op straffe van een dwangsom als [gedaagde] daar niet aan voldoet. Omdat de vorderingen van [eiser] in conventie worden afgewezen, komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de door [gedaagde] ingestelde voorwaardelijke reconventionele vordering. Dit geldt ook voor de aanvullende voorwaardelijke eis van [eiser] .
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten
4.19.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
745,50
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
4.20.
De kantonrechter zal het vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 745,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
LHJ/63796

Voetnoten

1.Vergelijk in dit verband de Hoge Raad (HR) 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (het arrest heeft betrekking op een overeenkomst waarop de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW van toepassing zijn, maar algemeen wordt aangenomen dat het analoog kan worden toegepast op een overeenkomst waarop de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing zijn).