ECLI:NL:RBMNE:2025:1765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/4071
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv waarin haar WIA-uitkering is beëindigd per 1 mei 2023. Eiseres had zich op 16 april 2020 ziekgemeld en ontving aanvankelijk een WIA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 30,36% werd vastgesteld, werd haar uitkering beëindigd. Eiseres maakte bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak op 1 november 2024, waarbij eiseres aanvullende medische informatie overlegde. De rechtbank concludeert dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om de medische beoordeling te betwisten. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4071

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: M. Slot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv waarin de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is beëindigd vanaf 1 mei 2023. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres heeft zich op 16 april 2020 ziekgemeld voor haar werk als gastvrouw voor gemiddeld 19,2 uur per week in verband met hielspoor beiderzijds en bekkenpijn. Op 22 januari 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering.
1.2.
Aan eiseres is met het besluit van 3 maart 2022 een WIA-uitkering toegekend, op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%
.
1.3.
Het Uwv heeft op 24 augustus 2022 naar aanleiding van het door eiseres ingevulde informatieformulier geconcludeerd dat er een gerede kans is dat een herbeoordeling leidt tot een wijziging in de uitkeringssituatie. Er heeft vervolgens verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden aan de hand waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage op 30,36% is vastgesteld.
1.4.
Met het besluit van 23 februari 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat haar WIA-uitkering per 1 mei 2023 wordt beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.5.
Met het besluit van 23 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift en een verzekeringsgeneeskundig rapport van 25 september 2024 ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 1 november 2024. Namens eiseres is haar echtgenoot verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.7.
Op de zitting heeft eiseres aanvullende medische informatie overgelegd en verzocht dit voor te leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het Uwv heeft hiermee ingestemd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek geschorst. Op 25 november 2024 heeft het Uwv een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 november 2024 ingediend. Eiseres heeft daarop gereageerd met de brief van 3 december 2024.
1.8.
Nadat partijen daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hebben zij niet verzocht om een nadere zitting. De rechtbank heeft daarna het onderzoek gesloten.

Beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van de medische beoordeling (ingetrokken beroepsgrond)
3. Eiseres voert in haar beroepschrift aan dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek, omdat eiseres alleen telefonisch is onderzocht. Op de zitting is naar voren gekomen dat eiseres in de bezwaarfase op een fysiek spreekuur is onderzocht. Eiseres heeft haar beroepsgrond vervolgens ingetrokken. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom niet meer bespreken in haar uitspraak.
De inhoudelijke medische beoordeling
4.1.
Eiseres voert aan dat zij met haar klachten verdergaand beperkt is dan is aangenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in alle rubrieken van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De verzekeringsarts bezwaar en beroep houdt verder ten onrechte geen rekening met de noodzaak voor eiseres om meerdere keren per dag te moeten liggen ter verlichting van haar pijnklachten. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar haar dagverhaal, de informatie van de fysiotherapeut van 3 maart 2023 en de informatie van de traumachirurg van 25 oktober 2024.
4.2.
In het rapport van 14 april 2024 gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit van een chronisch pijnsyndroom, osteitis pubis (de rechtbank begrijpt: een overbelastingssyndroom), lichem sclerosus et atrophicus (de rechtbank begrijpt: een huidziekte), endometriose en allergische reactie op amoxicilline. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria. Verder is geen sprake van een ernstige psychische stoornis die gepaard gaat met beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. Vanwege medicatiegebruik ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel aanleiding om beperkingen aan te nemen ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig vervoer. Voor de pijnklachten en klachten aan het bewegingsapparaat acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet belastbaar voor fysiek zwaar werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt voor de fysieke beperkingen de primaire verzekeringsarts in de beperkingen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische en statische houdingen en licht daarbij toe dat de toelichting bij lopen wordt aangevuld en de beperking ten aanzien van traplopen wordt aangescherpt, omdat eiseres verdergaand beperkt wordt geacht. Op energetische gronden volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook de primaire verzekeringsarts in de urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week.
4.3.
Met de rapportages van 23 juli 2024 en 25 september 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van de beroepsgronden van eiseres gemotiveerd dat er geen medische redenen zijn om verdergaande beperkingen aan te nemen. Voor zover het gaat om de ingebrachte informatie van de fysiotherapeut merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat een fysiotherapeut geen arts is. Over de informatie van de traumachirurg geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 24 november 2024 aan dat die informatie ook geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Er zijn al forse beperkingen aangenomen, door onder meer beperkingen aan te nemen voor lopen, zitten en staan en door de aangenomen urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert dat de traumachirurg meer afwijkingen bij het bekken heeft geconstateerd dan de huisarts heeft opgenomen in het huisartsenjournaal van 14 maart 2023 en de neuroloog rondom de datum in geding heeft geconstateerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van deze informatie de FML opgesteld en ziet dus geen aanleiding om voor de beoordelingsdatum van 1 mei 2023 meer beperkingen aan te nemen.
4.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er is namelijk inzichtelijk en navolgbaar gemotiveerd hoe tot de medische beoordeling is gekomen. Het is ook de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om beperkingen vast te stellen op basis van medisch objectiveerbare klachten, zodat de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd kan worden in zijn toelichting dat de informatie van de fysiotherapeut er niet toe leidt dat er een noodzaak bestaat voor eiseres om te gaan liggen. Ten aanzien van de informatie van de traumachirurg kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat er uit wordt gegaan van de medische informatie van de huisarts van 14 maart 2023 en van de neuroloog van 8 mei 2023 (rondom de datum in geding). Daarbij merkt de rechtbank op dat de traumachirurg ook heeft aangegeven dat het niet met zekerheid is te zeggen of de klachten op de datum in geding in ernstige mate aanwezig waren. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat er een aanzienlijke urenbeperking is aangenomen, waardoor in voldoende mate rekening wordt gehouden met de behoefte aan rustmomenten voor eiseres.
De arbeidskundige beoordeling
5.1.
Eiseres voert aan dat niet van een werkgever verwacht kan worden dat deze eiseres in dienst neemt vanwege de kenmerken die bij eiseres spelen. Dit botst volgens eiseres met artikel 9, onder e, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Verder voert zij samengevat aan dat de FML aanpassing behoeft en het daarom onwaarschijnlijk is dat eiseres de geduide functies kan uitoefenen.
5.2.
Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat artikel 9, onder e, van het Schattingsbesluit op andere aspecten ziet dan de aspecten die in aanmerking worden genomen bij de vraag naar de passendheid van de geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht. Het is de rechtbank niet gebleken dat bij eiseres sprake is van dergelijke kenmerken. Eiseres heeft dit ook niet onderbouwd. Eiseres haar gronden zien namelijk op de inhoudelijke medische beoordeling.
5.3.
Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, heeft het Uwv met het arbeidskundig rapport van 22 april 2024 en de Resultaat functiebeoordeling van 22 april 2024 draagkrachtig en toereikend gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

6. Het Uwv heeft de WIA-uitkering van eiseres terecht per 1 mei 2023 beëindigd. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Eiseres krijgt haar proceskosten daarom niet vergoed en het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:864.