ECLI:NL:RBMNE:2025:1887

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
UTR 25/2207
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot sluiting van een woning wegens aantreffen van vuurwapen en munitie

In deze zaak hebben verzoekers, huurders van een woning in Utrecht, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om hun woning met spoed te sluiten voor de duur van één maand. Dit besluit volgde op de ontdekking van een automatisch vuurwapen en munitie in de berging van de woning tijdens een politieonderzoek. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de openbare orde, gezien de ernst van de situatie en het vermoeden dat de zoon van verzoekers betrokken was bij criminele activiteiten. Verzoekers voerden aan dat er geen noodzaak was voor sluiting, omdat de jerrycans leeg waren en de aanwezigheid van het vuurwapen hen niet kon worden verweten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, oordelend dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te waarborgen en dat de burgemeester voldoende rekening had gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen in de woning. De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting ook evenwichtig was, ondanks de ingrijpende gevolgen voor verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2207

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. M. van Viegen),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigden: mr. A. Braxhoven en mr. F.T. Wind).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Portaaluit Utrecht (woningcorporatie)
(gemachtigden: B. Smit en M. Markiet).

Inleiding

1. Met het primaire besluit van 25 maart 2025 heeft de burgemeester de woning en bijbehorende berging van verzoekers aan de [adres 1] in [plaats] (de woning) met spoed gesloten voor de duur van één maand. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 25 maart 2025 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, hun zoon [de zoon] (de zoon) en hun dochter [de dochter] (de dochter), de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigden van de burgemeester en gemachtigden van de woningcorporatie.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Totstandkoming van het besluit
3. Verzoekers zijn de huurders van de woning. Op het woonadres staat naast verzoekers en hun meerderjarige zoon en dochter, ook hun minderjarige dochter (van 8 jaar) ingeschreven. De woning is eigendom van de woningcorporatie.
4. De politie heeft een bestuurlijke rapportage van 24 maart 2025 aan de burgemeester gestuurd. Daaruit blijkt dat de politie bij een doorzoeking van de woning op 14 maart 2025 in de berging, in een rugzak een automatisch vuurwapen en munitie heeft gevonden, dat verboden is op grond van artikel 2 van de Wet wapens en munitie. Ook heeft de politie in de berging een ringdeurbel gevonden, die op afstand live kan worden uitgeluisterd. Verder heeft de politie in de berging een fles wasbenzine en drie lege (benzine)jerrycans aangetroffen. Aanleiding van de doorzoeking was dat de zoon eerder die dag was aangehouden, omdat hij in zijn auto met ponypacks met vermoedelijk harddrugs is aangetroffen. Vermeld staat ook dat de zoon verder twee mobiele telefoons en 2000 euro contant geld bij zich had. De zoon is door de politie verhoord, maar beriep zich ten aanzien van het vuurwapen op zijn zwijgrecht. Ook over de drugs heeft de zoon geen inhoudelijke verklaring afgelegd.
5. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat de politie ook verzoekers heeft verhoord. Verzoekster heeft gezegd dat haar man, haar zoon en haar dochter een sleutel hebben van de berging. Verzoekster heeft verklaard dat zij nooit in de berging komt, dat zij de rugzak niet kent, en dat zij de jerrycans niet heeft gezien en niets weet van de ringdeurbel. Verzoeker heeft verklaard dat hij van niets wist en erg geschrokken is, dat de schuur altijd op slot is en dat hij daar met slecht weer zijn fiets neerzet en ook spullen die over zijn van het huis. De rugzak herkent verzoeker niet en hij weet niets van het wapen. Ook de jerrycans en de ringdeurbel heeft verzoeker niet eerder gezien of gebruikt. Zijn zoon werkt in de zorg en verzoeker weet niet wat zijn zoon buiten doet.
6. Op basis van de informatie uit de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester bij bestreden besluit verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd [1] tot sluiting van de woning per 26 maart 2025 voor de duur van 30 dagen. De burgemeester heeft sluiting van de woning opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
7. Verzoekers zijn het niet eens met de sluiting van hun woning. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woningsluiting hangende de bezwaarprocedure wordt geschorst.
8. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers.
9. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
10. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
11. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, hebben verzoekers immers geen toegang tot hun woning.
Kader woningsluiting
12. Een sluiting van een woning betreft een ingrijpende maatregel. Indien en voor zover de burgemeester bevoegd is om op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet tot sluiting over te gaan, moet hij wanneer hij daartoe wil overgaan het concrete geval toetsen aan het evenredigheidsbeginsel uit artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Die toets houdt in dat de burgemeester (i) de noodzakelijkheid en (ii) de evenwichtigheid van de sluiting van de woning moet beoordelen.
Bevoegdheid burgemeester o.g.v. art 174 Gemeentewet
13. Tussen partijen is niet in geschil dat in de berging een vuurwapen en munitie als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie is aangetroffen is aangetroffen en dat de brug daarom bevoegd is om op grond van art 174a eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet de woning van verzoekers te sluiten.
Mocht de burgemeester in redelijkheid van de bevoegdheid gebruik maken ?
14. Wel is tussen partijen in geschil is of de burgemeester in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en of sluiting van de woning ook evenredig is. Verzoekers hebben daartoe aangevoerd dat er (i) geen noodzaak is om (ook) de woning te sluiten en (ii) dat woningsluiting ook niet evenwichtig is.
Ad (i) Noodzaak tot sluiting?
15. Verzoekers voeren allereest aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten, Zij stellen daartoe dat de jerrycans leeg waren, en dat zowel de benzine die daarin had gezeten als de wasbenzine voor huishoudelijk gebruik was en dat deze goederen dus geen verband houden met vermeende criminele activiteiten. Geen van de bewoners heeft criminele antecedenten. Behalve de zoon was ook niemand van de familie op de hoogte van de aanwezigheid van het vuurwapen, de jerrycans en de ringdeurbel. Verder is de zoon niet in de woning met harddrugs aangetroffen, maar op een andere locatie. Ook het vuurwapen en de ringdeurbel lagen niet in de woning, maar in de berging. De zoon had ook geen 2000 euro bij zich, zoals in de bestuurlijke rapportage staat, maar 600 euro. Verder is de zoon weer in vrijheid gesteld en was het kennelijk niet nodig om hem voor te geleiden bij de rechter-commissaris. Verzoekers stellen dat hun zoon door omstandigheden in deze situatie is beland, dat hij pas recent in aanraking is gekomen met het criminele circuit en dat hij daarin geen rol van betekenis speelt. Verder voeren verzoekers aan dat het risico is beëindigd na de interventie van de politie en dat er geen sprake meer is van ernstige gevaar voor de openbare orde. Ter zitting hebben verzoekers in aanvulling hierop verwezen naar de Kamerstukken [2] , waaruit blijkt dat wanneer het wapen is verwijderd – zoals hier aan de orde is – het gevaar voor de verstoring van de openbare orde verdwenen kan zijn. Volgens verzoekers had de burgemeester kunnen en moeten volstaan met minder ingrijpende maatregelen. Gekozen had kunnen worden om alleen berging te sluiten, of alleen aan de zoon de toegang tot woning en berging te ontzeggen door hem een gebiedsverbod op te leggen. Ook had de burgemeester ervoor kunnen kiezen met het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke waarschuwing.
16. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Bij de beoordeling van de noodzaak om een woning te sluiten, is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [3] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
17. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat er een noodzaak bestaat om de woning te sluiten. Gelet op het feit dat een automatisch vuurwapen en munitie in de berging zijn aangetroffen, dat bij de zoon harddrugs is aangetroffen - volgens de burgemeester op zitting ging het daarbij om 60 ponypacks - en het vermoeden bestaat dat de zoon deel uitmaakt van een crimineel netwerk, heeft de burgemeester zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat vanwege de maatschappelijke onrust die dat met zich meebrengt, de openbare orde in de buurt ernstig is verstoord. Dat de zoon in vrijheid is gesteld en hij niet is voorgeleid en dat het vuurwapen en de munitie en de andere zaken in beslag zijn genomen, heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als reden hoeven zien om aan te nemen dat geen noodzaak voor sluiting meer bestaat. De burgemeester heeft terecht meegewogen dat zoon zich opnieuw zou kunnen bewapenen, waardoor een hernieuwd risico voor ernstige verstoringen van de openbare orde in de buurt kan ontstaan. De burgemeester daartoe ook terecht het risico van represailles meegewogen. De verwijzing naar de Kamerstukken, leidt niet tot een ander oordeel. Daaruit blijkt dat de burgemeester beoordelingsruimte heeft, dat hij zijn besluit dat het aantreffen van een wapen de sluiting van de woning wettigt, deugdelijk moet motiveren en dat hij alle omstandigheden van het geval moet en kan afwegen. Zoals hiervoor is geoordeeld heeft de burgemeester dat hier gedaan. Daarbij heeft de burgemeester ook mogen meewegen dat de zoon over de aanwezigheid van het vuurwapen en de andere zaken in de berging en de drugs in zijn auto geen openheid van zaken heeft gegeven. Het betoog van verzoekers dat het risico is weggenomen door het beslagnemen van het vuurwapen en munitie, kan daarom niet slagen.
18. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester daarom sluiting van de woning en de berging voor de duur van één maand in verband met de verstoring van de openbare orde in de buurt noodzakelijk mogen achten. De burgemeester heeft ook niet hoeven te volstaan met een lichter middel, zoals sluiting van alleen de berging of een gebiedsverbod voor de zoon, omdat hiermee niet kan worden voorkomen dat de zoon weer over wapens beschikt of dat de woning of de bewoners doelwit worden van een actie uit het criminele netwerk (represailles). De burgemeester heeft daarmee de noodzaak en geschiktheid van de sluiting voldoende gemotiveerd.
Ad (ii) Is de sluiting evenwichtig?
19. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat – zoals hiervoor overwogen - niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat verweerder een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [4]
20. Verzoekers voeren aan dat sluiting van de woning een onevenredige inbreuk maakt op het woonrecht van verzoekers. Verzoekers kunnen 30 dagen hun woning niet in, terwijl hun 8-jarige dochter geelzucht heeft en in het verleden een levertransplantatie heeft ondergaan. Zij heeft medische klachten en gebruikt medicatie. Sluiting zal leiden tot stress, wat haar gezondheid niet ten goede komt. Verzoekers verwijzen naar een verklaring van de medisch maatschappelijk werker van het Beatrixziekenhuis van 3 oktober 2017, die nog steeds geldt. Ter zitting hebben verzoekers hierop aangevuld dat hun 8-jarige dochter naar speciaal onderwijs gaat, waar haar vader haar elke dag heen brengt en dat de oudste dochter over twee weken een belangrijke toetsweek heeft voor de doorstroming naar het tweede studiejaar. Dit alles terwijl alleen tegen de zoon een strafrechtelijke is verdenking gerezen en verzoekers in deze geen verwijt treft. Verzoekers voeren verder aan dat zij geen alternatieve woonruimte hebben. Verzoekers kunnen niet tijdelijk verblijven bij de zus van verzoekster, omdat zij gezin heeft met vier kinderen waar ook oma al bij inwoont. Verzoekers hebben geen andere familie of vrienden, waarbij zij terecht kunnen. Verzoekers kunnen vervangende woonruimte – zoals een hotel – ook niet betalen.
21. De voorzieningenrechter overweegt over de verwijtbaarheid als volgt. Uit de rechtspraak blijkt [5] dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Aan een betrokkene kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van - in dit geval - het aangetroffen automatische vuurwapen en de munitie en andere items in de woning. Van een bewoner kan worden verlangd dat hij in de gaten houdt wat er in de door hem gehuurde woning gebeurt.
22. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers in dit geval wel een verwijt kan worden gemaakt. De berging was door verzoekers in gebruik, alle bewoners hadden een sleutel van de berging en de rugzak met het vuurwapen en de munitie, en de andere items was daar ook voor verzoekers vindbaar. Dat verzoekers niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie en de andere items in de berging, en van de activiteiten van hun zoon, mag zo zijn, maar dat ontslaat verzoekers niet van hun verantwoordelijkheid voor wat er in hun woning en de berging en met hun inwonende zoon gebeurt.
23. De voorzitter overweegt verder dat de aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning op zichzelf geen bijzondere omstandigheid is op grond waarvan de burgemeester van een sluiting moet afzien. [6] Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Verdrag inzake de rechten van het kind wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. [7]
24. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich in dit geval van de aanwezigheid van de minderjarige dochter voldoende rekenschap gegeven. Wat verzoekers hebben aangevoerd over de medische gesteldheid van hun 8-jarige dochter en het feit dat zij speciaal onderwijs volgt, is onvoldoende om een bijzondere binding met de woning aan te nemen. Daarvan geeft de door verzoekers overgelegde verklaring van de huisarts uit 2017 geen blijk van. Ook het feit dat de oudste dochter binnenkort een belangrijke toetsweek heeft, is daarvoor onvoldoende. Verzoekers hebben de bijzondere binding met de woning ook niet nader onderbouwd. Verder is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoekers zich voldoende hebben ingespannen om zelf vervangende woonruimte te vinden. Dat zij geen andere opvang – waarbij ook aan andere vormen van opvang dan een hotel kan worden gedacht – kunnen betalen, hebben verzoekers niet onderbouwd. Daardoor is niet aannemelijk geworden dat het voor verzoekers onmogelijk is om woonruimte te vinden waar zij met hun kinderen kunnen verblijven. Daarbij komt dat op de zitting uitdrukkelijk is bevestigd de burgemeester ervoor zal zorgen dat de 8-jarige dochter van verzoekster niet op straat komt te staan en dat zij ook niet gescheiden van verzoekers wordt opgevangen. Dit alles maakt dat tijdelijke sluiting van de woning naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet onevenwichtig is.
Kan een belangenafweging van de voorzieningenrechter tot schorsing leiden?
25. De voorzieningenrechter moet bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook altijd nog zelf de belangen afwegen, maar als al duidelijk is dat het bezwaar niet zal slagen, is er weinig ruimte om op grond van een belangenafweging nog te beslissen dat de bestreden besluiten geschorst moeten worden. In dit geval ziet de voorzieningenrechter die ruimte dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

26. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekers geen gelijk krijgt en dat de woning voor de duur van één maand mag worden gesloten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025.
de voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 5:21 en artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie Kamerstukken II 2022/2023, 36217 nr. 3 p. 48.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910 en 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472.
5.Zie ABRS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
6.Zie ABRS 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1174.
7.Zie ABRS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4046.