Overwegingen
8. Op 1 januari 2024 is de Wnb ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvraag om de natuurontheffing vóór 1 januari 2024 is ingediend, is in deze zaak de Wnb met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 2.9, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
9. Gedeputeerde staten voeren aan dat eiseres geen (proces)belang heeft bij een beoordeling van haar beroepen. Zij wijzen erop dat ten tijde van het primaire besluit rekening werd gehouden met het oude ontwerpbestemmingsplan, dat inmiddels is ingehaald door het bestemmingsplan ‘Utrechtseweg [nummer] te De Bilt’ waarin het woningbouwplan op diverse punten is gewijzigd.
10. Eiseres wil nog steeds een natuurontheffing hebben voor het woningbouwplan. In samenspraak met partijen op de zitting, gaat de rechtbank uit van voldoende procesbelang, met het oog op het eventueel actualiseren van de (nu herroepen) natuurontheffing of het indienen van een nieuwe aanvraag om een natuurontheffing voor dit woningbouwplan.
11. De rechtbank ziet verder dat eiseres ook beroepsgronden heeft ingediend over de ecologische bezwaren van Milieuzorg en de Dassenwerkgroep die gedeputeerde staten in de bestreden besluiten gegrond hebben verklaard. De beoordeling door de bestuursrechter is echter beperkt tot de omvang van het geding. Uit artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de omvang van dat geding begrensd is. De omvang wordt niet alleen begrensd door de beroepsgronden, maar ook door (de formele rechtskracht van) de bestreden besluiten die voorliggen. Volgens vaste rechtspraak ziet de formele rechtskracht van een besluit uitsluitend op de met dat besluit tot stand gebrachte rechtsgevolgen, en dus niet mede op oordelen van feitelijke en juridische aard die daaraan ten grondslag hebben gelegen. Die oordelen kunnen in een volgende procedure daarom weer ten volle aan de orde worden gesteld.
12. Met de bestreden besluiten hebben gedeputeerde staten de aan eiseres verleende natuurontheffing herroepen, omdat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat bouwen binnen de rode contour (financieel) niet haalbaar zou zijn. Hoewel gedeputeerde staten dus ook een aantal van de door Milieuzorg en de Dassenwerkgroep ingediende ecologische bezwaren gegrond heeft verklaard, zijn die bezwaren dus niet de reden geweest van herroeping van het primaire besluit (het rechtsgevolg). Die oordelen van juridische en feitelijk aard zien dan ook niet op de formele rechtskracht van de bestreden besluiten, en vallen daarmee buiten de omvang van dit geding. De rechtbank zal in deze uitspraak dan ook niet ingaan op wat eiseres over de betreffende ecologische punten heeft aangevoerd, en het standpunt van gedeputeerde staten, Milieuzorg en de Dassenwerkgroep daarover.
13. Eiseres voert aan dat gedeputeerde staten de verleende natuurontheffing ten onrechte hebben herroepen. Volgens eiseres is bouwen binnen de rode contour om zoveel andere redenen al niet haalbaar, dat een financiële onderbouwing niet meer nodig is voor de conclusie dat dit geen bevredigende oplossing is.
14. Volgens eiseres komt bouwen binnen de rode contour niet of onvoldoende tegemoet aan het doel van het plan gelet op alle planologische afwegingen die al zijn gemaakt. Dat doel (het realiseren van 130 woningen) is neergelegd in het bestemmingsplan en komt ook terug in allerlei andere ruimtelijke stukken, zoals de Ruimtelijke Randvoorwaarden herontwikkeling Utrechtseweg [nummer] van september 2018, maar ook de anterieure overeenkomst tussen eiseres en de gemeente van 9 juli 2020. Het oude woningbouwplan ‘Park Bloeyendael’ (binnen de rode contour) bleek bovendien ongewenst, omdat het niet voldeed aan het gemeentelijk en provinciaal beleid over maatschappelijke cultuur- en cultuurhistorische waarden. Bouwen binnen de rode contour is hierdoor inmiddels een gepasseerd station.
15. Gedeputeerde staten hebben volgens eiseres onvoldoende rekenschap gegeven van dit uitgebreide planologische spoor dat al is afgelegd, terwijl zij daar zelf ook nauw bij betrokken zijn geweest. In het kader van hun bevoegdheid op grond van de Wnb zijn gedeputeerde staten hier volgens eiseres dan ook aan gebonden en kunnen zij daar alleen onder verzwaarde motivering vanaf wijken. Ter onderbouwing verwijst eiseres onder meer naar de uitspraak van deze rechtbank van 26 januari 2024, en de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2019.
16. Eiseres wijst er tot slot op dat het woningbouwplan zoals dat er nu ligt, onderaan de streep bovendien meer voordelen oplevert voor de natuur dan nadelen vanwege alle ecologische (compensatie)maatregelen die er zullen worden getroffen.
17. Ontheffing of vrijstelling van een verbod uit de Wnb kan uitsluitend worden verleend, als er geen andere bevredigende oplossing bestaat.Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat de vraag of er geen andere bevredigende oplossing bestaat, moet worden afgezet tegen het doel van de ingreep.Dat er geen alternatief bestaat waarmee dat nagestreefde doel op een bevredigende manier kan worden bereikt, terwijl het alternatief geen of een geringere overtreding van het verbod betekent, moet nauwkeurig en toereikend worden gemotiveerd.De vraag of er geen andere bevredigende oplossing bestaat, kan worden opgedeeld in drie deelvragen:
wat is het probleem of de specifieke situatie die moet worden aangepakt?
zijn er nog andere oplossingen?
en als deze er zijn, zullen deze oplossingen het probleem of de specifieke situatie waarvoor de afwijking van de verboden wordt gevraagd oplossen?
18. De alternatieven moeten ruim worden onderzocht. Zo moet bijvoorbeeld worden gekeken naar alternatieve locaties of routes, het gedurende andere perioden uitvoering geven aan een project, het toepassen van andere vormen van de ontwikkeling, of het aanpassen van de schaal of van het ontwerp van een project of handeling, dan wel alternatieve activiteiten, processen of methoden die hetzelfde probleem oplossen.
Beoordeling van de rechtbank
19. De rechtbank volgt eiseres niet. Met eiseres, ziet de rechtbank inderdaad dat er voor de realisering van het woningbouwplan al allerlei gerichte ruimtelijke afwegingen zijn gemaakt waarbij verschillende partijen zijn betrokken. Dat betekent echter niet dat gedeputeerde staten het alternatief om binnen de rode contour (in welke vorm dan ook) te bouwen, niet meer heeft mogen onderzoeken. Uit het hiervoor omschreven beoordelingskader volgt dat de alternatieventoets zeer ruim moet worden opgevat, zodat ook aanpassing van het ontwerp, de omvang en de oppervlakte van het woningbouwplan van eiseres alternatieven zijn die moeten worden betrokken. Eiseres heeft in het kader van de ruimtelijke toets van gedeputeerde staten zelf te kennen gegeven dat bouwen binnen de rode contour (en dus in aangepaste vorm) financieel niet haalbaar zou zijn. Gelet op het ruime toetsingskader hebben gedeputeerde staten hiervan in redelijkheid een (financiële) onderbouwing van eiseres kunnen verlangen.
20. Dat bouwen binnen de rode contour (en dus niet
inhet omliggende NNN) niet onderzocht hoeft te worden omdat dit onderaan de streep geen verbetering zou betekenen voor de natuur vergeleken met het huidige woningbouwplan, volgt de rechtbank niet. Allereerst heeft eiseres dit niet onderbouwd. Verder geldt dat de natuurontheffing is aangevraagd omdat bouwen buiten de rode contour, een overtreding betekent van de genoemde verbodsbepalingen uit de Wnb. Om bescherming van soorten te verzekeren, moeten gedeputeerde staten de alternatieven beoordelen in relatie tot de verbodsbepalingen uit de Wnb. Hierbij geldt dat als bijvoorbeeld het doden van het betrokken dier geheel of gedeeltelijk vermijdbaar is door het treffen van geschikte en proportionele mitigerende maatregelen, het niet verlenen van de ontheffing dan wel het voorschrijven van de maatregelen het uitgangspunt moet zijn. Gedeputeerde staten moeten de (compensatie)maatregelen die worden getroffen in het huidige woningbouwplan, dus betrekken in het alternatievenonderzoek, maar die maatregelen betekenen niet dat een alternatief, zoals bouwen binnen de rode contour, niet meer verder hoeft te worden onderzocht.
21. Tot slot maken de uitspraken over de vliegbasis Soesterberg en de Bloemendalerpolder waar eiseres naar heeft verwezen, het oordeel van de rechtbank niet anders. In de zaak over vliegbasis Soesterberg heeft de rechtbank geoordeeld dat als het gaat om de herontwikkeling van een bepaalde locatie, een andere locatie geen toereikend alternatief kan zijn. Van een andere locatie is in geval van eiseres geen sprake. Verder is er in die zaak geoordeeld dat met het onherroepelijke bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling was vast komen staan. Dat betekent echter nog niet dat de ontwikkeling in die vorm, ook in het licht van de Wnb de enige bevredigende oplossing zou zijn. In de zaak over Bloemendalerpolder ziet de rechtbank dat de Afdeling heeft overwogen dat voor de motivering dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat, (mede) mag worden verwezen naar beoordelingen en afwegingen die in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan zijn gemaakt. Hieruit volgt niet dat gedeputeerde staten zijn gebonden aan eerder gemaakte ruimtelijke afwegingen en daar alleen onder een verzwaarde motivering van af mogen wijken.
22. Gelet op het voorgaande slaagt het betoog van eiseres niet. Dat betekent dat gedeputeerde staten de natuurontheffing hebben mogen herroepen. De rechtbank komt dan ook niet toe aan het betoog van eiseres over de voorschriften aan de natuurontheffing. De rechtbank verklaart de beroepen daarom ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.