ECLI:NL:RBMNE:2025:1971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/6201
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiseres had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 maart 2025, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het CIZ aanwezig waren. De rechtbank heeft beoordeeld of het CIZ terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor Wlz-zorg. De rechtbank concludeert dat het CIZ terecht heeft vastgesteld dat de blijvendheid van de zorgbehoefte van eiseres niet eenduidig kan worden vastgesteld. Eiseres heeft weliswaar een psychische stoornis, maar het CIZ heeft ook geconstateerd dat er geen blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid kan worden aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen medische stukken heeft overgelegd die de conclusies van het CIZ in twijfel trekken. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde zorg en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De rechtbank heeft benadrukt dat eiseres de mogelijkheid heeft om in de toekomst opnieuw een aanvraag in te dienen als haar situatie verandert.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2025 in de zaak tussen

[bewindvoerder] , h.o.d.n. [bewindvoerder] ,in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres,
(gemachtigde: M. Aretz),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, het CIZ

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Inleiding

1. Eiseres woonde met haar partner van januari 2022 tot december 2023 begeleid bij ‘ [locatie] ’ te [plaats] . Eiseres had een forensische indicatie voor zorgprofiel FZ VG07, omgezet naar een FZ VG06. Deze indicatie eindigde op 4 februari 2024. Eiseres woont sinds 18 december 2023 met haar partner op locatie [adres] van [instelling] waar op [2024] hun dochter is geboren.
1.1.
Op 12 december 2023 is namens eiseres aan aanvraag gedaan voor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres wil in aanmerking komen voor zorgprofiel 6VG, inclusief behandeling.
1.2.
Op 15 februari 2024 heeft de medisch adviseur van het CIZ, D. Gerrits , advies uitgebracht. Onder verwijzing naar dit advies heeft het CIZ de aanvraag met het besluit van 22 februari 2024 afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Op 6 augustus 2024 heeft de medisch adviseur drs. I. Dammar advies uitgebracht en op 19 augustus 2024 een aanvullend advies. Met het bestreden besluit van 19 augustus 2024 is het CIZ bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het CIZ.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het CIZ de Wlz-aanvraag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank oordeelt dat het CIZ eiseres terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor zorg op grond van de Wlz omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het toetsingskader
4. Om in aanmerking te kunnen komen voor Wlz-zorg moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Samengevat komt het erop neer dat iemand in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie als:
- er een grondslag is; en
- er permanent toezicht nodig is ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen; en
- deze zorgbehoefte blijvend is.
De standpunten van partijen
5. Het CIZ heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat er sprake is van de grondslag psychische stoornis en dat de grondslag verstandelijke beperking niet kan worden vastgesteld. Verder lijkt er volgens het CIZ gezien de complexe gezinssituatie momenteel een noodzaak te zijn voor een vorm van 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eiseres komt volgens het CIZ toch niet in aanmerking voor een Wlz-indicatie omdat de blijvendheid van de beperkingen niet eenduidig kan worden vastgesteld.
6. Eiseres voert aan dat naast psychische problematiek ook sprake is van een gediagnosticeerde licht verstandelijke beperking (LVB) en een IQ van 57 waarvan aannemelijk is dat dat al ruim voor haar 18e levensjaar aanwezig was. Eiseres heeft 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig. Zij en haar partner hebben beiden een verstandelijke beperking en hebben moeite om hun leven te structureren. De komst van hun dochter en de huidige zwangerschap doen een extra beroep op vaardigheden die beiden niet (of onvoldoende) beheersen. De systemische gezinscoaching is een specialistische behandeling waarbij onder andere de opvoedkwaliteiten van de ouders gemonitord worden. Gebleken is dat zij daarbij een beroep doen op onplanbare zorg. Over de blijvendheid van de zorgbehoefte is van belang dat eiseres zeker tot het achttiende jaar van de kinderen begeleiding nodig zal hebben. Het verleden van haar en haar partner rechtvaardigt de verwachting dat zij gezien hun individuele kenmerken levenslang zorg nodig hebben. Het CIZ heeft geen gebruik gemaakt van het door gemachtigde aangeboden overleg en de mogelijkheid van een hoorzitting is niet aangeboden.
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat er sprake is van de grondslag
psychische stoornis en van een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen.
8. Daargelaten of in het geval van eiseres ook de grondslag verstandelijke handicap kan worden vastgesteld, oordeelt de rechtbank dat het CIZ zich onder verwijzing naar de medische adviezen terecht op het standpunt heeft gesteld dat de blijvendheid van de beperkingen – en daarmee de blijvendheid van de zorgbehoefte – niet eenduidig kan worden vastgesteld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
9. Het CIZ heeft het bestreden besluit gebaseerd op de adviezen van de medisch adviseur van 6 en 19 augustus 2024. Op grond van vaste rechtspraak mag het CIZ zich bij het nemen van besluiten baseren op medische adviezen als deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen, inzichtelijk en volledig zijn. In het kader van de verdeling van de bewijsvoeringslast ligt het vervolgens op de weg van eiseres om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen. [1]
10. De rechtbank stelt vast dat de medisch adviseur in het medisch advies van 6 augustus 2024 concludeert dat de blijvendheid van de op dat moment aangegeven beperkingen niet eenduidig kan worden vastgesteld en dat er weinig gerichte therapie en begeleiding lijkt te hebben plaatsgevonden, behoudens vanuit de vorige (de Schakel, 2022) en de huidige setting. De medisch adviseur neemt verder in aanmerking dat onduidelijk is hoe eiseres zal functioneren na haar zwangerschap, welke ontwikkelingen en stappen zij nog zal maken en welke vaardigheden er nog aangeleerd kunnen worden. Daarbij verwijst de medisch adviseur op het huidige behandelplan 2023-2024 waarin meerdere behandeldoelen zijn omschreven, zoals: leren op een andere manier te communiceren, structuur krijgen in week en dagritme, de zorg rondom toekomstig kindje zo goed mogelijk vormgeven waarbij als aandachtspunten worden genoemd: wonen, voorbereiding op het ouderschap middels cursussen, consultatiebureau, vragen stellen, financiën regelen, openheid voor begeleiding en samen met Veilig Thuis en de gemeente kijken naar risico’s en deze vooraf minimaliseren (risicotaxatie).
11. De rechtbank is van oordeel dat het CIZ het bestreden besluit heeft mogen baseren op dit medisch advies. Het advies is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, de medisch adviseur heeft de beschikbare (medische) informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken en op inzichtelijk wijze is toegelicht dat de blijvendheid van zorgbehoefte van eiseres niet eenduidig kan worden vastgesteld. Eiseres heeft in beroep geen medische stukken overgelegd die de rechtbank aanleiding geven voor twijfel aan het medisch advies op dit punt. De stelling dat het verleden van eiseres en haar individuele kenmerken de verwachting rechtvaardigt dat zij levenslang zorg nodig heeft is daarvoor onvoldoende. Daarbij is van belang dat eiseres geen medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat er geen ontwikkeling (meer) mogelijk is en dat sprake is van een eindsituatie (in de zelfredzaamheid). Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in het medisch advies van 6 augustus 2024 ook verwezen wordt naar het advies van 15 februari 2024 waarin staat dat eiseres de laatste jaren dusdanige stappen heeft gezet dat zij van een opname in een instelling, via een trainingshuis, is gaan samenwonen met haar partner waarbij er een stabiele situatie is ontstaan. Bovendien staat ook niet ter discussie dat eiseres gelet op haar beperkingen blijvend zal zijn aangewezen op een zekere mate van ondersteuning en begeleiding. Dit heeft het CIZ op de zitting ook erkend. De vraag is alleen uit welk domein deze zorg moet worden vergoed. De rechtbank is van oordeel dat het CIZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van eiseres – op dit moment – niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor toegang tot de Wlz omdat de blijvendheid van haar zorgbehoefte niet kan worden vastgesteld. Het CIZ heeft er in het bestreden besluit nog op gewezen dat de zorg die eiseres nodig heeft mogelijk wordt vergoed vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Zorgverzekeringwet. Ter zitting is gebleken dat eiseres vanaf medio 2024 ook een indicatie heeft voor begeleid wonen op grond van de Wmo en dat voor één van de kinderen een indicatie op grond van de Jeugdwet is afgegeven.
12. De rechtbank wijst er tot slot nog op dat het CIZ in het bestreden besluit heeft aangegeven dat mochten er na adequate therapie en begeleiding na enige tijd nog significante beperkingen worden geconstateerd er met de op dat moment relevante medische informatie een herbeoordeling kan plaatsvinden. Het staat eiseres dus vrij om een nieuwe Wlz-aanvraag in te dienen, bijvoorbeeld als zij niet (meer) in aanmerking komt voor de indicatie begeleid wonen op grond van de Wmo.
13. Het voorgaande betekent dat het CIZ bij het bestreden besluit eiseres terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor zorg op grond van de Wlz.
14. De beroepsgrond dat het CIZ eiseres niet de mogelijkheid heeft geboden van een hoorzitting slaagt niet. Als bijlage bij de brief van 26 maart 2024 heeft het CIZ aan de gemachtigde van eiseres een formulier gezonden waarop zij kon aangeven of zij wel of niet gehoord wil worden. Het CIZ verzoekt de gemachtigde om het formulier binnen twee weken retour te zenden en wijst haar erop dat als het formulier na twee weken niet is ontvangen, het CIZ ervan uit gaat dat eiseres niet de wens heeft om gehoord te worden. De rechtbank oordeelt dat nu de gemachtigde van eiseres het formulier niet retour heeft gezonden, het CIZ van horen mocht afzien.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1813 en van 25 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3086, en van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639.