In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1989, heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ op 19 juni 2015 is afgewezen. Het CIZ stelde dat niet is komen vast te staan dat de appellant een blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische adviezen van het CIZ en het rapport van psychiater dr. J.J. Stolker. De Raad concludeert dat, hoewel de appellant momenteel veel zorg nodig heeft, er geen bewijs is dat hij blijvend afhankelijk is van 24 uur zorg in de nabijheid. De medisch adviseurs van het CIZ hebben aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van het functioneren van de appellant, wat de Raad heeft meegenomen in zijn oordeel. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af.
De uitspraak benadrukt het belang van medische adviezen en de beoordeling van de blijvende zorgbehoefte, waarbij de Raad de leerbaarheid van de appellant en zijn leeftijd in overweging heeft genomen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.