ECLI:NL:RBMNE:2025:2020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/4578
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak op bezwaar van naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiseres op 5 juli 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, die op 26 mei 2024 het bezwaar van eiseres tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond verklaarde. Eiseres had geprobeerd een parkeerticket te kopen, maar dit lukte niet. Een derde heeft uiteindelijk via een app de parkeerbelasting voor haar betaald. Op 15 augustus 2024 heeft verweerder de naheffingsaanslag vernietigd, maar het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar afgewezen. Eiseres is het hier niet mee eens en richt haar beroep ook tegen deze vernietiging.

De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit niet nodig werd geacht. De rechtbank overweegt dat procesbelang vereist is voor de ontvankelijkheid van het beroep. Aangezien verweerder de naheffingsaanslag heeft vernietigd, is het geschil tussen partijen opgehouden te bestaan. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is bij de uitspraak op bezwaar van 26 mei 2024, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Echter, omdat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag heeft vernietigd, moet hij wel de proceskosten van eiseres vergoeden. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn verplichtingen tekort is geschoten door geen stukken over te leggen, wat de beoordeling van het geschil bemoeilijkt. De rechtbank verklaart het beroep tegen de vernietiging van 15 augustus 2024 gegrond en kent eiseres een proceskostenvergoeding toe van € 161,75 voor de bezwaarfase en € 226,75 voor de beroepsfase. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder,
(gemachtigde: W.G. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld op 5 juli 2024 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 26 mei 2024.
De bezwaarprocedure ging over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. In de uitspraak op bezwaar is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres is hiertegen in beroep gegaan, omdat zij wel een parkeerticket wilde kopen, maar het haar niet lukte om bij de parkeerautomaat een parkeerticket te verkrijgen. Iemand anders heeft daarna namens eiseres via een app alsnog parkeerbelasting betaald voor de auto van eiseres.
Verweerder heeft op 15 augustus 2024 de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. Hierbij heeft verweerder het verzoek om proceskosten in bezwaar afgewezen. Eiseres is het daar niet mee eens en daarom richt het beroep van eiseres zich van rechtswege ook tegen de vernietiging. [1]

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De uitspraak op bezwaar van 26 mei 2024
2. Procesbelang is het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtzoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit gaat niet om de vraag of de rechtzoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. De bestuursrechter doet geen uitspraken uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. [2]
3. Verweerder heeft op 15 augustus 2024 de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. De rechtbank stelt vast dat verweerder daarmee volledig aan eiseres haar bezwaar tegemoet is gekomen. Het geschil tussen eiseres en verweerder houdt daardoor op te bestaan. Aangezien niet is gebleken van enig belang bij vernietiging van de uitspraak op bezwaar, moet het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 mei 2024 wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Omdat de heffingsambtenaar met de vernietiging alsnog is tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiseres, moet de heffingsambtenaar wel het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
De vernietiging op 15 augustus 2024
5. Het beroep van eiseres is mede gericht tegen de vernietiging van 15 augustus 2024 omdat zij het niet eens is met de afwijzing van het verzoek om proceskosten in bezwaar.
6. Eiseres en verweerder verschillen van mening over de vraag of vergoeding van de proceskosten in bezwaar door verweerder plaats dient te vinden. Volgens verweerder is de naheffing alleen uit coulance vernietigd en niet vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, zo blijkt uit de vernietiging.
7. De rechtbank kan niet beoordelen of de naheffing vernietigd had moeten worden vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, omdat de heffingsambtenaar in zijn schrijven van 15 augustus 2024 heeft laten weten geen stukken en verweerschrift op te stellen, omdat er geen geschil meer zou zijn. De heffingsambtenaar heeft in de vernietiging van 15 augustus 2024 echter expliciet het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De conclusie dat er geen geschil meer zou zijn was daarom voorbarig. Eiseres heeft bovendien op 24 september 2024 te kennen gegeven het niet eens te zijn met de afwijzing. Desalniettemin heeft de heffingsambtenaar de op de zaak betrekking hebbende stukken niet ingediend, hoewel de termijn daarvoor nog liep tot 3 oktober 2024. Ook heeft de heffingsambtenaar niet om uitstel gevraagd.
8. Indien de heffingsambtenaar niet voldoet aan de verplichting stukken over te leggen kan de bestuursrechter op grond van artikel 8:31 van de Awb daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen. In dit geval kiest de rechtbank ervoor om de heffingsambtenaar ook voor de bezwaarfase in de kosten te veroordelen. Door het handelen van de heffingsambtenaar is het namelijk niet mogelijk om het geschil te beoordelen. In zo’n situatie verdient eiseres het voordeel van de twijfel. Het beroep tegen de vernietiging van 15 augustus 2024 is daarom gegrond.
Conclusie
9. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 mei 2024 is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen de vernietiging van 15 augustus 2024 is gegrond. Dit besluit wordt vernietigd voor zover daarin geen proceskostenvergoeding is toegekend. De rechtbank voorziet zelf door deze vergoeding alsnog toe te kennen. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die verweerder moet betalen voor de bezwaarfase vast op € 161,75‬ (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 647,- met een wegingsfactor van 0,25) en voor de beroepsfase op € 226,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- met een wegingsfactor 0,25). [3]
7. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiseres betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 mei 2024 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het vernietigingsbesluit van 15 augustus 2024 gegrond;
- vernietigt het vernietigingsbesluit van 15 augustus 2024 voor zover daarin geen proceskostenvergoeding is toegekend;
- veroordeeld verweerder in de proceskosten van eiseres in bezwaar tot ene bedrag van
€ 161,75;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van
€ 226,75;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 maart 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1396.
3.Conform de richtlijnen van deze rechtbank, 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4482.