ECLI:NL:RBMNE:2025:2056

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
11332525 UC EXPL 24-6561 CD/942
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over consumentenrecht en kredietovereenkomsten in het kader van 'buy now pay later'

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 april 2025 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de rechtspersoon Alektum Capital II AG en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een koopprijs van € 159,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, na een niet-betaalde aankoop via de webwinkel van Mediamarkt met gebruik van uitgestelde betaling via Klarna Bank AB. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 20 november 2024, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBMNE:2024:6392, de eisende partij de gelegenheid gegeven om te onderbouwen of het verstrekte krediet onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW valt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet heeft aangetoond dat de kosten van wanbetaling geen deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker. Hierdoor zijn de consumentenbeschermende bepalingen van toepassing, en de kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of deze zijn nageleefd. De eisende partij heeft onvoldoende informatie verstrekt om deze toets uit te voeren, wat leidde tot de vernietiging van de consumentenkredietovereenkomst. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 127,20, wat 80% van de koopprijs bedraagt, en de proceskosten van € 303,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11332525 UC EXPL 24-6561 CD/942
Verstekvonnis van 30 april 2025
inzake
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Alektum Capital II AG,
gevestigd in Zug, Zwitserland,
eisende partij,
gemachtigde: E.A.P. van Lith,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft niet (op tijd) op de vordering gereageerd en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.2.
Vervolgens heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen, waarna de eisende partij een akte met daarin een nadere toelichting in het geding heeft gebracht. Daarop volgt nu dit vonnis.

2.Waar gaat deze procedure over?

2.1.
De gedaagde partij heeft in de webwinkel van de Mediamarkt een zaak gekocht voor € 159,00. De gedaagde partij heeft daarbij gekozen voor de aangeboden mogelijkheid van uitgestelde betaling aan Klarna Bank AB (hierna: kredietverstrekker). Ondanks aanmaning heeft de gedaagde partij de koopprijs niet betaald.
2.2.
De vordering op de gedaagde partij is verkocht aan de eisende partij. De eisende partij vordert nu de koopprijs, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.

3.Wat aan dit vonnis vooraf ging

3.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 20 november 2024, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBMNE:2024:6392. Daarin is de eisende partij in de gelegenheid gesteld te onderbouwen of het in deze procedure verstrekte krediet al dan niet onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW) valt.
3.2.
In haar akte heeft de eisende partij gesteld dat de kredietverstrekker er bij het sluiten van de overeenkomst niet op heeft geanticipeerd dat de gedaagde partij niet zou nakomen. Zij heeft toegelicht hoeveel werk wordt verricht om (alsnog) betaling te verkrijgen. De kredietverstrekker verstuurt volgens de eisende partij verschillende herinneringen, waarvoor in eerste instantie minder in rekening wordt gebracht dan op grond van de wet is geoorloofd. Als de kosten van wanbetaling onderdeel zouden uitmaken van het verdienmodel, zou de kredietverstrekker volgens de eisende partij eerder het volledige toegestane bedrag aan incassokosten in rekening brengen. De eisende partij heeft verder verwezen naar een persbericht van de kredietverstrekker waarin het belang van consumentenwelzijn uiteen is gezet en hoe de kredietverstrekker daarmee omgaat. Overigens heeft de eisende partij erop gewezen dat de kredietverstrekker aan consumenten geen kosten bovenop de koopsom in rekening brengt voor het gebruik van de mogelijkheid om uitgesteld te betalen en dat bij verzoeken om uitstel van betaling een kredietcheck wordt gedaan.

4.De nadere beoordeling door de kantonrechter

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij niet duidelijk heeft gemaakt dat de bedongen rente en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker. Het moge zo zijn dat veel werkzaamheden worden verricht als een consument niet tijdig tot betaling overgaat en dat geen andere kosten dan de bedongen kosten in rekening worden gebracht, maar dat sluit allemaal niet uit dat met het in rekening brengen van rente, herinnerings- en incassokosten inkomsten kunnen worden gegenereerd die meer dan kostendekkend zijn – en dat de kredietverstrekker daarop heeft geanticipeerd. Datzelfde geldt voor de stelling dat de kredietverstrekker consumentenwelzijn hoog in het vaandel heeft staan. Ook dat sluit niet uit dat het in rekening brengen van rente, herinnerings- en incassokosten winstgevend kan zijn – en dat de kredietverstrekker daarop heeft geanticipeerd. Over de kosten van de werkzaamheden die met de wanbetaling gepaard gaan, is in het onderhavige geval niets concreets naar voren gebracht.
4.2.
De kantonrechter wijst er in dit verband op dat in het rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), waarnaar in het tussenvonnis is verwezen, met zoveel woorden is vermeld dat het verdienmodel van zogenoemde ‘buy now pay later’-aanbieders (waartoe ook de kredietverstrekker in deze procedure behoort) verschilt, maar dat een aantal aanbieders een substantieel deel van hun inkomsten verdient met het in rekening brengen van kosten aan consumenten die te laat betalen. Volgens de AFM zijn die kosten meer dan kostendekkend voor de werkzaamheden die deze aanbieders daar tegenover stellen, zijn ze voor die aanbieders zelfs winstgevend en vormen ze een wezenlijk deel van hun verdienmodel. De kantonrechter begrijpt dat verschillende ‘buy now pay later’-aanbieders hun verdienmodel sindsdien hebben aangepast, en hun inkomsten vooral halen uit de samenwerking met winkeliers, maar uit de akte kan niet de conclusie worden getrokken dat dit ook het geval is met de kredietverstrekker in deze procedure.
4.3.
Aldus moet het ervoor worden gehouden dat het in deze procedure gesloten krediet een consumentenkredietovereenkomst is waarop de uitzondering niet van toepassing is. Dat betekent dat consumentenbeschermende bepalingen onverkort van toepassing zijn en dit leidt tot het volgende.
4.4.
De kantonrechter moet bij de beoordeling van de vordering, die zijn grondslag vindt in deze consumentenkredietovereenkomst, ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook zonder dat de gedaagde partij daar om vraagt) toetsen of een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen is nageleefd. Hij moet met name toetsen of de nodige informatie aan de gedaagde partij is verstrekt, als bedoeld in de artikelen 7:60 en 7:61 BW, en of is gecontroleerd of de consument wel voldoende draagkracht heeft om het krediet terug te kunnen betalen, als bedoeld in artikel 4:34 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Als dat niet is gebeurd, of als de kantonrechter over onvoldoende informatie beschikt om dit te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. In de regel moet dan (een deel van) de vordering worden afgewezen.
4.5.
De kantonrechter heeft de eisende partij er in het tussenvonnis op gewezen dat de eisende partij de kantonrechter van voldoende informatie moet voorzien om de noodzakelijke toets uit te kunnen voeren. De eisende partij heeft die informatie echter niet of onvoldoende verstrekt. De kantonrechter kan daardoor niet toetsen of de consumentenbeschermende bepalingen van de artikelen 7:60 en 7:61 BW en/of van artikel 4:34 Wft zijn nageleefd. De enkele stelling dat een kredietcheck wordt uitgevoerd, is daarvoor onvoldoende.
4.6.
De genoemde consumentenbeschermende bepalingen zijn bepalingen met een Europese oorsprong, die in ons nationale recht zijn geïmplementeerd. Zij moeten gelijk worden gesteld aan bepalingen die naar nationaal recht van openbare orde zijn. [1] Als dergelijke bepalingen niet zijn nageleefd (of als dat, zoals in dit geval, niet kan worden vastgesteld), is niet voldaan aan een regel van openbare orde en moet de overeenkomst worden vernietigd op grond van artikel 3:40 lid 1 BW.
4.7.
De kantonrechter vernietigt daarom de consumentenkredietovereenkomst. Als gevolg daarvan hoeft de gedaagde partij de gevorderde rente en incassokosten niet te betalen. Dat is omdat die kosten zijn bedongen in de consumentenkredietovereenkomst die is vernietigd en dus niet meer bestaat. [2]
4.8.
Met betrekking tot de gevorderde koopprijs is relevant dat naast de vernietigde consumentenkredietovereenkomst óók een consumentenkoopovereenkomst is gesloten (tussen de gedaagde partij en de verkoper, die zijn vordering op de gedaagde partij heeft overgedragen aan de kredietverstrekker, die de vordering op zijn beurt heeft overgedragen aan de eisende partij). Ook op die koopovereenkomst zijn informatieplichten van toepassing, waarvan de kantonrechter ambtshalve moet toetsen of die zijn nageleefd. In deze procedure, waarin de koopovereenkomst online is gesloten, gaat het om de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW.
4.9.
De verkoper heeft gemeend aan de informatieplicht met betrekking tot het herroepingsrecht te voldoen door die informatie op te nemen in de algemene voorwaarden. Dat mag, maar dan moet een consument wel op actieve wijze zijn goedkeuring aan die algemene voorwaarden verlenen door een daartoe bestemde vakje aan te vinken. Ook moet die informatie op duidelijke en begrijpelijke wijze ter kennis van de consument worden gebracht. [3] In dit geval heeft de verkoper onder de zogenoemde bestelknop vermeld ‘door te klikken op “kopen” ga ik akkoord met de algemene voorwaarden. Ik heb kennis genomen met de annuleringsvoorwaarden en de privacyverklaring’ (met links naar de online vindplaatsen van die algemene voorwaarden, annuleringsvoorwaarden en de privacyverklaring). De gedaagde partij heeft géén vinkje hoeven te zetten als actieve uiting van zijn goedkeuring en hij is er ook niet op gewezen dat in die algemene voorwaarden informatie stond over zijn herroepingsrecht (de enkele verwijzing naar annuleringsvoorwaarden, waarvan de kantonrechter de inhoud overigens niet kent, is daarvoor onvoldoende). Aldus is niet voldaan aan de informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 onder h BW.
4.10.
Overigens is niet gebleken dat alle verstrekte informatie na de totstandkoming van de overeenkomst nog eens aan de gedaagde partij is bevestigd op een duurzame gegevensdrager, wat is vereist op grond van artikel 6:230v lid 7 BW. Een link naar de online vindplaats van algemene voorwaarden volstaat niet als de verstrekking van die algemene voorwaarden op een duurzame gegevensdrager. [4] Dat wordt niet anders als daarbij de mogelijkheid wordt geboden om die voorwaarden op te slaan of te printen.
4.11.
De kantonrechter moet hier ambtshalve consequenties aan verbinden. [5] Onder verwijzing naar de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten vermindert hij de betalingsverplichting van de gedaagde partij met 20%. [6] De koopprijs van de gekochte, ontvangen en gehouden zaak is € 159,00. Daarvan is de gedaagde partij door ambtshalve sanctionering slechts 80% verschuldigd, dat wil zeggen € 127,20. Dat bedrag is toewijsbaar.
4.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 40,00 (1 punt x tarief € 40,00)
- nakosten
€ 20,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 303,54;

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting € 127,20 aan de eisende partij te betalen;
5.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 303,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 juli 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5655.
2.Omdat dit deel van de vordering hoe dan ook moet worden afgewezen hoeft de kantonrechter niet te beoordelen of de betreffende bedingen wellicht onredelijk bezwarend zijn voor consumenten zoals de gedaagde partij, als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 24 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:112.
4.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
5.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
6.www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/richtlijn-sanctiemodel-informatieplichten.pdf.