ECLI:NL:RBMNE:2025:2371

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
16/324398-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer uitspraak over oplichting van bejaarde slachtoffers door middel van babbeltruc

Op 16 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003 in Syrië, die beschuldigd werd van meerdere oplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 oktober 2024 in Utrecht, samen met anderen, een bejaarde vrouw heeft opgelicht door zich voor te doen als een politieagent. De verdachte heeft de vrouw onder druk gezet om haar juwelen en sieraden af te geven, met de belofte dat deze veilig zouden worden bewaard. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 28 september 2024 en in de periode van 5 tot 10 oktober 2024 betrokken was bij soortgelijke oplichtingen van andere bejaarde slachtoffers in Egmond aan Zee, Heemskerk en Lisse. De verdachte werd op heterdaad betrapt toen hij de juwelen van een slachtoffer ophaalde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de oplichtingen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 61.500 aan slachtoffer 1, en heeft de vordering van slachtoffer 2 niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/324398-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2025 en 2 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van hetgeen [A] van Slachtofferhulp Nederland, ter toelichting op de vorderingen benadeelde partij van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 2 mei 2025 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 11 oktober 2024 te Utrecht in vereniging [slachtoffer 3] heeft opgelicht;
feit 2:op 28 september 2024 te Egmond aan Zee , gemeente Bergen, in vereniging [slachtoffer 1] heeft opgelicht;
feit 3:in de periode van 5 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 in vereniging [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft opgelicht;
feit 4:in de periode van 5 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 in vereniging een diefstal heeft gepleegd van enig goed van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , waarbij zij die goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse naam en/of hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
De rechtbank zal hierna onder 4.3 – voor zover relevant – nader ingaan op de standpunten van de verdediging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage 2 de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
4.3.1
Inleiding
Verdachte is op 11 oktober 2024 op heterdaad bij zijn auto aangehouden nadat hij bij de woning op de [adres] in [woonplaats] een blauwe bigshopper had opgehaald. In die blauwe bigshopper werden de juwelen en sieraden van de eigenaren van die woning aangetroffen. De eigenaren van die woning deden aangifte van oplichting middels een babbeltruc (feit 1).
Op basis van het onderzoek in de telefoon van verdachte werd vervolgens een verband gevonden met andere aangiften van oplichting (feiten 2, 3 en 4).
De rechtbank zal hierna eerst de verbanden bespreken tussen de feiten. Daarna zal worden ingegaan op de betrokkenheid van verdachte bij die feiten en op de vraag of sprake is van medeplegen. Vervolgens zal de rechtbank nader ingaan op de vraag of deze feiten kunnen worden gekwalificeerd als respectievelijk oplichting (feiten 1, 2 en 3) en gekwalificeerde diefstal (feit 4).
4.3.2
Modus operandi en verbanden tussen de feiten
Uit de aangiften, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, volgt een vergelijkbare werkwijze bij het plegen van de strafbare feiten (modus operandi). Eerst belt een persoon op, die zich voordoet als een politieagent dan wel een bankmedewerker. Aan de slachtoffers, allen (hoog)bejaarde vrouwen, wordt verteld dat er gewapende overvallen in de buurt worden gepleegd, of dat er verdachte afschrijvingen zijn of worden gedaan van hun bankrekening. Vervolgens wordt hen geadviseerd om waardevolle spullen op te laten halen, zodat deze kunnen worden getaxeerd of veilig bewaard, waarvoor iemand diezelfde dag nog aan de deur komt. De aangeefsters werd in enkele gevallen gevraagd de sieraden onopvallend in te pakken in een boodschappentas. Alle aangeefsters kregen van de persoon aan de telefoon een code door die de persoon aan de deur zou noemen ter verificatie. Vervolgens kwam daadwerkelijk een persoon aan de deur bij aangeefsters, aan wie zij hun waardevolle spullen afgaven. Daarbij werd de aangeefsters steeds werd toegezegd dat zij de waardevolle spullen na de taxatie of de bewaring terugkregen. Daarna ging de persoon er met de kostbare spullen vandoor. Een verdere overeenkomst is dat aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben verklaard dat de zogenaamde bankmedewerker zich aan de telefoon voorstelde als “ [fakenaam] ”.
Uit het onderzoek naar de telefoonnummers waarmee de aangeefsters zijn gebeld, bleek dat aangeefster [slachtoffer 3] (feit 1) met een telefoon met hetzelfde IMEI-nummer is gebeld als aangeefster [slachtoffer 1] (feit 2). Verder bleek dat de telefoon gedurende het gesprek met aangeefster [slachtoffer 3] aanstraalde bij dezelfde zendmast in Soest als tijdens de telefoongesprekken met aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feiten 3 en 4). Uit het onderzoek bleek verder dat die laatstgenoemde twee ook met eenzelfde telefoonnummer zijn gebeld.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat niet anders kan dan dat de oplichtingen van deze vier aangeefsters zijn gepleegd door dezelfde dadergroep, waarbij telkens ten minste twee personen, al dan niet in wisselende samenstelling, betrokken waren als beller en afhaler.
4.3.3
Betrokkenheid van verdachte
Vervolgens is de vraag wat de betrokkenheid van verdachte was bij die feiten en of dit kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 3 en 4 m.b.t. aangeefster [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de oplichting van aangeefster [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier volgt dat deze aangeefster eveneens is gebeld door hetzelfde telefoonnummer als aangeefster [slachtoffer 3] (feit 1), zodat daaruit geconcludeerd kan worden dat zij slachtoffer is geworden van dezelfde dadergroep als de andere aangeefsters. Ook vertoont de inhoud van de aangifte van aangeefster [slachtoffer 2] gelijkenissen met de aangiftes van andere aangeefsters. Daarnaast blijkt uit de locatiegegevens van de telefoon van verdachte dat hij op de datum van de oplichting in de nabijheid van het adres van slachtoffer is geweest, echter niet ten tijde van het gepleegde feit.
De tijdstippen uit de aangifte, zijnde het moment waarop er iemand aan de deur is geweest, komen namelijk niet overeen met de tijdstippen van de locatiegegevens uit de telefoon van verdachte. Wanneer de tijdstippen uit de aangifte worden gevolgd, dan kan op basis daarvan juist uitgesloten worden dat verdachte de persoon is geweest die bij aangeefster aan de deur is geweest. Hoewel de rechtbank het vermoeden heeft dat verdachte op enige wijze bij deze feiten betrokken is geweest, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om een significante bijdrage van verdachte aan deze feiten bewezen te kunnen verklaren.
Op basis van het voorgaande zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken voor de oplichting dan wel gekwalificeerde diefstal van aangeefster [slachtoffer 2] (met betrekking tot de feiten 3 en 4).
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] (feit 2)
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast over de betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
Volgens de aangifte van [slachtoffer 1] werd zij op 28 september 2024 om 18:58 uur gebeld. Diezelfde avond kwam er tussen 22:00 en 23:00 uur een persoon aan de deur om haar sieraden en geld op te halen. Uit de ANPR-gegevens van de auto van verdachte volgt dat hij die avond omstreeks 20:25 uur reed op de snelweg A2, gelegen op de route tussen Utrecht en Egmond aan Zee . Op de telefoon van verdachte is een printcreen aangetroffen van diezelfde avond om 20:51 uur, waarop een zoekopdracht naar de straatnaam van aangeefster te zien is. De telefoon van verdachte is vervolgens diezelfde avond omstreeks 21:15 uur aangestraald op 750 meter van het adres van aangeefster in Egmond aan Zee .
Ten aanzien van aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (m.b.t. feiten 3 en 4)
Zowel aangeefster [slachtoffer 4] als aangeefster [slachtoffer 5] deden aangifte van oplichting gepleegd op 5 oktober 2024. Aangeefster [slachtoffer 4] verklaarde dat zij om 19:00 uur werd gebeld op haar huistelefoon en dat vervolgens rond 19:30 uur de man voor haar deur stond. Aangeefster [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij rond 20:30 uur werd gebeld en dat tegen 23:30 uur bij haar werd aangebeld. Na het overhandigen van de Albert Heijn-zak met sieraden liep de man volgens aangeefster weg in de richting van de Mendeldreef.
Uit de locatiegegevens van de app Flitsmeister op de telefoon van verdachte is gebleken dat hij om 19:21 uur op de [straat] in Heemskerk is geweest. Die straat is 350 meter van de woning van aangeefster [slachtoffer 4] . Vervolgens blijkt dat de telefoon van verdachte diezelfde avond ook is afgereisd naar [woonplaats] , en om 23:45 uur aanstraalt in een pand aan het [straat] . Aangeefster [slachtoffer 5] is woonachtig op het [adres] . Die woning is exact gelegen in de hoek waar het toestel van verdachte ook uitstraalt. Vervolgens is om 23:47 uur een verplaatsing te zien naar de Mendeldreef.
Tussenconclusie
Uit het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte telkens zeer dicht in de buurt is geweest van de adressen van de aangeefster [slachtoffer 1] en de aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , omstreeks het moment dat de persoon bij hen aan de deur kwam om de goederen op te halen. In de zaak [slachtoffer 1] duidt de vondst van de printscreen van de straat van aangeefster in de telefoon van verdachte erop dat hij kennelijk die avond in die specifieke straat in Egmond aan Zee moest zijn. In de zaak van aangeefster [slachtoffer 4] volgt uit de telefoongegevens van verdachte bovendien dat hij eenzelfde route volgt als de looproute die aangeefster heeft omschreven. Hieruit rijst het sterke vermoeden dat de verdachte telkens betrokken was bij het ophalen van de buit van de oplichtingen.
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft ten aanzien van feit 1 verklaard dat hij via Snapchat via een “trading account” door een onbekende jongen werd benaderd met de vraag om een tas op te halen. Hij zou daar € 100,- voor krijgen. Hij kreeg een code door die hij aan de deur moest doorgeven. Hij stelt niet te hebben geweten wat er in de tas zou zitten en evenmin dat het om oplichting ging. Dit zou de eerste keer zijn geweest dat verdachte dit deed. Pas toen een oude vrouw de deur opendeed, dacht hij: ‘hier klopt iets niet’. Hij besloot om de tas wel aan te nemen, omdat zijn code overeenkwam met de code die de vrouw aan de deur had gekregen. Ten aanzien van de andere oplichtingen heeft verdachte zich telkens op zijn zwijgrecht beroepen.
Sprake van medeplegen?
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat geen sprake is van dubbel opzet, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van het gronddelict (de oplichting).
Vooropgesteld staat dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen. Daarbij moet verdachte een - intellectuele en/of materiële - bijdrage van voldoende gewicht hebben gehad aan het delict. Aan het enkel voorhanden hebben van de buit kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat verdachte ook het gronddelict heeft (mede)gepleegd. Ook omstandigheid dat verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. De rechtbank mag echter bij haar bewijsoordeel in aanmerking nemen dat verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven (ECLI:NL:HR:2019:97; ECLI:NL:HR:2016:1315).
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 blijkt dat de verbalisanten zagen dat verdachte, voorafgaand aan het ophalen van de tas, langzaam door de [straat] reed en daarbij in alle geparkeerde auto’s keek. Vervolgens parkeerde hij zijn auto iets verderop en liep in één rechte lijn naar de voordeur van de [adres] . Die handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders uit te leggen dan als een voorverkenning, waarna verdachte zijn auto uit het directe zicht vanaf de voordeur heeft geparkeerd. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte wel degelijk wetenschap had van een voorgenomen crimineel plan, waarbij verdachte zich kennelijk bewust was van het risico dat hij daar aan de deur zou kunnen worden gepakt. De rechtbank acht om die reden de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Daarbij weegt mee dat uit dat verdachte ook betrokken was bij andere strafbare feiten, zoals hieronder nader uiteen wordt gezet.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte eveneens past binnen het signalement dat de aangeefsters [slachtoffer 1] (feit 2), [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feiten 3 en 4) hebben opgegeven van de persoon die bij hen aan de deur kwam. Voor zijn aanwezigheid in de nabijheid van die plaatsen-delict rond het tijdstip waarop de waardevolle goederen werden opgehaald, terwijl hij op 11 oktober 2024 daadwerkelijk is aangetroffen terwijl hij de sieraden ophaalde afkomstig van oplichting door dezelfde dadergroep, heeft verdachte geen aannemelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. De rechtbank kan daarom niet anders concluderen dan dat verdachte daar kennelijk aanwezig was om de buit van de oplichtingen bij de slachtoffers thuis op te halen. Het feit dat hij dit tot viermaal toe heeft gedaan wijst tevens op de wetenschap van de oplichtingen en een grotere betrokkenheid in het geheel van de verdachte. Door steeds de buit op te halen van de oplichtingshandelingen heeft verdachte ook een voor de uitvoering onmisbare rol vervuld, Verdachte heeft daarmee een essentiële rol vervuld in de feiten, zodat voldoende wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de feiten in vereniging heeft gepleegd.
4.3.4
Feiten 1, 2 en 3: oplichting
Vooropgesteld staat dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven is geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moeten een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen zijn gebruikt. Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededader(s) door een samenweefsel van verdichtsels en het aannemen van een valse hoedanigheid telkens bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgifte van sieraden en geld, dan wel een bankpas en een iPad. De slachtoffers werden door een web van leugens angst ingeboezemd hun kostbare bezittingen kwijt te raken, en verdachte en zijn mededader(s) schoten zogenaamd te hulp om die bezittingen veilig te stellen. In werkelijkheid waren die waardevolle spullen nu juist waar verdachte en zijn mededader(s) op uit waren om zichzelf te verrijken ten koste van de slachtoffers. Daarbij is tevens misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de slachtoffers, gelet op het feit dat zij allen hoogbejaard waren.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3.5
Vrijspraak feit 4
De oplichting van de aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] is onder feit 4 eveneens tenlastegelegd als een gekwalificeerde diefstal in vereniging. De rechtbank zal verdachte voor dit feit vrijspreken, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat deze goederen door diefstal zijn weggenomen, maar dat de aangevers door een samenweefsel van verdichtsels zijn bewogen tot (vrijwillige) afgifte daarvan (zoals bewezenverklaard onder feit 3).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 11 oktober 2024 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van juwelen en sieraden,
door:
- die [slachtoffer 3] te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de politie en
- die [slachtoffer 3] te vragen of zij waardevolle spullen in de woning had en te vertellen dat er in de buurt van de woning van die [slachtoffer 3] gewapende overvallen waren gepleegd door vier mannen en dat er maar twee mannen gepakt waren en de buit voornamelijk juwelen betrof en vervolgens
- die [slachtoffer 3] te vertellen dat er een persoon langs zou komen om de juwelen op te halen en te laten taxeren en te vragen de waardevolle juwelen onherkenbaar in te pakken en een codenummer te geven en vervolgens
- bij de woning van die [slachtoffer 3] langs te gaan en daarbij een code te noemen,
waarna die [slachtoffer 3] werd bewogen tot de afgifte van de juwelen en sieraden;
2
hij op 28 september 2024 te Egmond aan Zee , gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van sieraden en contant geld, door:
- die [slachtoffer 1] te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de bank en
- die [slachtoffer 1] te vertellen dat er geld was overgemaakt van haar bankrekening en dat er dreiging was dat er waardevolle goederen bij haar zouden worden weggenomen en vervolgens
- die [slachtoffer 1] te vragen om al haar sieraden in een tas te stoppen en
- die [slachtoffer 1] te vertellen dat er iemand langs zou komen om de sieraden op te halen en te laten taxeren en vervolgens
- bij de woning van die [slachtoffer 1] langs te gaan,
waarna die [slachtoffer 1] werd bewogen tot de afgifte van de sieraden en contant geld;
3
hij in de periode van 5 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 te Heemskerk en Lisse, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 4] ;
- [slachtoffer 5]
heeft bewogen tot de afgifte van sieraden en/of een iPad en bankpas en het ter beschikking stellen van inloggegevens waaronder kaartnummer en pincode van haar bankaccount, door:
- voornoemde personen te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de bank;
- voornoemde personen te vertellen dat er vreemde transacties waren gezien op de bankrekening en/of dat er in de buurt van voornoemde personen veel diefstallen werden gepleegd en (vervolgens)
- voornoemde personen te vertellen dat er een medewerker van de politie en/of een medewerker van de bank langs zou komen om de sieraden en/of bankpas op te halen en/of
- te vragen de pincode in te spreken en (vervolgens)
- bij de woning van voornoemde personen langs te gaan en/of daar om afgifte van voornoemde bankpas te vragen,
waarna voornoemde personen werden bewogen tot de afgifte van sieraden en/of een iPad en bankpas en voornoemde gegevens.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:medeplegen van oplichting;
feit 2:medeplegen van oplichting;
feit 3:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, zodat de rechtbank in zijn visie niet toekomt aan strafoplegging aan verdachte. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met daarbij een voorwaardelijk deel waaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zijn gekoppeld. Dit zo nodig in combinatie met een taakstraf.
Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de voorlopige hechtenis als bijzonder zwaar heeft beleefd, vanwege zijn oorlogsherinneringen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal oplichtingen in vereniging met een babbeltruc. Daarbij is gebruik gemaakt van een geraffineerde handelswijze, waarbij telkens sprake was van (hoog)bejaarde slachtoffers. Het kan dan ook niet anders dan dat deze kwetsbare slachtoffers doelbewust zijn uitgekozen. De slachtoffers werden eerst gebeld door een zogenaamde politieagent of bankmedewerker. Vervolgens werd de slachtoffers angst ingeboezemd met het verhaal dat er gewapende overvallen in de buurt zouden zijn of dat criminelen erop uit waren om hun geld of kostbare goederen te stelen. Enkele slachtoffers zijn urenlang om de tuin geleid. Daarna deden verdachten alsof zij de slachtoffers te hulp zouden schieten door hun waardevolle spullen zogenaamd te taxeren of te bewaren. Verdachte is tot vier maal toe bij de slachtoffers aan de deur gegaan om hun waardevolle spullen, veelal sieraden, op te halen en er vervolgens met de buit vandoor gegaan.
Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen alleen oog gehad voor hun eigen geldelijk gewin. Er is op een slinkse en gewetenloze manier ingespeeld op de angstgevoelens van de slachtoffers en hun vertrouwen in de instituties. De buit bestond uit sieraden die niet alleen een grote geldelijke waarde vertegenwoordigen, maar ook onvervangbaar zijn vanwege hun emotionele waarde. Zo zijn onder meer een onderscheiding van Officier in de Orde van Oranje-Nassau en een trouwring buitgemaakt.
Niet alleen zijn de slachtoffers beroofd van hun persoonlijke bezittingen, maar ook van hun veiligheidsgevoel in hun eigen woning en van het vertrouwen in de medemens. Dat terwijl hoogbejaarde mensen nu juist in hun dagelijks leven in grote mate afhankelijk kunnen zijn van de hulp van derden. Uit de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de ter terechtzitting gegeven toelichting, volgt dat zij zelfs haar eigen zus niet meer durft te vertrouwen. Het is diep triest dat deze kwetsbare personen zich hiermee geconfronteerd zien en de laatste fase van hun leven, door het handelen van verdachte, wordt getekend door angst en wantrouwen. Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft alleen een huichelachtige verklaring afgelegd dat hij het heel erg vindt dat bejaarde mensen het slachtoffer worden van dit soort trucs.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van de Reclassering Nederland van 22 april 2025. Daaruit volgt dat verdachte op zestienjarige leeftijd uit Syrië naar Nederland is gevlucht en zich in korte tijd de Nederlandse taal eigen heeft gemaakt. Verder heeft verdachte verschillende opleidingen gevolgd op MBO-niveau en heeft hij werk. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld, vanwege problematisch gokgedrag en omgang met een negatief sociaal netwerk. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een gedragsinterventie gericht op de gokverslaving, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en inzage in zijn financiën.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 21 jaar oud. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarbij neemt de rechtbank het advies van de reclassering in aanmerking om het volwassenstrafrecht toe te passen, omdat zij geen aanwijzingen zien voor een verstandelijke beperking, verdachte fulltime werkt en hij nog maar beperkt deel uitmaakt van het gezin.
De strafoplegging
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten en in het bijzonder de geraffineerde handelswijze, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van dergelijke feiten. Gelet op de ernst van de feiten, de problemen die verdachte heeft op verschillende leefgebieden en het recidiverisico dat door de reclassering als gemiddeld wordt ingeschat, acht de rechtbank begeleiding in een verplicht kader passend en nodig. Daarvoor zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd koppelen aan het voorwaardelijk opgelegde strafdeel.
Alles overwegende en mede gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
De rechtbank legt aan de verdachte een lagere straf op dan door de officier van justitie geëist, omdat zij - anders dan de officier van justitie - komt tot een partiële vrijspraak van de oplichting van aangeefster [slachtoffer 2] .

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1] (FEIT 2)

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 61.500,-. Dit bedrag bestaat uit € 60.750,- materiële schade en € 750,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering, inclusief de wettelijke rente en gevorderd aan verdachte de maatregel van schadevergoeding op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de immateriële schade dient te worden afgewezen, omdat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is geweest van een – zogeheten – aantasting in de persoon op andere wijze.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schade is niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit ter hoogte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal dat deel van de vordering dan ook toewijzen.
Immateriële schade
Vooropgesteld staat dat vergoeding van immateriële schade ingevolge artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek kan worden toegekend indien een benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van ‘aantasting op andere wijze’ kan sprake zijn indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Daartoe moet de benadeelde partij voldoende concrete gegevens aanvoeren waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook wanneer de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen zó voor de hand liggen, kan - zonder dat de hiervoor bedoelde concrete gegevens worden aangeleverd - een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ worden aangenomen.
De verdediging heeft – kort gezegd – bepleit dat van zo een aantasting in de persoon op andere wijze geen sprake is, omdat de ernst van de normschending niet met zich brengt dat psychische schade is opgelopen.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht, niet bestaande uit vermogensschade. Uit het verzoek tot schadevergoeding en de toelichting daarvan ter terechtzitting volgt dat benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde haar vertrouwen in de medemens is verloren en zich niet meer veilig voelt in haar eigen huis.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de normschending met zich brengt dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, zodat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. In dit geval gaat het om een hoogbejaard, kwetsbaar slachtoffer dat urenlang telefonisch door middel van een zogenoemde babbeltruc onder druk is gezet tot afgifte van geld en haar kostbare sieraden aan haar eigen voordeur. Verdachte en zijn mededader(s) hebben met hun handelen inbreuk gemaakt op het woongenot van benadeelde, haar gevoel van veiligheid en haar vertrouwen in de medemens.
Gelet op het voorgaande en op de schadevergoedingen die in de rechtspraak in vergelijkbare zaken worden toegewezen, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 750,- billijk. De rechtbank zal deze vordering daarom toewijzen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Totaal toegewezen
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van in totaal € 61.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 61.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte en/of zijn mededader(s) niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 323 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2] (FEITEN 3 EN 4)

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.250,-. Dit bedrag bestaat uit € 2.500,- materiële schade en € 750,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van (dat gedeelte van) het onder 3 en 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VOORLOPIGE HECHTENIS

Nu de rechtbank een gevangenisstraf oplegt voor langere tijd dan de duur van het voorarrest, kan zij het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. De rechtbank ziet daar echter geen aanleiding toe, omdat verdachte zich gedurende de schorsing heeft gehouden aan de voorwaarden. De rechtbank ziet het belang van verdachte om, hangende een eventueel hoger beroep, zijn straf in vrijheid af te wachten. Wel acht zij van belang dat de schorsingsvoorwaarden die thans nog gelden, in dat geval blijven doorlopen. De rechtbank zal de schorsing daarom niet opheffen. Gelet op de bewezenverklaring en het gevaar voor herhaling zal zal de rechtbank evenmin het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen, zoals door de verdediging verzocht.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zestien maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
1.
meldplicht bij reclassering
zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 in Utrecht en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2.
gedragsinterventie
actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3.
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
meewerkt aan het vinden van een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4.
dagbesteding
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur;
5.
inzage in financiën
inzage geeft in zijn financiën om aan te kunnen tonen dat zijn schulden niet verder oplopen en zich houdt aan de afbetalingsregelingen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 2)
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 61.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 3 en 4)
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Duinkerken, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en L.R.H. Koekoek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 mei 2025.
Mr Koekoek en mr Van Grinsven zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging, gewijzigd op de terechtzitting van 2 mei 2025
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 oktober 2024 te Utrecht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van juwelen en/of sieraden en/of andere waardevolle voorwerpen, althans enig goed,
door:
- die [slachtoffer 3] te bellen en/of (vervolgens) zich onder valse naam voor te doen als een medewerker van de politie en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] te vragen of zij waardevolle spullen in de woning had en/of (vervolgens) te vertellen dat er in de buurt van de woning van die [slachtoffer 3] gewapende overvallen waren gepleegd door vier mannen en/of dat er maar twee mannen gepakt waren en de buit voornamelijk juwelen betrof en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] te vertellen dat er een persoon langs zou komen om de juwelen op te halen en te laten taxeren en/of te vragen de waardevolle juwelen onherkenbaar in te pakken en/of een codenummer te geven en/of (vervolgens)
- bij de woning van die [slachtoffer 3] langs te gaan en/of daar om afgifte van voornoemde juwelen te vragen en/of daarbij een code te noemen,
waarna die [slachtoffer 3] werd bewogen tot de afgifte van de juwelen en/of sieraden en/of andere waardevolle voorwerpen;
2
hij op of omstreeks 28 september 2024 te Egmond aan Zee , gemeente Bergen (NH), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van juwelen en/of sieraden en/of contant geld en/of andere waardevolle voorwerpen, althans enig goed,
door:
- die [slachtoffer 1] te bellen en/of (vervolgens) zich onder valse naam voor te doen als een medewerker van de bank en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] te vertellen en/of dat er geld was overgemaakt van haar bankrekening en/of dat er dreiging was dat er waardevolle goederen bij haar zouden worden weggenomen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] te vragen om al haar sieraden en/of andere waardevolle goederen in een tas te stoppen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] te vertellen dat er iemand langs zou komen om de sieraden en/of andere waardevolle goederen op te halen en te laten taxeren en/of (vervolgens)
- bij de woning van die [slachtoffer 1] langs te gaan en daar om afgifte van voornoemde sieraden en/of contant geld en/of waardevolle goederen te vragen,
waarna die [slachtoffer 1] werd bewogen tot de afgifte van de sieraden en/of contant geld en/of waardevolle goederen;
3 ( op de dagvaarding vermeld als feit 4)
hij in of omstreeks de periode van 05 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 te Utrecht en/of Vlaardingen en/of Heemskerk en/of Lisse, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 2] ;
- [slachtoffer 4] ;
- [slachtoffer 5]
heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag en/of sieraden en/of een iPad en/of bankpas(sen) en/of andere waardevolle voorwerpen en/of het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder kaartnummers en/of pincode(s)) van zijn/haar bankaccount(s)
door:
- voornoemde personen te bellen en/of (vervolgens) zich onder valse naam voor te doen als een medewerker van de politie en/of een medewerker van de bank (vervolgens)
- voornoemde personen te vertellen dat er iets aan de hand was met de bankrekening en/of dat er vreemde transacties waren gezien op de bankrekening en/of te vragen of zij waardevolle spullen in de woning hadden en/of dat er in de buurt van voornoemde personen veel diefstallen werden gepleegd en/of (vervolgens)
- voornoemde personen te vertellen dat er een medewerker van de politie en/of een medewerker van de bank langs zou komen om de sieraden en/of bankpas op te halen en/of (vervolgens)
- voornoemde personen te vragen de pincode(s) in te spreken na het horen van piepjes en/of (vervolgens)
- bij de woning van voornoemde personen langs te gaan en/of zich voor te doen als medewerker van de politie en/of een medewerker van de bank daar om afgifte van voornoemde sieraden en/of bankpas en/of waardevolle goederen te vragen,
waarna voornoemde personen werden bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag en/of sieraden en/of een iPad en/of bankpas(sen) en/of andere waardevolle voorwerpen en/of voornoemde gegevens;
4 ( op de dagvaarding vermeld als feit 5)
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 te Utrecht en/of Vlaardingen en/of Heemskerk en/of Lisse, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag en/of sieraden en/of een iPad en/of bankpas(sen) en/of andere waardevolle voorwerpen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 2] ;
- [slachtoffer 4] ;
- [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of enig geldbedrag en/of sieraden en/of een iPad en/of bankpas(sen) en/of andere waardevolle voorwerpen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren en/of het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, te weten door zich onder valse naam voor te doen als een medewerker van de politie en/of een medewerker van de bank (vervolgens) bij de woning van voornoemde personen langs te gaan en daar afgifte te vragen van enig geldbedrag en/of sieraden en/of een iPad en/of andere waardevolle voorwerpen en/of bankpas(sen).
Bijlage 2: de bewijsmiddelen
In de bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het dossier met onderzoeksnummer 31AXEL24, documentcode 301224.0900.17221, doorgenummerd pagina 1 tot en met 270.
Alle hieronder genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 11 oktober 2024 (p. 17 tot en met 19), voor zover inhoudende:
Op 11 oktober 2024 was ik in mijn woning op de [adres] te [woonplaats] . Ik werd gebeld op mijn vaste huistelefoon. Ik nam het gesprek aan en na enige tijd kreeg ik een man aan de telefoon die zich voorstelde als een medewerker van de politie Midden Nederland. Ik hoorde deze man de straat opnoemen waar ik woon. Ik hoorde de man zeggen dat er in mijn buurt gewapende overvallen waren gepleegd. De man vroeg aan mij of ik waardevolle spullen in mijn woning had. Ik vertelde de man dat ik alleen juwelen in huis heb. In totaal waren het vier mannen maar konden er twee worden opgepakt. De buit van deze opgepakte mannen waren voornamelijk juwelen.
De man probeerde mij ervan te overtuigen om een collega in burger langs mijn woning te sturen om mijn juwelen te taxeren. De man vertelde mij dat ik mijn waardevolle juwelen onherkenbaar moest inpakken, het liefst in een boodschappentas. Voor de veiligheid van mijn juwelen zou deze jongen de juwelen eerst brengen naar het politie, waarna de politie de juwelen zou brengen naar een kluis van een Nederlandse bank.
Ik geloofde de man en heb mijn juwelen in een postzak gedaan. Deze postzak heb ik vervolgens in een blauwe plastic boodschappentas van Albert Heijn gedaan. De man aan de telefoon gaf mij uiteindelijk een codenummer. Dit was 41199.
Omstreeks 13:15 uur belde er een jonge man bij mij aan. Nadat de jongen het codenummer opnoemde heb ik hem de boodschappentas gegeven. Vervolgens liep de jongen weg.
Niet veel later stonden er twee politieagenten in uniform voor mijn deur. De agenten
deelde mij toen mede dat ik zojuist slachtoffer ben geworden van een babbeltruc maar
dat de jongen die mijn sieraden ophaalde, is aangehouden.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen (omstandigheden aanhouding 2) van 11 oktober 2024 (p. 59 en 60), voor zover inhoudende:
Op 11 oktober omstreeks 13.14 uur, hoorde ik via het portofonische verkeer een melding van mogelijke fraude dat zou plaatsvinden op de [adres] te [woonplaats] .
Op bovenstaande dag en datum, omstreeks 13.30 uur was collega [verbalisant 1] ter plaatse. Ook deze collega was onopvallend gekleed en reed in een onopvallend voertuig. Ik hoorde hem een kenteken doorgeven, te weten: [kenteken] . Ik hoorde mijn collega vervolgens zeggen dat de inzittende van dit voertuig langzaam door de [straat] te [woonplaats] reed en erg aandachtig in elk geparkeerd voertuig keek.
Op bovenstaande dag en datum, omstreeks 13.35 uur kwam ik ter plaatse en nam ik positie in op de [straat] te [woonplaats] . Omstreeks 13.45 uur zag ik vanuit de Rembrandtkade te Utrecht een persoon komen lopen. Deze persoon bleek later te zijn genaamd:
Naam: [verdachte]
Geboortedatum: [2003] te [geboorteplaats] (Syrië)
Adres: [adres] [woonplaats]
Ik zag dat [verdachte] in één rechte lijn naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] liep en dat hij voor de deur ging staan. Ik zag dat de voordeur openging en dat een bewoner een blauwe Albert-Heijn bigshopper aan deze persoon overhandigde. Ik zag dat [verdachte] direct hierna weer zijn weg terug vervolgde in de richting van de Rembrandtkade te Utrecht en richting het eerdergenoemde voertuig met kenteken [kenteken] liep. Ik zag dat hij dit voertuig opende en als bestuurder instapte. Ik zag dat collega [verbalisant 1] de persoon uit het voertuig richting de grond begeleidde.
Ik zag dat collega [verbalisant 1] in een blauwe bigshopper tas keek. Ik zag dat dit de bigshopper tas betrof die [verdachte] vanuit de woning aan de [adres] te [woonplaats] mee had gekregen. Ik hoorde collega [verbalisant 1] zeggen dat er in de tas meerdere doosjes met sieraden lagen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen (verbalisanten ter plaatse) van 11 oktober 2024 (p. 21), voor zover inhoudende:
We hebben de foto van de sieraden laten zien aan [slachtoffer 3] . Wij hoorden [slachtoffer 3] hierop zeggen dat dit haar sieraden betroffen.
4.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 2 mei 2025, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 11 oktober 2024 naar dat adres aan de [adres] in [woonplaats] ben gegaan. Ik heb daar aan de deur een code opgenoemd en toen kreeg ik van die oude mevrouw een tas.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 29 september 2024 (p. 124 en 125), voor zover inhoudende:
Plaats delict: [adres] te [woonplaats]
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 28 september 2024 om 19:21 uur en zondag 29 september 2024 om 01:00 uur
Gisteren ben ik om 18.58 uur, gebeld op mijn telefoon door een voor mij onbekend telefoonnummer. Toen ik de telefoon opnam hoorde ik dat ene [fakenaam] zich voorstelde als bankmedewerker van de ABN-AMRO. Ik hoorde [fakenaam] zeggen dat er 1.200 euro is overgemaakt naar een Zwitserse rekening en of ik dat zelf gedaan had. Wij hebben een uitgebreid gesprek gehad over mijn bankafschriften en over mijn veiligheid. Ik hoorde [fakenaam] het volgende zeggen, of van gelijke strekking: er zijn vandaag drie jongens aangehouden, hierbij bestond het vermoeden dat ze bij mij waardevolle spullen gingen meenemen.
Ik hoorde [fakenaam] zeggen dat ik al mijn sieraden in een tas moest stoppen. [fakenaam] heeft mij gevraagd wat voor sieraden ik had. Ik heb hierop geregeerd dat ik een diamanten Rolex heb ter waarde van 32 duizend. Ook zei ik dat ik een armband van Cartier van een waarde 17 duizend euro heb. En oorbellen van Cartier met een waarde van ongeveer 10 duizend euro. Ook hebben ze mijn gouden trouwring meegenomen. Ook heb ik echtheid certificaten van de sieraden, deze moest ik ook in de tas stoppen. Ik heb ook nog 2 duizend euro in de tas gedaan. Ik hoorde [fakenaam] zeggen dat er iemand aan de deur kwam, deze man zou mijn sieraden taxeren dit zou twee minuten duren. Ik hoorde [fakenaam] vervolgens een code zeggen deze moest ik herhalen als iemand aan de deur kwam.
Tussen 22.00 en 23.00 uur, werd er bij mij aangebeld. Ik heb de deur opengedaan en zag dat er een man voor mij stond. Ik omschrijf de man als volgt:
- licht getint mogelijk Antilliaans;
- licht krullend haar;
- donkere jas;
- donkere broek;
- in de 20 jaar.
Ik hoorde de eerder omschreven man zeggen dat het goed was en heb de zak met mijn sieraden en echtheid certificaten overhandigd aan de man. De man is vervolgens weggegaan.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] van 12 oktober 2024 (p. 239), voor zover inhoudende:
V: Wie kennen de code van jouw telefoon?
A: Ik ben de enige.
V: Wie maken er allemaal gebruik van jouw telefoon?
A: Alleen ik.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek historische gegevens [verdachte] ) van 12 oktober 2024 (p. 103 en 104), voor zover inhoudende:
Tijdens de aanhouding van [verdachte] was hij in het bezit van één mobiele telefoon. Deze
werd voor het onderzoek in beslag genomen. Ik zag dat de telefoon een Iphone 15 pro max betrof. Ik zag dat er aan het toestel twee IMEI-nummers gekoppeld waren. Dit betroffen:
- IMEI 1: [IMEI-nummer]
- IMEI 2: [IMEI-nummer]
Ik, verbalisant [verbalisant 2] kwam in de telefoon een print screen tegen welke gemaakt was op 28 september 2024 om 20:51 uur. Ik zag dat gezocht was op de straatnaam " [straat] in [woonplaats] ".
8.
Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek historische gegevens [verdachte] ) van 17 oktober 2024 (p. 133), voor zover inhoudende:
Ik stelde een onderzoek in naar de gevorderde historische telefonische gegevens van het IMEI nummer [IMEI-nummer] behorend bij verdachte [verdachte] .
Op 28 september zag ik dat er 4 registraties waren waarbij de zendmast zich in [woonplaats] bevond. Bij een gesprek omstreeks 21:15 uur van 29 seconden werd de zendmast aan de [adres] te [woonplaats] gebruikt. De overige twee registraties betrof data verkeer omstreeks 21:14 uur en 21:15 uur vanaf de zendmast [adres] te [woonplaats] . De zendmast [straat] bevindt zich op 750 meter van de [adres] .
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 30 april 2025 (ongenummerd), voor zover inhoudende:
Uit onderzoek is gebleken dat het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] op 28 september 2024 omstreeks 20:25:15 uur reed op de snelweg A2, hectometerpaal 38,9 links. Dit houdt in dat het voertuig van verdachte [verdachte] , reed op de route tussen Utrecht en Egmond aan Zee, waar het slachtoffer werd opgelicht. Hij reed in de richting van Egmond.
10.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 5 oktober 2024 (p. 174 en 175), voor zover inhoudende:
Plaats delict: [adres] te [woonplaats] (Woning)
Op 5 oktober 2024, om 19.00 uur werd ik gebeld op mijn huistelefoon. Ik hoorde een man aan de andere kant van de lijn, hij gaf aan dat hij [fakenaam] heette. Ik hoorde dat [fakenaam] aangaf dat hij voor de bank werkte en zich bezig houdt met fraude. Ik hoorde dat [fakenaam] zei dat er iemand geprobeerd zou hebben om 1200 euro af te schrijven vanuit Duitsland maar dat ze dit hebben tegen gehouden. Ik hoorde dat [fakenaam] zei dat ze mijn bankpas zouden veranderen en dat er iemand morgen (6-10) langs zou komen om dit om te wisselen. Ik hoorde dat [fakenaam] zei dat ik de pincode moest inspreken via de telefoon, dit heb ik toen gedaan. Ik heb aangegeven dat ik mijn bankpas niet zou afgeven voordat in een nieuwe zou hebben. Ik hoorde dat [fakenaam] zei dat er vandaag nog iemand langs zou komen. Rond 19.30 uur ging de bel. Ik heb opgedaan en een man binnengelaten. Ik hoorde dat deze man zei dat hij mijn pasje kwam registreren. Ik kan deze man als volgt omschrijven.
Man
Licht getint
Rond de 170 centimeter
Normaal postuur
Rond de 25 jaar
Krullend kort zwart haar
Deze persoon zal ik omschrijven als NN1
NN1 vroeg of hij mijn iPad mocht zien om te kijken of het met de bankrekening allemaal klopte. NN1 gaf aan dat hij mijn pas wel kon registreren maar dit in zijn auto doen en dat hij zo terug zou komen. NN1 is met mijn iPad en bankpas naar buiten gelopen. NN1 is niet meer terug gekomen.
11.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 5 oktober 2024 (p. 183), voor zover inhoudende:
Plaats delict: [adres] , [woonplaats]
Op 5 oktober 2024 tussen 23.00 en 23.30 uur werd er gebeld aan de voordeur van mijn woning. Toen ik mijn voordeur had geopend zag ik dat er een jongeman voor de voordeur stond die aangaf dat hij van de politie was en dat er meerdere politiemensen in de wijk rondliepen. Op het moment dat ik de voordeur had geopend had ik een zogenaamde medewerker van de ABN AMRO bank aan de lijn die mij kort daarvoor had gevraagd of ik een geldbedrag had afgeschreven van mijn rekening. De man vertelde mij dat er politie in de wijk liep, dat zij van alles op de hoogte waren en dat ik niet bang hoefde te zijn.
12.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 5] van 4 november 2024 (p. 186 tot en met 188), voor zover inhoudende:
OP 5 oktober 2024 omstreeks 20.30 uur ben ik op mijn vaste telefoonnummer gebeld door een medewerker van ABM AMRO bank die vertelde dat hij [fakenaam] heette. De man vervolgde door tegen mij te zeggen of ik online een bestelling had geplaatst. Ik gaf aan dat ik niets had besteld. Op een gegeven moment vroeg de man aan mij of ik sieraden in huis had. De man vertelde vervolgens dat hij net een bericht van de politie had ontvangen dat er in de buurt waar ik woon men bezig was om inbrekers te pakken. De man vervolgde dat de politie die in de buurt was een brief had gevonden met mijn adres erop. Ik schrok, en ik riep ik ben hier niet blij mee. De man gaf aan dat hij blij was dat hij mij nog kon helpen en dat ik geen zorgen hoefde te maken. De man vroeg mij of ik alle sieraden die ik bezit klaar kon leggen, er zou een taxateur met een politieman aan de deur komen om de sieraden op te halen voor taxatie. De taxatie zou in de auto plaatsvinden zodat bij een inbraak de politie zou weten wat er is weggenomen. Ik zou vervolgens de sieraden direct terugkrijgen. Ik heb gedurende de avond vanaf 20.30 uur met onderbrekingen tot tussen 23.00 uur en 23.30 uur aan de telefoon gezeten.
Tegen 23.30 uur werd er aangebeld bij mijn voordeur. Ik zag dat er een man voor de deur stond. Ik heb vervolgens de voordeur geopend op aanraden van de man op de telefoon. Ik kan de jongen die aan de voordeur stond en die bij mij naar binnen is gelopen als volgt omschrijven:
- Leeftijd rond de 20 jaar
- Verlegen type, keek mij niet aan maar keek naar beneden
- Stond gebogen voor mij
- Marokkaans of Turks type, het was geen Hollandse jongen
- Licht getint
- Volle zwart kleurige haardos
- Slank postuur
- Lengte 175 centimeter.
Ik heb de man vervolgens de Albert Heijn zak overhandigd en zonder wat te zeggen draaide de man om en liep weg, langs de flat in de richting van de Mendeldreef.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek locaties telefoon [verdachte] ) van 4 november 2024 (p. 192 tot en met 194), voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , bekeek de locatie gegevens van de dag 5 oktober 2024 om te achterhalen welke verplaatsingen [verdachte] doet na de mogelijke oplichtingen. Alle coördinaten welke worden weergegeven zijn doorgegeven door de app Flitsmeister, welke toestemming heeft tot de locatie gegevens van het toestel.
Ik zag aan de hand van Geo locatie dat het toestel van [verdachte] onderstaande verplaatsingen maakte.
05-10-2024, 18:18 uur: Panweg, Zeist
05-10-2024, 18:48 uur: Tafelbergweg Amsterdam
05-10-2024, 19:20 uur: Koningin Wilhelminastraat, Heemskerk
05-10-2024, 19:21 uur: Titus Brandsmastraat, Heemskerk
05-10-2024, 20:14 uur: A9 t.h.v. Zwanenburg
05-10-2024, 23:41 uur: Linnaeuspark, Lisse
05-10-2024, 23:42 uur: Mendeldreef, Lisse
05-10-2024, 23:44 uur: In een pand aan het [straat] , Lisse
05-10-2024, 23:45 uur: Op de parkeerplaats aan het [straat] , Lisse
05-10-2024, 23:47 uur: Mendeldreef, Lisse wijk uitgaand
06-10-2024, 00:08 uur: N207 t.h.v. Beinsdorp
Uit de reisgegevens is af te lezen dat het toestel van [verdachte] vanuit Zeist reist naar Heemskerk via een locatie in Amsterdam. Volgens de routeplanner duurt deze route zonder vertraging in het verkeer, 1 uur en 3 minuten. In de avond van 5 oktober 2024 heeft een oplichting plaats gevonden op het adres [adres] te [woonplaats] . Deze straat is in dezelfde wijk gelegen als de 2 straten waar het toestel van [verdachte] uit straalt. Het slachtoffer van 85 jaar oud, verklaarde dat rond 19:30 uur bij haar werd aangebeld. De locatie [straat] waar het toestel van [verdachte] uit straalt, is 350 meter vanaf de woning van het slachtoffer [adres] . Het toestel is maar kort in deze wijk en rijdt vanuit daar direct terug naar Zeist.
Uit bovenstaande reis gegevens is ook af te lezen dat het toestel van [verdachte] vanuit Zeist, over de snelweg afreist naar de Mendeldreef in Lisse. Te zien is dat het toestel zich vervolgens verplaatst naar een pand aan het [straat] te [woonplaats] . In het politiesysteem zocht ik vervolgens op deze locatie. Ik zag dat er die avond een slachtoffer was gemaakt van oplichting. Dit slachtoffer is woonachtig op het [adres] te [woonplaats] . Deze woning is exact gelegen in de hoek waar het toestel van [verdachte] ook uit straalt.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen (telecomgegevens) van 25 november 2024 (p. 200 en 201), voor zover inhoudende:
Middels vorderingen aanvraag historische gegevens telefonie werd gepoogd te
achterhalen door wie dan wel met welk telefoonnummer het slachtoffer werd gebeld.
Uit dit onderzoek is gebleken dat het slachtoffer uit [woonplaats] , gebeld werd op haar huistelefoon, door een mobiel telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer van KPN zat in een mobiel toestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Te zien was dat dit toestel als mast verbinding maakte met de mast gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] .
Uit bovenstaand onderzoek is gebleken dat het slachtoffer uit Lisse, gebeld werd op haar huistelefoon, door een mobiel telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer van KPN zat in een mobiel toestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Te zien was dat dit toestel als mast verbinding maakte met de mast gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] .
Uit bovenstaande bevindingen is te concluderen dat zowel Lisse als Heemskerk door hetzelfde telefoonnummer opgelicht zijn, vanaf dezelfde locatie.
Uit bovenstaand onderzoek is gebleken dat het slachtoffer van de [straat] , gebeld werd op haar huistelefoon door een mobiel telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer van KPN zat in een mobiel toestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Te zien was dat dit toestel als mast verbinding maakte met de mast gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] .
Op 28 september 2024 heeft er een oplichting plaatsgevonden in [woonplaats] . Uit onderzoek van de telefoongegevens is gebleken dat het slachtoffer op haar mobiele telefoon gebeld werd door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer van KPN zat in een mobiel toestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] .
De oplichting gepleegd in [woonplaats] gepleegd op 28 september 2024 is gepleegd door een andere telefoonnummer, maar wel hetzelfde IMEI-nummer als welke gebruikt werd voor de [straat] .