Beoordeling door de rechtbank
9. De vraag is of het Uwv terecht heeft besloten dat de werknemer per 3 oktober 2022 recht heeft op een ZW-uitkering en eiseres daarvoor als ERD moet betalen. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
Verschuiving van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling naar het Uwv
10. De rechtbank stelt voor het begrip van de uitspraak het volgende voorop. Ex-werknemer heeft op 5 april 2023 een (laattijdige) ziekmelding gedaan bij het Uwv, met ingang van 3 oktober 2022. Ex-werknemer was op 3 oktober 2022 enkele dagen niet meer in dienst bij eiseres. In de Ziektewet staat dat als een werknemer ziek wordt binnen vier weken na het eindigen van het dienstverband en niet kan werken, hij of zij recht heeft op ziekengeld.Een ERD draagt het risico van die uitkering en is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden voor een besluit daarover.Als de werkgever volgens het Uwv de werkzaamheden niet (juist) of onvoldoende verricht, dan neemt het Uwv die werkzaamheden over en brengt zij de kosten daarvoor in rekening bij de ERD.Dat is in dit geval gebeurd. Het Uwv heeft met het primair besluit 2 beslist de behandeling van de ziekmelding overgenomen van de ERD, omdat eiseres niet op haar verzoek de ziekmelding in behandeling heeft genomen.
11. Er bestaat tussen partijen geen discussie over dat het Uwv terecht de werkzaamheden in plaats van eiseres verricht en de behandeling van de ziekmelding heeft overgenomen.
Benadelingshandeling: buiten de omvang van het geding
12. Eiseres stelt dat de werknemer een benadelingshandeling heeft verricht, zoals bedoeld in artikel 45 sub j, van de ZW. Door zijn doen en laten benadeelt hij de eigenrisicodrager, omdat hij tijdens zijn ziekte afstand heeft gedaan van zijn recht op loon om vervolgens een ZW-uitkering aan te vragen. Daar betrekt eiseres bij dat aan ex-werknemer in de zomer van 2022 een mondeling aanbod van eiseres tot het aangaan van een vast dienstverband heeft geweigerd. Volgens eiseres is gelet het aanbod tot een vast contract, een maatregel van het geheel weigeren van ziekengeld passend.
13. De rechtbank is het met het Uwv eens dat dit subsidiaire standpunt van eiseres buiten de omvang van het geding valt. Het Uwv heeft met de primaire besluiten 1 en 2 en het bestreden besluit uitsluitend besluiten genomen die zien op het recht op ziekengeld in verband met de (on)geschiktheid van eiser. De besluiten had daarmee geen betrekking op een eventuele benadelingshandeling en hoefden daar ook niet over te gaan. Niet is gesteld door eiseres of gebleken dat eiseres voorafgaand aan het bestreden besluit aan het Uwv verzocht heeft een dergelijk besluit te nemen. Uit artikel 2 van de Regeling werkzaamheden, administratieve voorschriften en kosten eigenrisicodragen ZWvolgt dat het niet aan het Uwv is om een andere beschikking af te geven dan door de eigenrisicodrager is voorgesteld.
De rechtbank kan dus in deze zaak niet beoordelen of de werknemer een benadelingshandeling heeft gepleegd en of het Uwv op basis daarvan een maatregel (bijvoorbeeld het intrekken van de ZW-uitkering, zoals door eiseres voorgesteld) aan de werknemer had moeten opleggen.
Doorbreking nawerking eigenrisicodragerschap vanwege WW-uitkering
14. Eiseres vindt dat, als de ex-werknemer al aanspraak kan maken op een ZW-uitkering, deze niet voor haar rekening dient te komen. Ex-werknemer ontving namelijk op het moment van de gestelde arbeidsongeschiktheid (3 oktober 2022) een WW-uitkering. Eiser verwijst daarbij naar artikel. 7, eerste volzin en onderdeel a ZW waaruit volgt dat de werknemer die een WW-uitkering ontvangt op die grond verzekerd is voor de ZW. De nawerking van het eigenrisicodragerschap is volgens eiseres door toekenning van de WW-uitkering niet meer aan de orde.
15. De beroepsgrond slaagt niet. De WW-uitkering is met de beslissing van 6 juni 2023 met terugwerkende kracht ingetrokken met ingang van 1 oktober 2022, en ook teruggevorderd van ex-werknemer. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres op ex-werknemer daartegen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit besluit in rechte vaststaat. Pas na de intrekking van de WW-uitkering op 6 juni 2023 is met het primaire besluit 1 aan ex-werknemer een ZW-uitkering toegekend per 5 oktober 2022. Nu de WW-uitkering van ex-werknemer was ingetrokken, kan ex-werknemer zijn werknemerschap naar het oordeel van de rechtbank niet ontlenen aan artikel 7 van de Ziektewet. Dat ex-werknemer eerder feitelijk WW-uitkering heeft ontvangen is daarbij niet van belang.Geconcludeerd moet dus worden dat ex-werknemer per 3 oktober 2022 niet verzekerd was voor de ZW op grond van artikel 7, aanhef en onder a, van de ZW. Anders dan eiseres stelt heeft ex-werknemer dus niet per 3 oktober 2022 uit anderen hoofde dan op grond van nawerking recht op ziekengeld. Het Uwv heeft dus in zoverre terecht eiseres als verantwoordelijke aangesproken voor de ZW-uitkering van ex-werknemer met ingang van 3 oktober 2022.
Heeft het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser per 3 oktober 2022 arbeidsongeschikt is?
16. Zoals genoemd in overweging 4. heeft ex-werknemer zich met terugwerkende kracht, per 3 oktober 2022 ziekgemeld. Het Uwv sluit bij de toekenning van de ZW-uitkering aan bij deze datum. Eiseres weerspreekt dat dit de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is. De (beoordeling van de vraag) welke functie de maatgevende arbeid is en de vraag welke beperkingen ex-werknemer had en de beoordeling daarvan hangen vast aan de vraag wat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is. De rechtbank ziet zich dus allereerst voor de vraag gesteld of het Uwv de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van ex-werknemer op voldoende zorgvuldige wijze heeft vastgesteld op 3 oktober 2022.
17. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat bij een werkgeversberoep de positie van de werkgever en de aard van betrokken belangen met zich mee brengen dat het Uwv het besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren. Daarbij is het mogelijk dat een werknemer zich met terugwerkende kracht ongeschikt meldt.Het is bovendien vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat in zaken waarin de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag wordt betwist, de retrospectieve benadering van het exacte tijdstip van het intreden van arbeidsongeschiktheid onvermijdelijk een enigszins arbitrair karakter draagt en dat het risico van onduidelijkheid over dat tijdstip in geval van een zeer late melding van arbeidsongeschiktheid voor rekening van de werknemer dient te blijven.In lijn met deze jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat in dit geval, waarin het bestreden besluit een belastend besluit voor eiseres betreft en de eerste arbeidsongeschiktheidsdag met terugwerkende kracht vóór de datum van de feitelijke ziekmelding is vastgesteld, het Uwv deugdelijk moet motiveren waarom juist de datum van 3 oktober 2022 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet worden aangenomen.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv onvoldoende gemotiveerd dat 3 oktober 2022 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet worden aangenomen. Dat legt zij hieronder uit.
18.1.De rechtbank is het met eiseres eens dat uit rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv niet blijkt dat door hen is beoordeeld wat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is van ex-werknemer. Het Uwv ziet -zo begrijpt de rechtbank op basis van de uitleg ter zitting- onderbouwing voor zijn standpunt dat 3 oktober 2022 de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het rapport van de primaire verzekeringsarts van 25 oktober 2023 en in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 april 2024. Daar kan de rechtbank het Uwv niet in volgen. De beoordeling van de primaire verzekeringsarts is een eerstejaars Ziektewetbeoordeling. De vraagstelling en beoordeling (van de beperkingen) van deze verzekeringsarts is gericht op de datum van het spreekuur (25 oktober 2023) /per toetsdatum van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling. De primaire verzekeringsarts heeft geen beoordeling gemaakt van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en heeft ook niet heeft beoordeeld of ex-werknemer op 3 oktober 2022 arbeidsongeschikt was. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt en beoordeelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep de onderzoeksvraag of ex-werknemer per 3 oktober 2022 geschikt is voor zijn werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeelt dus of ex-werknemer, op de door ex-werknemer gestelde eerste arbeidsongeschiktheidsdag
(3 oktober 2022) arbeidsongeschikt was, maar beoordeelt niet zelfstandig of 3 oktober 2022 de eerste dag was waarop ex-werknemer zodanige beperkingen ondervond dat hij zijn maatgevende arbeid niet meer kon verrichten. In de rapporten van de verzekeringsartsen is dus niet gemotiveerd dat 3 oktober 2022 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet worden aangenomen.
18.2.Er is verder ook geen andere (medische) informatie waaruit evident naar voren komt dat 3 oktober 2022 als eerste arbeidsongeschiktheidsdatum moet gelden. Ook het ziektebeeld van eiser maakt 3 oktober 2022 als eerste arbeidsongeschiktheidsdatum niet zonder meer aannemelijk. Ook de opmerking van het Uwv in het verweerschrift roept vraagtekens op over het standpunt van het Uwv over de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. In het verweerschrift geeft het Uwv aan dat bij ex-werknemer evident sprake is van ziekte die leidt tot beperkingen, welke beperkingen ‘gelet op de ziektebeelden, niet alleen op de eerdere eerste ziektedag van 8 (of 15?) november 2021 golden, maar ook op 3 oktober 2022.’. Op de zitting heeft het Uwv daarover uitgelegd dat dat ex-werknemer al langere periode dezelfde beperkingen heeft en dat het Uwv op 3 oktober 2022 is uitgekomen vanwege de datum die eiser zelf heeft aangegeven. Het had ook een datum tijdens het dienstverband bij eiseres kunnen zijn geweest.
18.3.Daar komt nog bij dat ex-werknemer zelf op de vraag van het Uwv waarom hij zich niet binnen twee dagen bij de werkgever of het Uwv heeft ziekgemeld, onder meer aangeeft dat hij zich niet realiseerde dat zijn situatie als ziekte gold en dat hij pas recent van een medewerker van het Uwv het advies heeft gekregen om zich met terugwerkende kracht tijdens de WW ziek te melden, omdat hij niet effect kan/kon werken. Het is daarom volgens de rechtbank goed mogelijk dat eiser 3 oktober 2022 heeft genoemd als datum, omdat per die datum een WW-uitkering aan hem was toegekend, die later per diezelfde datum is ingetrokken. Een specifieke reden waarom dit zijn eerste arbeidsongeschiktheidsdag zou zijn is door ex-werknemer niet gegeven.