Uitspraak
20.1592 ZW, 20/1652 WIA
OVERWEGINGEN
.Zij heeft op 28 juni 2016 het arbeidsomstandighedenspreekuur van de bedrijfsarts I. Boon bezocht. Een medewerkster van appellante, [naam medewerkster] , heeft op dezelfde datum aan collega’s gemaild dat werkneemster, na overleg met de bedrijfsarts, voorlopig niet inzetbaar is voor de nachtdiensten. De eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet daarom 28 juni 2016 zijn.
.Het Uwv heeft bij een tot appellante gericht besluit van 14 december 2018 (bestreden besluit 1) het bezwaar tegen het besluit van 27 juli 2018, onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 december 2018, ongegrond verklaard. Ook in dit besluit is de eerste ziektedag op 28 juni 2016 vastgesteld.
e-mail van 28 juni 2016 is gevolgd waarin het overleg met de bedrijfsarts van 28 juni 2016 is genoemd, heeft de rechtbank aangenomen dat de conclusie van de bedrijfsarts dat werkneemster niet inzetbaar is voor de nachtdienst uit de door de internist vastgestelde medische (verslechterde) situatie voortvloeit. Dat de bedrijfsarts werkneemster niet heeft ziekgemeld maakt dit niet anders. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat werkneemster vanaf 28 juni 2016 medisch niet in staat was om de nachtdiensten te draaien en dus niet meer in staat was haar arbeid in volle omvang uit te oefenen met als gevolg dat het Uwv terecht deze datum als eerste ziektedag heeft aangenomen.
20 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1415). Daarbij is het mogelijk dat een werknemer zich met terugwerkende kracht ongeschikt meldt, zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2855 en 15 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:344.