ECLI:NL:RBMNE:2025:2633

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/4824 T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verkeersbesluit en geluidbelangen in Utrecht

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht beoordeeld. Het college heeft op 30 november 2022 besloten dat de rijbaan van de [straat 1] door de [straat 2] uitsluitend voor lijnbussen is, wat leidt tot een toename van autoverkeer op omliggende straten. Eiser, woonachtig aan de [straat 5], heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 14 april 2023 is gehandhaafd. De rechtbank heeft eerder op 28 februari 2024 het besluit vernietigd wegens onvoldoende onderzoek naar geluidbelangen. Na een nieuw akoestisch onderzoek heeft het college op 12 juli 2024 een nieuw besluit genomen, dat wederom door eiser is bestreden.

De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de geluidbelangen bij het verkeersbesluit nog steeds onvoldoende in kaart zijn gebracht. Het college heeft de resultaten van verkeerstellingen uit 2020 en 2023 niet adequaat betrokken bij het akoestisch onderzoek, waardoor de geluidstoename mogelijk groter is dan het college heeft aangenomen. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om het gebrek te herstellen en geeft een termijn van tien weken voor het uitvoeren van aanvullend onderzoek. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4824 T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Quakernaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college

(gemachtigde: mr. J.J. Broeze).

Inleiding

1. Met het verkeersbesluit van 30 november 2022 [1] heeft het college bepaald dat de rijbaan die vanaf de [straat 1] door de [straat 2] in Utrecht loopt uitsluitend is bedoeld voor lijnbussen. Het is regulier autoverkeer daardoor niet langer toegestaan om de [straat 2] vanaf de [straat 1] in te rijden. Het besluit leidt ertoe dat er meer autoverkeer over de [straat 3] , de [straat 4] en vervolgens de [straat 5] rijdt.
2. Eiser woont aan de [straat 5] en heeft bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit. Met het besluit van 14 april 2023 heeft het college het verkeersbesluit gehandhaafd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep met de uitspraak van 28 februari 2024 [2] gegrond verklaard en het besluit van 14 april 2023 vernietigd, omdat het college de bij het besluit betrokken geluidbelangen onvoldoende heeft onderzocht.
3. Het college heeft vervolgens akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft op 12 juli 2024 een nieuw besluit op bezwaar genomen (het bestreden besluit) waarin het verkeersbesluit gehandhaafd blijft. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het besluit van 12 juli 2024 aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank oordeelt dat de bij het verkeersbesluit betrokken geluidbelangen nog onvoldoende duidelijk zijn en stelt het college in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Dit wordt hierna verder toegelicht.
Het verweerschrift is te laat ingediend en wordt buiten beschouwing gelaten
5. De rechtbank betrekt het verweerschrift niet bij haar oordeel. De reden daarvoor is dat het verweerschrift pas de dag voor de zitting aan eiser en de rechtbank is toegezonden. Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij door die korte termijn niet voldoende in staat is geweest om op de inhoud van het verweerschrift te reageren. De rechtbank vindt het niet wenselijk dat de behandeling van de zaak vertraging oploopt doordat eiser alsnog gelegenheid wordt geboden om op het verweerschrift te reageren. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat deze zaak (inclusief de bezwaarprocedure en de eerdere beroepsprocedure) al een tijd loopt en dat eiser recht heeft op een uitspraak binnen een redelijke termijn. Ook weegt mee dat het beroepschrift dateert van juli 2024 waardoor het college ruim de tijd heeft gehad om verweer te voeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat het in dit geval in strijd met de goede procesorde is om het verweerschrift bij de zaak te betrekken. [3]
Een deel van de beroepsgronden wordt niet behandeld
6. In deze beroepsprocedure beoordeelt de rechtbank een besluit dat is genomen nadat een eerder besluit door de rechtbank is vernietigd. In zo’n geval kunnen in de nieuwe beroepsprocedure alleen beroepsgronden worden aangevoerd die in de eerdere beroepsprocedure nog niet konden worden aangevoerd. [4]
7. In deze beroepsprocedure voert eiser aan dat er geen milieueffectrapportage is opgemaakt en dat het verkeersbesluit daardoor in strijd met de SMB-richtlijn is vastgesteld. Ook voert eiser aan dat de
Beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost e.o.geen ruimte biedt voor dit verkeersbesluit. De rechtbank stelt vast dat eiser die beroepsgronden in de eerdere beroepsprocedure niet naar voren heeft gebracht maar dat wel had kunnen doen. De rechtbank behandelt deze beroepsgronden daarom niet.
De bij het verkeersbesluit betrokken geluidbelangen zijn nog steeds onvoldoende duidelijk
8. In de eerdere beroepsprocedure heeft de rechtbank geoordeeld dat het college de bij het verkeersbesluit betrokken geluidbelangen onvoldoende in kaart had gebracht, onder meer omdat de geluidstudie in 2020 was opgesteld en het college daarmee niet de geluidsbelasting in de meest actuele situatie had onderzocht. [5] De rechtbank heeft geoordeeld dat het college opnieuw op eisers bezwaar moet beslissen en daarbij alsnog de bij het verkeersbesluit betrokken geluidsbelangen moet onderzoeken.
9. Het college heeft naar aanleiding daarvan akoestisch onderzoek uitgevoerd om de bij het verkeersbesluit betrokken geluidbelangen te onderzoeken. Dat onderzoek is uitgevoerd op basis van een verkeersmodel, waarbij een vergelijking is gemaakt tussen de verkeerssituatie in 2020 (‘de heersende waarde’), de situatie in 2030 zonder wijzigingen (‘de autonome situatie’) en de situatie in 2030 waarin het verkeersbesluit is doorgevoerd (‘de plansituatie’). Op basis daarvan komt het college tot de conclusie dat het verkeersbesluit leidt tot een toename van geluid van maximaal 1.4 decibel op de omliggende wegen (waaronder de [straat 5] ). Het college vindt die toename zo beperkt dat die opweegt tegen de voordelen van het verkeersbesluit, namelijk het verminderen van autoverkeer over de [straat 2] en aansluitende straten (de zogeheten [.] -route) zodat die route aantrekkelijker en veiliger wordt voor voetgangers en fietsers.
10. De rechtbank stelt voorop dat het college gebruik mag maken van een verkeersmodel om de gevolgen van een verkeersbesluit in kaart te brengen, tenzij er concrete redenen zijn om eraan te twijfelen of het model de werkelijke situatie wel voldoende benadert. [6] Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank het geval.
11. De reden daarvoor is dat het college in 2020 en 2023 verkeerstellingen heeft uitgevoerd, waarvan de resultaten afwijken van de aantallen uit het verkeersmodel. Op basis van die verkeerstellingen in 2020 en 2023 heeft het college bij de evaluatie van het verkeersbesluit in januari 2024 geconstateerd dat het besluit heeft geleid tot een grotere toename van verkeer op de [straat 3] , [straat 4] en [straat 5] dan het verkeersmodel vooraf had voorspeld. Daarmee zijn er concrete redenen om te betwijfelen of de aantallen uit het verkeersmodel de werkelijke situatie voldoende benaderen.
12. Toch heeft het college de berekeningen in het akoestisch onderzoek alleen gebaseerd op (de aantallen uit) het verkeersmodel. Als de toename van verkeer door het verkeersbesluit in werkelijkheid groter is dan het model voorspelt, is de geluidstoename dat mogelijk ook. Daarom kan de conclusie van het akoestisch onderzoek, dat de geluidstoename op de omliggende wegen beperkt blijft tot 1.4 decibel, niet worden gevolgd.
13. Dat maakt dat niet duidelijk is wat de gevolgen van het verkeersbesluit zijn voor het geluid op de omliggende wegen (waaronder de [straat 5] ). De geluidbelangen bij het verkeersbesluit zijn op dit moment dus nog steeds onvoldoende in kaart gebracht. Daardoor heeft het college nog geen volledige belangenafweging kunnen maken en kan de rechtbank niet toetsen of het college de nadelige geluidsgevolgen mag laten opwegen tegen de doelen van het verkeersbesluit.

Conclusie en gevolgen

14. Het bestreden besluit heeft een gebrek omdat de bij het besluit betrokken geluidbelangen onvoldoende in kaart zijn gebracht. [7] De rechtbank kan dit gebrek niet passeren, de rechtsgevolgen in stand laten of zelf in de zaak voorzien, omdat meer informatie nodig is over het geluid waar (de woning van) eiser aan wordt blootgesteld door het verkeer dat langs de woning rijdt.
15. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak en stelt het college in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. [8] Het college zal alsnog in kaart moeten brengen wat de gevolgen van het verkeersbesluit zijn voor het geluid bij de woning van eiser en wat dit betekent voor het verkeersbesluit. Dat kan het college doen met een nieuw akoestisch onderzoek waarbij de recentere verkeerstellingen uit 2020 en 2023 worden betrokken, maar dat hoeft niet. Het volstaat als het college met geluidsmetingen op verschillende momenten onderbouwt wat de geluidsbelasting bij de woning van eiser is. Op basis van die resultaten kan het college bekijken hoe die geluidsbelasting zich verhoudt tot de woningen rondom andere stedelijke verbindingswegen in Utrecht. Als inzichtelijk is wat de geluidsgevolgen van het verkeersbesluit voor eiser zijn, dan dient het college te motiveren hoe die gevolgen opwegen tegen de doelen die met het verkeersbesluit zijn gediend.
16. De rechtbank geeft het college voor het herstel tien weken de tijd, gerekend vanaf de verzending van deze tussenuitspraak. Om onnodige vertraging te voorkomen moet het college binnen twee weken aan de rechtbank laten weten of het gebruikmaakt van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen. [9] Als het college gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen zal de rechtbank eiser vier weken de tijd geven om te reageren. De rechtbank zal vervolgens uitspraak doen op het beroep, in principe zonder dat opnieuw een zitting plaatsvindt.
17. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat het beroep in principe beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die in deze tussenuitspraak zijn besproken, omdat het inbrengen van nieuwe beroepsgronden over het algemeen in strijd is met de goede procesorde.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij nu nog geen beslissing neemt over de overschrijding van de redelijke termijn, de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of het gebruikmaakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning, voorzitter, en mr. R.C. Moed en mr. A.A.M. Elzakkers, leden, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Met kenmerk 10382960, in werking getreden op 2 december 2022.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2853.
4.Zie de uitspraak van de ABRvS van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2853, r.o. 12.
5.Zie de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 28 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1542, r.o. 5.6 en 5.7.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 15 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:104, r.o. 13.3.
7.Dit is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb.
9.Op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb.