Beoordeling door de rechtbank
7. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden. Over de periode van 1 januari 2020 tot en met
30 september 2023 bestaat volgens het college over bepaalde maanden geen recht op bijstand omdat is gebleken dat eisers konden beschikken over inkomsten die boven de voor hen geldende bijstandsnorm lagen, over bepaalde maanden is het recht op bijstand herzien vanwege inkomsten in die maanden en over bepaalde maanden kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. In totaal is een bedrag van € 58.720,58 teruggevorderd.
8. Eisers voeren in beroep aan dat de stortingen ten onrechte zijn aangemerkt als middelen en daarom ten onrechte in mindering zijn gebracht op de bijstand. Eiser heeft verklaard dat hij boodschappen deed voor zijn moeder en dat hij hiervoor geld ontving op zijn rekening. Eisers hebben verklaard dat hun uitkering werd gestort op de ABN-AMRO rekening. Alle rekeningen werden betaald vanaf deze rekening. Vervolgens werd het restant contant opgenomen en door eisers of hun zoon gestort op de SNS-rekening van eiser. Door hiermee geen rekening te houden heeft verweerder gehandeld in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Eisers stellen tot slot dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting.
9. De hier te beoordelen periode loopt van 1 januari 2020 tot en met 30 september 2023.
Schending inlichtingenplicht
10. Gebleken is dat eisers, in de te beoordelen periode, diverse bankrekeningen die op hun naam stonden niet hebben gemeld aan het college. Dit betreft zowel privérekeningen als zakelijke rekeningen. Gebleken is dat op deze bankrekeningen bedragen zijn bijgeschreven en gestort door familieleden en door zakelijke contacten. Ook hier hebben eisers geen melding van gedaan bij het college. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden.
Is het recht op bijstand vast te stellen?
11. Indien ondanks de schending van de inlichtingenverplichting het recht op bijstand toch kan worden vastgesteld, ook al is dit nihil, dient de bijstandverlenende instantie daartoe over te gaan. In dat geval is geen plaats voor intrekking van de bijstand op de grond dat als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
12. Bedragen die contant zijn gestort en bedragen die zijn overgemaakt door derden op een bankrekening van een bijstandontvanger worden in beginsel beschouwd als in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw. Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door de betrokkene kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is ook sprake van inkomsten als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pw.
13. Niet in geschil is dat met zeer grote regelmaat bijschrijvingen zijn gedaan op de zakelijke rekeningen van eisers door onder andere Trustly Group AB, Ruad Audiovisual Solutions B.V., ASC Audovisual Solutions B.V. en Phanta Visual B.V. Deze betalingen hadden een terugkerend karakter en eisers konden hierover vrijelijk beschikken om in hun bestaanskosten te voorzien. Eiser heeft op zitting ook erkend dat deze bedragen in mindering op hun bijstand moeten worden gebracht. Ook werden er met zeer grote regelmaat stortingen gedaan en bijschrijvingen gedaan door de moeder en zoon van eiser. Eisers hebben niet inzichtelijk gemaakt waar deze bedragen voor bestemd waren. Niet is gebleken dat er samenhang is tussen de gepinde bedragen voor het doen van boodschappen voor de moeder van eiser en de stortingen op de eigen rekening. Daarom heeft het college die bedragen terecht aangemerkt als inkomsten in de zin van de Pw en bij de vaststelling van het recht op bijstand betrokken.
14. Gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers over bepaalde maanden geen recht hadden op bijstand wegens inkomsten boven de bijstandsnorm, dat eisers over bepaalde maanden slechts gedeeltelijk recht hadden op bijstand wegens inkomsten en dat zij over bepaalde maanden geen recht hadden op bijstand omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
15. Wat betreft de hoorplicht stelt de rechtbank vast dat eiser op 21 maart 2024 heeft verklaard dat hij geen prijs stelt op de geplande telefonische hoorzitting van 2 april 2024. Op 28 maart 2024 heeft eiser nogmaals verklaard dat hij geen prijs stelt op een telefonische hoorzitting op 2 april 2024. Eiser verzoekt hierbij om het bezwaarschrift af te handelen op de aanwezige stukken. Vervolgens heeft verweerder op 4 april 2024 het bestreden besluit genomen en ondertekend. Dat eiser nadien, op 5 april 2024, heeft verklaard dat hij toch wil worden gehoord, betekent niet dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiser heeft immers twee keer verklaard dat hij niet wilde worden gehoord. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat in de procedure UTR 24/4085 een hoorzitting heeft plaatsgevonden op
12 maart 2024.
16. De rechtbank stelt vast dat eisers over de terugvordering geen beroepsgronden hebben aangevoerd.
17. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers over de maand oktober 2023 geen recht hebben op bijstand omdat zij een bedrag van
€ 2.144,35 aan inkomsten hebben ontvangen. Dit bedrag is hoger dan de geldende bijstandsnorm. Over de maand november 2023 hebben eisers een bedrag van € 300,- aan inkomsten ontvangen. Dit bedrag wordt gekort op de bijstandsuitkering van eisers over die maand.
18. Eisers voeren in beroep aan dat de stortingen ten onrechte zijn aangemerkt als middelen en daarom ten onrechte in mindering zijn gebracht op de bijstand over de maanden oktober en november 2023. Eisers hebben geld moeten lenen omdat hun bijstandsuitkering per 1 oktober 2023 niet betaalbaar werd gesteld. Nu de leningen zijn aangegaan in een periode dat zij geen recht hadden op bijstand dienen deze niet te worden aangemerkt al middel in de zin van de bijstand. Eisers waren aangewezen op leningen om hun vaste lasten en betalingsregelingen te kunnen blijven voldoen.
19. De hier te beoordelen periode loopt van 1 oktober 2023 tot en met 30 november 2023.
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de inkomsten in de maanden oktober en november 2023 heeft ingehouden op de bijstandsuitkering van eisers. Op
4 oktober 2023 heeft eiser een bedrag van € 284,35 op zijn rekening ontvangen van Ruad Audiovisual Solutions B.V. Eiser heeft op zitting ook erkend dat dit bedrag in mindering op hun bijstand moet worden gebracht. Daarnaast hebben eisers in oktober en november 2023 bedragen van de moeder van eiser op hun rekening ontvangen. De stelling van eisers dat het ging om leningen om in het levensonderhoud te kunnen voorzien, leidt niet tot een ander oordeel. Een geldlening is in artikel 31, tweede lid, van de Pw niet uitgezonderd van het middelenbegrip. Bovendien worden periodieke betalingen van derden, waaronder familieleden, aan een betrokkene als inkomen aangemerkt als hij daarover vrij kan beschikken en maakt de vorm van die betalingen geen verschil. De bijschrijvingen op de bankrekening van eisers voldoen niet aan de voorwaarden om te kunnen worden aangemerkt als leningen voor levensonderhoud. Bij de bijschrijvingen op de bankrekening van eisers staat vermeld dat het gaat om een lening, maar er is niet vermeld waarvoor deze lening bedoeld is. Eiser heeft geen leenovereenkomst overgelegd, waardoor het niet duidelijk is of er sprake is van een terugbetalingsverplichting.