ECLI:NL:RBMNE:2025:2898

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
C/16/568272 / HA ZA 24-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding bij niet-nakoming koopovereenkomst tussen gemeente en stichting

In deze zaak heeft de gemeente Rhenen een koopovereenkomst gesloten met stichting 't Brandtweer voor de verkoop van een pand dat eerder als brandweerkazerne diende. De gemeente publiceerde haar voornemen tot levering van het pand, maar een derde partij heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een kort geding aangespannen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, waardoor de koopovereenkomst nietig werd verklaard. De stichting vorderde vervolgens schadevergoeding, omdat zij erop had vertrouwd dat het pand aan haar zou worden geleverd. De rechtbank oordeelde dat de stichting gerechtvaardigd had vertrouwd op de toezegging van de gemeente en dat de kosten die zij had gemaakt in dat vertrouwen (dispositieschade) door de gemeente moesten worden vergoed. De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 48.010,79 en € 21.020,50, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de stichting tot verklaring voor recht werd afgewezen, omdat de schadevergoeding al voldoende was.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/568272 / HA ZA 24-19
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van
STICHTING 'T BRANDTWEER,
te Rhenen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: 't Brandtweer,
advocaat: mr. M. Blok,
tegen
GEMEENTE RHENEN,
te Rhenen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. L.M. Goeree.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bevat de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 27 december 2023, met 21 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met 27 producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met 5 producties (nrs. 22 tot en met 26);
  • de akte overlegging producties van 't Brandtweer, met 22 producties (nrs. 27 tot en met 48); en
  • de akte vermeerdering eis tevens overlegging productie van de Gemeente, met productie 28.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 25 september 2024 plaatsgevonden. Bij deze behandeling waren namens 't Brandtweer alle bestuurders aanwezig. Zij werden bijgestaan door de advocaat. Namens de Gemeente waren aanwezig de heren [A] en [B] , bijgestaan door de advocaat. Namens partijen zijn de standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd en voorgedragen. Namens partijen is verder antwoord gegeven op vragen van de rechtbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de behandeling is besproken.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is op verzoek van een van partijen een proces-verbaal opgemaakt van de mondelinge behandeling. Partijen hebben vervolgens akten genomen tegen de roldata van 6 november 2024 en 20 november 2024. Daarop volgt dit vonnis.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten voor een pand in Rhenen. Maar de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft geoordeeld dat deze overeenkomst nietig is, omdat de Gemeente bij de verkoop van het pand het aanbestedingsrechtelijke gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. De rechtbank is van oordeel dat 't Brandtweer er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat het pand aan haar zou worden geleverd. De kosten die zij in het licht van dit gewekte vertrouwen heeft gemaakt (dispositieschade), moeten deels vergoed worden door de Gemeente.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
De Gemeente was eigenaar van het rijksmonumentale pand gelegen aan de Kerkstraat 1-3 in Rhenen (hierna: het pand). [1] Het pand heeft enige tijd dienst gedaan als brandweerkazerne. Daarna heeft de Gemeente een deel van het pand verhuurd en een deel van het pand in gebruik gegeven aan de Historische Vereniging Oudheidskamer Rhenen en omstreken (hierna: HVOR). Op enig moment heeft de Gemeente besloten het pand te verkopen en te (her)bestemmen voor wonen en maatschappelijke en commerciële activiteiten. Zij is op zoek gegaan naar kopers.
3.2.
In december 2017 heeft HUB Rhenen, een Rhenens netwerk bestaande uit creatieve, maatschappelijk betrokken Rhenense burgers, interesse getoond in de aankoop van het pand. De Gemeente stelde twee voorwaarden voor het aangaan van de onderhandelingen: (i) de burgers moesten een juridische entiteit oprichten zodat formeel met één (rechts)persoon kon worden gesproken en (ii) de burgers moesten na een eventuele verwerving van het pand, de HVOR huisvesten. Daarop hebben de betrokken burgers in mei 2018 de stichting 't Brandtweer opgericht.
3.3.
In mei 2018 heeft de Gemeente besloten om met 't Brandtweer één-op-éénonderhandelingen te voeren over de verkoop van het pand. De onderhandelingen zijn gevoerd met de burgemeester. In juni 2019 heeft de burgemeester het (derde) bod van 't Brandtweer geaccepteerd, met de kanttekening dat dit nog intern besproken moest worden. Op 28 augustus 2020 hebben partijen de koopovereenkomst gesloten. De koopsom heeft € 350.000,00 bedragen.
3.4.
In de koopovereenkomst stond onder meer een ‘meesterclausule’, op basis waarvan niet 't Brandtweer maar een derde als koper kon optreden. In de koopovereenkomst stonden ook voorwaarden op basis waarvan 't Brandtweer de koopovereenkomst kon ontbinden als niet binnen een bepaalde termijn het bestemmingsplan was gewijzigd of de benodigde omgevingsvergunning was verkregen. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning zijn op 16 november 2022 onherroepelijk geworden.
3.5.
De oorspronkelijke financiering van € 950.000,00 voor de aanloopkosten, de aankoop en de benodigde aanpassingen van het pand door 't Brandtweer, bestond uit een deel (circa 50%) eigen vermogen en een deel (circa 50%) vreemd vermogen. Het eigen vermogen bestond uit een deel van € 250.000,00 aan uit te geven certificaten, € 145.000,00 aan te ontvangen subsidies en € 105.000,00 uit een lening bij het Stadmakersfonds, die door het Nationaal Restauratiefonds als eigen vermogen werd gezien. Het vreemd vermogen zou bestaan uit een hypothecaire lening van het Nationaal Restauratiefonds.
3.6.
Ter overbrugging van de ontbindende voorwaarden die in de koopovereenkomst stonden, heeft de Gemeente in april 2021 een gebruiksovereenkomst gesloten met 't Brandtweer, waardoor 't Brandtweer de beschikking kreeg over het pand en haar initiatief al op kleine schaal kon uitrollen. Deze overeenkomst liep tot 1 juni 2022. Daarop is nog een gebruiksovereenkomst gesloten tot 1 juni 2023.
3.7.
De levering van het pand zou aanvankelijk plaatsvinden voor 28 december 2022, vanwege het vervallen van het financieringsvoorbehoud. De Gemeente gaf echter aan in december 2022 geen gelegenheid te hebben voor de overdracht. Om die reden is de termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud verlengd.
3.8.
Op 23 januari 2023 heeft de Gemeente aan 't Brandtweer bericht dat zij op 25 januari 2023 het voornemen tot levering van het pand zou publiceren. De Gemeente dacht hier op grond van het aanbestedingsrecht, en het Didam-arrest, [2] goed aan te doen. In reactie heeft 't Brandtweer meteen contact opgenomen en overleg gevoerd met [C] , de toenmalige projectleider aan de zijde van de Gemeente. Zij heeft de Gemeente van publicatie willen weerhouden maar dit heeft niet mogen baten. De Gemeente heeft het voornemen tot levering op 25 januari 2023 gepubliceerd.
3.9.
Inmiddels was de financiële positie van 't Brandtweer verslechterd. Een deel van de verwachte (huur)inkomsten viel weg, omdat de HVOR uiteindelijk geen ruimte in het pand zou huren. Met het oog op de eerdergenoemde meesterclausule heeft 't Brandtweer in februari 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten met [naam] B.V. Daarbij is overeengekomen dat [naam] B.V. een vennootschap zou oprichten onder de naam ’t Brandtweer B.V., die het pand van de Gemeente zou kopen en geleverd zou krijgen, terwijl 't Brandtweer het beoogde concept in het pand zou realiseren. Tevens is overeengekomen dat [naam] B.V. een bedrag van € 225.000,00 aan 't Brandtweer zou voldoen ter vergoeding van reeds gemaakte kosten en gedane investeringen. De Gemeente heeft aan 't Brandtweer bevestigd dat zij [naam] B.V. als ‘meester’ zou aanvaarden. De levering werd gepland op 15 februari 2023.
3.10.
Naar aanleiding van de publicatie van het voornemen tot levering van het pand, heeft [onderneming 1] B.V., een lokale vastgoedondernemer, een kort gedingprocedure tegen de Gemeente aangespannen. [onderneming 1] B.V. heeft gevorderd de Gemeente te verbieden uitvoering te geven aan de met 't Brandtweer gesloten koopovereenkomst, op straffe van een dwangsom.
3.11.
De procedure heeft bij deze rechtbank gediend. In het vonnis in kort geding van 22 maart 2023 [3] heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de Gemeente op grond van artikel 3:14 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bij het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Onder verwijzing naar het ‘Didam-arrest’ heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de Gemeente – ook voor de koopovereenkomst die is gesloten voor de datum van dit arrest – mededingingsruimte had moeten bieden door met betrekking tot de verkoop van het pand een selectieprocedure te organiseren. Omdat de Gemeente geen selectieprocedure heeft georganiseerd, heeft de Gemeente in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. De voorzieningenrechter heeft de tussen de Gemeente en 't Brandtweer gesloten koopovereenkomst nietig verklaard. Met deze nietigverklaring is de titel vervallen op grond waarvan het pand aan 't Brandtweer kon worden geleverd.
3.12.
De Gemeente heeft geen gehoor gegeven aan de uitdrukkelijke wens van 't Brandtweer om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis in kort geding.
3.13.
Bij brieven van 12 en 13 april 2023 heeft 't Brandtweer de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die het gevolg is van het niet nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. De Gemeente heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.14.
De Gemeente heeft in de periode na het kort gedingvonnis een transparante selectieprocedure voor de verkoop van het pand georganiseerd, aan welke procedure 't Brandtweer niet heeft deelgenomen. De Gemeente heeft het pand in het najaar van 2024 verkocht en geleverd aan een derde.
3.15.
Bij dagvaarding vordert 't Brandtweer om voor recht te verklaren dat de Gemeente onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld door het vertrouwensbeginsel te schenden wegens het niet nakomen van de toezegging althans de koopovereenkomst, en de Gemeente te veroordelen om € 296.800,00 aan schade te vergoeden.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij oog heeft voor de ongunstige positie waarin 't Brandtweer is komen te verkeren als gevolg van een opeenstapeling van ongelukkige omstandigheden. Tot die omstandigheden behoren onder meer de lange tijd die was gemoeid met het opstellen van de koopovereenkomst, het wijzigen van het bestemmingsplan en het verkrijgen van de omgevingsvergunning. Bovendien is het oordeel van deze rechtbank in het vonnis in kort geding van 22 maart 2023 inmiddels achterhaald door het door de Hoge Raad gewezen Didam II-arrest. [4] Ondanks het voorgaande dient de rechtbank deze zaak te beoordelen naar wat in deze procedure is gevorderd en daaraan ten grondslag is gelegd.
In conventie
De toezegging van de projectleider kan niet aan de Gemeente worden toegerekend
4.2.
De rechtbank begrijpt dat 't Brandtweer haar vorderingen primair grondt op de mondelinge toezegging van [C] dat de Gemeente ‘alle schade’ van 't Brandtweer zou vergoeden als het pand niet aan haar zou worden geleverd. De rechtbank laat de vraag in het midden of deze toezegging is gedaan. Ook als deze toezegging is gedaan, kan deze namelijk niet aan de Gemeente worden toegerekend. Daarmee volgt de rechtbank het standpunt van de Gemeente.
4.3.
Een toezegging kan namelijk alleen worden toegerekend aan het bevoegde orgaan, indien de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat degene die de toezegging heeft gedaan, de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. [5] Het moge zo zijn dat [C] als projectleider was belast met, en verantwoordelijk was voor “
de uitvoering van raadsbesluiten, de begeleiding van de herontwikkeling van het oude raadhuis en de verkoop van de beide panden”, zij voor 't Brandtweer het eerste aanspreekpunt was en fungeerde als spreekbuis voor de portefeuillehouder (eerst burgemeester toen wethouder). Maar deze functie-uitoefening biedt geen grond voor gerechtvaardigd vertrouwen bij (enkele) bestuursleden van 't Brandtweer dat [C] bevoegd was uitspraken te doen over een precair onderwerp als schadeloosstelling, waarover organen van de Gemeente besluiten nemen. [C] kan alleen toezeggingen doen over een onderwerp dat haar werkgebied betreft. [6]
De Gemeente heeft het vertrouwensbeginsel geschonden en onrechtmatig gehandeld
4.4.
De rechtbank begrijpt dat 't Brandtweer haar vorderingen subsidiair grondt op het bestaan van een onrechtmatige daad. Volgens 't Brandtweer bestaat de onrechtmatige gedraging van de Gemeente uit schending van het gerechtvaardigd vertrouwen van 't Brandtweer dat de Gemeente de koopovereenkomst zou nakomen door het pand aan haar te leveren.
4.5.
Eerst moet dus worden beoordeeld of sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel. Partijen zijn het eens over de te hanteren maatstaf. Bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel moeten drie stappen worden doorlopen. De eerste is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept. Kan die uitlating en/of gedraging worden gekwalificeerd als een toezegging? Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoordt, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord wat de betekenis van het gewekte vertrouwen is bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid. [7]
4.6.
De Gemeente heeft erkend dat zij het vertrouwensbeginsel heeft geschonden maar partijen zijn het niet eens over de uitlating en/of gedraging waardoor het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt. Dit ontstaansmoment is van belang voor de schadediscussie. De Gemeente stelt dat het vertrouwen is gewekt op 28 augustus 2020, de datum waarop partijen de koopovereenkomst hebben gesloten. Volgens 't Brandtweer is het vertrouwen al op een eerder moment gewekt. Zij heeft in dit kader meerdere ontstaansmomenten genoemd.
4.7.
De rechtbank volgt het standpunt van 't Brandtweer, in die zin dat zij van oordeel is dat 't Brandtweer vanaf 17 juni 2019 er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de Gemeente het pand aan haar zou verkopen en leveren. De rechtbank is van oordeel dat de eerdere momenten die door 't Brandtweer zijn genoemd, daartoe onvoldoende aanleiding gaven. Dat geldt niet voor 17 juni 2019. Op die datum heeft de burgemeester namelijk het (derde) bod van 't Brandtweer geaccepteerd, met de kanttekening ‘dat dit nog intern besproken moest worden’. Volgens 't Brandtweer bestond op dat moment overeenstemming over de essentialia van de koopovereenkomst.
4.8.
In het kader van de eerste stap is van belang dat de Gemeente niet betwist dat de burgemeester deze, op de concrete situatie toegesneden, uitlating heeft gedaan. Dat de burgemeester bij deze uitlating een kanttekening heeft geplaatst, is niet van belang. De burgemeester heeft namelijk niét een expliciet voorbehoud van goedkeuring gemaakt. Van belang is dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat in het algemeen kan worden voorbijgegaan aan algemene disclaimers bij een uitlating die zonder die disclaimer een toezegging zou zijn. [8]
4.9.
De kern van de discussie zit in de tweede stap van de beoordelingsmaatstaf. De vraag is of de betrokkene op goede gronden heeft mogen veronderstellen dat de persoon die de toezegging/gedraging deed, de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. [9] De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Op grond van artikel 160 lid 1 sub e Gemeentewet is het college namelijk bevoegd te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de Gemeente. Omdat de burgemeester onderdeel is van het college, mocht 't Brandtweer op goede gronden veronderstellen dat hij de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. [10] Van belang is ook dat de burgemeester van deze toezegging niet is teruggekomen (en het college ook niet).
4.10.
De vergelijking die de Gemeente maakt met de uitspraak van de rechtbank Limburg gaat niet op. [11] Al aangenomen dat de wethouder daar een toezegging had gedaan, was het een toezegging voor de wijziging van het bestemmingsplan, en die bevoegdheid komt niét toe aan het college maar aan de gemeenteraad. En daarmee is die zaak wezenlijk anders. Het betoog van de Gemeente dat op dat moment geen overeenstemming zou bestaan over de essentialia van de overeenkomst, gaat niet op. In ieder geval behoren het object en de koopprijs tot de essentialia van de koopovereenkomst; [12] daarover bestond overeenstemming. De Gemeente heeft onvoldoende onderbouwd dat de leveringsdatum, financiering en de bestemmingsplanwijziging tot de essentialia van de overeenkomst behoorden.
4.11.
Vaststaat dus dat 't Brandtweer vanaf 17 juni 2019 er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de Gemeente het pand aan haar zou verkopen en leveren. Er kan een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel worden gedaan.
4.12.
Tussen partijen staat vast dat aan de derde stap van de maatstaf is voldaan. Er stonden zwaarder wegende belangen in de weg aan het honoreren van het gewekte vertrouwen, te weten: de plicht van de Gemeente om te handelen in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft de Gemeente bij het vonnis in kort geding van 22 maart 2023 ook verboden het pand aan 't Brandtweer te leveren, op straffe van een dwangsom. Partijen zijn het erover eens dat vanwege de schending van het vertrouwensbeginsel voor het bestuursorgaan de verplichting kan ontstaan om de schade (dispositieschade) te vergoeden die er zonder het vertrouwen niet zou zijn geweest.
De Gemeente moet de dispositieschade van 't Brandtweer vergoeden
4.13.
De aard van de juridisch relevante schadeoorzaak bepaalt of aanspraak bestaat op vergoeding van het positieve contractsbelang dan wel op vergoeding van dispositieschade. Als de schadeoorzaak is gelegen in de niet-nakoming van een toezegging, moet in beginsel het positieve belang worden vergoed, omdat de wederpartij in dat geval mocht rekenen op nakoming. Het positieve belang is de schade die de wederpartij lijdt doordat niet wordt nagekomen. In dat geval moet de wederpartij financieel in dezelfde positie worden gebracht als zij zou hebben verkeerd als was nagekomen. [13] Dat is anders, zoals in casu, als de niet-nakoming niet onrechtmatig kan worden geoordeeld, omdat zwaarder wegende belangen (van derden) in de weg stonden aan het honoreren van het gewekte vertrouwen. Door die rechtvaardiging kan ten aanzien van de niet-nakoming dan niet meer worden gesproken van onrechtmatig handelen. In dat geval kan echter wel het doen van de toezegging onrechtmatig zijn geweest, omdat dan vaststaat dat de toezegging niet gedaan had mogen worden. De juridisch relevante schadeoorzaak (de onrechtmatige daad) is in dit geval de ten onrechte gedane toezegging. Dan komt dispositieschade voor vergoeding in aanmerking. [14]
4.14.
Dispositieschade kan als volgt worden geduid:
De schade die de wederpartij door die toezegging lijdt (de onrechtmatige daad waarvan in dat geval sprake is) en die daarom in dat geval voor vergoeding in aanmerking komt, is die welke is ontstaan doordat hij op de onterecht gedane toezegging is afgegaan, dus erop heeft vertrouwd dat deze zou worden nagekomen.Dat is de schade die hij heeft geleden doordat hij in dat vertrouwen gehandeld heeft – kosten heeft gemaakt, maatregelen heeft getroffen, ergens heeft vanaf gezien en zo meer-, met andere woorden heeft gedisponeerd, dus dispositieschade heeft geleden. Dit wordt het negatieve belang bij het gewekte vertrouwen genoemd. [15] De Gemeente is bereid om de dispositieschade te vergoeden.
Het eigen schuld-verweer van de Gemeente slaagt niet
4.15.
Niettemin voert de Gemeente een eigen schuld-verweer. [16] De Gemeente stelt dat 't Brandtweer zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade door niet deel te nemen aan de transparante selectieprocedure voor de verkoop van het pand die de Gemeente na de kort gedingprocedure heeft georganiseerd. Volgens 't Brandtweer was het voor haar financieel onhaalbaar om mee te dingen naar de verkoop. Waar het pand in juli 2018 namelijk nog was getaxeerd op € 395.000,00, is het in juli 2023 getaxeerd op € 690.000,00. Als het pand zou worden gegund aan de bieder met het hoogste bod, kon zij het pand niet verwerven. De Gemeente heeft nog aangevoerd dat op voorhand niet valt te zeggen dat zou worden gegund aan de hoogste bieder. Inmiddels is duidelijk geworden dat de Gemeente het pand wel degelijk heeft gegund aan de hoogste bieder en heeft verkocht voor € 1.200.000,00. Deze koopprijs is door de Gemeente niet betwist. Bij deze stand van zaken kan het 't Brandtweer niet worden tegengeworpen dat zij niet heeft deelgenomen aan de transparantie selectieprocedure. Het eigen schuld-verweer slaagt niet.
De Gemeente wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding van € 48.010,79 (exclusief btw) en € 21.020,50
4.16.
Bij dagvaarding heeft 't Brandtweer een bedrag van € 296.800,00 aan schadevergoeding gevorderd. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: (i) € 225.000,00 als – kort gezegd – misgelopen vergoeding van [naam] B.V.; (ii) € 20.000,00 voor enerzijds de taxatiekosten van het pand ad € 1.815,00 en anderzijds een schatting (ad € 18.185,00) voor kosten van juridische bijstand en financieel advies en (iii) € 51.800,00 aan vergoeding voor de tijdsinvestering van de bestuursleden (740 uur à € 70,00).
4.17.
De rechtbank begrijpt dat 't Brandtweer haar schadevergoedingsvordering in haar spreekaantekeningen voor de mondelinge behandeling heeft gespecificeerd. Zij maakt aanspraak op vergoeding van de facturen die als productie 5 (nr. 31) bij haar akte overlegging producties zijn ingediend en optellen tot een bedrag van € 181.000,00 (exclusief btw). Daarnaast vordert zij betaling van de facturen van Van Veen Advocaten die als productie 6 (nr. 32) bij diezelfde akte zijn ingediend. Deze facturen tellen op tot een bedrag van € 6.500,00 (exclusief btw). Verder maakt 't Brandtweer aanspraak op vergoeding van de kosten van de planologische aanpassingen (exploitatiebijdrage en leges) en de gebruiksvergoeding van het pand, zoals de Gemeente deze kosten in reconventie vordert. Deze kosten bedragen in totaal circa € 23.500,00. Deze posten samen opgeteld komen uit op ruim € 211.000,00 (€ 181.000,00 + € 6.500,00 + € 23.500,00).
4.18.
De rechtbank begrijpt dat de vordering van € 211.000,00 in de plaats komt van de initieel gevorderde bedragen onder (i) van € 225.000,00 én onder (ii) van € 20.000,00. Voor het vorderen van het onder (ii) bedoelde bedrag bestaat geen aanleiding meer, omdat de taxatiekosten en de kosten voor het juridisch advies (denk bijvoorbeeld aan de facturen van Van Veen Advocaten) al in het bedrag van € 211.000,00 zijn begrepen. De rechtbank begrijpt dat 't Brandtweer naast het gevorderde bedrag van € 211.000,00 nog wel aanspraak maakt op het onder (iii) gevorderde bedrag van € 51.800,00 als vergoeding voor de tijdsinvestering van de bestuursleden.
4.19.
De rechtbank zal de schadevergoedingsvordering hierna beoordelen. Zij vangt aan met het gevorderde bedrag van € 181.308,67. Dit betreft een optelsom van de facturen die als productie 5 (nr. 31) bij de akte overlegging producties zijn ingediend. Volgens de rechtbank tellen de facturen op tot € 181.246,69, zodat dit bedrag ten hoogste kan worden toegewezen. Het restant is immers niet onderbouwd. Vervolgens beoordeelt zij de facturen van Van Veen Advocaten ad € 6.500,00. Daarna besteedt de rechtbank aandacht aan de exploitatiebijdrage, leges en gebruiksvergoeding, zoals die posten in conventie zijn gevorderd nadat ze in reconventie door de Gemeente zijn gevorderd. Ten slotte beoordeelt de rechtbank de vordering van € 51.800,00 als vergoeding voor de tijdsinvestering van de bestuursleden.
Beoordeling schadevergoedingsvordering ad € 181.246,69
4.20.
Het betreft de beoordeling van 39 facturen. Voor de beoordeling zal de rechtbank de nummering aanhouden zoals die is gehanteerd onder randnummer 10 van de akte van 't Brandtweer tegen de rol van 6 november 2024.
4.21.
Hiervoor is geoordeeld dat 't Brandtweer eerst vanaf 17 juni 2019 gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen dat de Gemeente het pand aan haar zou verkopen en leveren. Omdat de eerste drie facturen dateren van voor deze datum, zijn dit geen kosten die zijn gemaakt in het licht van het gewekte vertrouwen en worden die kosten niet vergoed.
4.22.
Voor wat betreft de facturen 4 tot en met 14 geldt het volgende. De Gemeente betwist dat deze factuurbedragen dispositieschade betreffen. Volgens de Gemeente is het gerechtvaardigd vertrouwen eerst gewekt op 28 augustus 2020; de datum waarop partijen de koopovereenkomst hebben gesloten. Hiervoor heeft de rechtbank echter geoordeeld dat het gerechtvaardigd vertrouwen al op 17 juni 2019 is gewekt, zodat deze betwisting geen doel treft, de bedragen dispositieschade betreffen en door de Gemeente moeten worden vergoed. De rechtbank wijst met betrekking tot deze facturen een totaalbedrag toe van
€ 15.758,56 (exclusief btw).
4.23.
Facturen 15, 19 en 23 zijn afkomstig van [architectenbureau] . Volgens 't Brandtweer betreffen dit facturen van de architect voor ontwerpwerkzaamheden, bouwtekeningen, verduurzaming,
restauratieen
werkzaamheden ten behoeve van het indienen van de omgevingsvergunning. De Gemeente brengt ten aanzien van deze facturen naar voren dat zij zich onvoldoende kan verweren, omdat 't Brandtweer onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd wanneer de opdracht voor de gefactureerde werkzaamheden is gegeven en welke werkzaamheden zijn verricht.
4.24.
De rechtbank volgt dat standpunt niet. Alle facturen dateren van ver na 17 juni 2019. Daarom mag worden verondersteld dat de opdracht tot het verrichten van die werkzaamheden na die datum is gegeven. Verder heeft 't Brandtweer toegelicht dat restauratiewerkzaamheden zijn verricht, en heeft zij onderbouwd dat vanwege de monumentale status van het pand schetsontwerpen moesten worden gemaakt, en dat de projectleider van de Gemeente haar heeft geadviseerd een restauratiearchitect in te schakelen. [17] Die stelling heeft de Gemeente niet betwist. Dat de werkzaamheden niet alleen zagen op de aankoop van het pand, zoals de Gemeente betoogt, maar verband hielden met de omgevingsvergunning volgt bijvoorbeeld uit factuur 23. Daarin staat dat het een factuur betreft voor het intekenen van de brandveiligheidseisen als aanvulling op de omgevingsvergunning. Het totaalbedrag van
€ 4.780,00 (exclusief btw)wordt toegewezen.
4.25.
Facturen 16 en 29 zijn afkomstig van Comma Vastgoed en betreffen facturen in verband met de (her)taxatie van het pand voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening van het Nationaal Restauratiefonds. De Gemeente betwist de verschuldigdheid van de facturen door weer op te merken dat uit de facturen niet volgt wanneer de opdracht voor de gefactureerde werkzaamheden is gegeven. Omdat deze facturen dateren van respectievelijk 30 oktober 2020 en 25 oktober 2022, en dus van ver na 17 juni 2019, mag worden verondersteld dat de opdracht is gegeven na laatstgenoemde datum waarop het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt. De factuurbedragen worden toegewezen. Het betreft een totaalbedrag van
€ 2.500,00 (exclusief btw).
4.26.
Facturen 17 en 24 zijn afkomstig van Drukwerkdeal en zien op drukwerk ten behoeve van crowdfunding en algemene informatieverstrekking aan derden. Hoewel deze initiatieven begrijpelijk zijn in het licht van de plannen van 't Brandtweer, houden zij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende verband met de gestelde schadeoorzaak; de onrechtmatig gedane toezegging. Het gaat hier om kosten die niet zijn gemaakt in vertrouwen op een concrete toezegging maar om autonome beleidsmatige keuzes van 't Brandtweer. Volgens de rechtbank staan deze kosten in een te ver verwijderd verband tot de rechtens relevante schadeoorzaak en komen zij niet voor vergoeding in aanmerking.
4.27.
Facturen 18, 21, 30, 31 en 33 zijn afkomstig van [onderneming 2] (Bewustzijn), een onderneming van een van de bestuursleden van 't Brandtweer. De facturen bedragen samen € 104.545,00. [onderneming 2] houdt zich bezig met projectbegeleiding en coaching. Volgens de toelichting van 't Brandtweer betreft het facturen voor respectievelijk een onderzoek naar de financiële haalbaarheid van de aankoop, een marktonderzoek en het uitbrengen van rapportages naar aanleiding daarvan. Het betreft verder werkzaamheden voor de begeleiding bij de (juridische zaken van de) aankoop van het pand waaronder het opstellen en uitvoeren van de business case rondom de exploitatie van het pand. Verder is toegelicht dat er in de periode van 2019 tot en met 2022 werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van (de begeleiding van) de financiering van de aankoop, de uitgifte van certificaten, het begeleiden van de architect en de bouwplannen, het laten aanhaken van partners, de verduurzaming van het pand en marketing.
4.28.
De Gemeente betwist de verschuldigdheid van deze facturen. Naast het feit dat uit de facturen onvoldoende blijkt welke werkzaamheden wanneer zijn verricht, en of deze werkzaamheden causaal verband houden met de schending van het vertrouwensbeginsel, is het bezwaar van de Gemeente principiëler. Als gezegd betreft het een onderneming van een van de bestuursleden van 't Brandtweer. De Gemeente wil ervoor waken dat zij de onderneming van het bestuurslid financiert. Opvallend is volgens de Gemeente dat [onderneming 2] niet voor de in rekening gebrachte werkzaamheden met een SBI-code in de Kamer van Koophandel staat geregistreerd. Verder is opvallend dat de facturen tot wel vijf jaar na de verrichte werkzaamheden zijn opgemaakt. Volgens de Gemeente heeft zij meerdere keren gevraagd of de facturen door 't Brandtweer zijn betaald, en of de facturen ook zijn opgenomen in de boekhouding van de eenmanszaak, en of hierover btw is afgedragen. Deze vragen heeft 't Brandtweer niet beantwoord.
4.29.
De rechtbank is van oordeel dat deze facturen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Volgens haar heeft 't Brandtweer onvoldoende onderbouwd dat het kosten van de stichting zelf betreft. Zo is niet toegelicht dat aan de uitvoering van de werkzaamheden een bestuursbesluit ten grondslag lag. Evenmin heeft 't Brandtweer aangetoond dat de kosten door haar zijn betaald, zijn verantwoord in de jaarrekening of balans, of dat hierover btw is afgedragen. De rechtbank is met de Gemeente van mening dat dit wel van 't Brandtweer had mogen worden verwacht. In situaties waarin sprake is van zogenoemde ‘dubbele petten’, is het des te belangrijker dat dergelijke kosten zorgvuldig worden vastgelegd en verantwoord.
4.30.
Facturen 32 en 34 zijn afkomstig van NovaEZ, ook een onderneming van een van de bestuursleden. Deze facturen zijn goed voor een totaalbedrag van € 30.000,00. Volgens de toelichting van 't Brandtweer zien deze facturen respectievelijk op de bouw, de hosting en het beheer van een website ten behoeve van 't Brandtweer, en een factuur voor de periode van 2018 – 2022 met betrekking tot het opstellen van begrotingen, het opstellen van (parkeer)berekeningen, het begeleiden van subsidieaanvragen, advisering over technische vraagstukken en media.
4.31.
De Gemeente betwist de verschuldigdheid van deze facturen. Ook deze facturen zijn, net als die van [onderneming 2] , achteraf opgemaakt. Ook voor deze facturen is aan 't Brandtweer gevraagd of deze daadwerkelijk door 't Brandtweer zijn betaald, of de facturen zijn opgenomen in de boekhouding (van de eenmanszaken), alsmede de vraag of de btw hiervoor is afgedragen. Deze vragen heeft 't Brandtweer niet beantwoord.
4.32.
De rechtbank is van oordeel dat deze facturen niet voor vergoeding in aanmerking komen, en wel om dezelfde reden die hiervoor onder randnummer 4.29. van dit vonnis voor de facturen van [onderneming 2] is gegeven.
4.33.
Facturen 20, 25, 26 en 27 zijn afkomstig van respectievelijk [bedrijf 1] , Verfijnd Veenendaal, Karwei Rhenen en Praxis Veenendaal. Het betreft een factuur voor de huur van een bus voor de verhuizing van bureaus naar het pand. Facturen 25, 26 en 27 zien op de aankoop van verf en toebehoren voor het opknappen van het pand. Deze kosten zouden zijn betaald met de bankpas van 't Brandtweer.
4.34.
De Gemeente betoogt dat de facturen niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze verband houden met het gebruik en niet met de aankoop van het pand. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Deze kosten zijn namelijk gemaakt in het licht van de gebruiksovereenkomsten, die vanaf april 2021 door de Gemeente met 't Brandtweer zijn gesloten zodat 't Brandtweer haar initiatief, in afwachting van de te verkrijgen vergunningen, alvast op kleine schaal kon uitrollen. Omdat de gebruiksovereenkomsten voorsorteren op de situatie waarin het pand aan 't Brandtweer wordt geleverd, staan de kosten die verband houden met deze gebruiksovereenkomsten in causaal verband tot de onrechtmatige gedane toezegging dat het pand uiteindelijk aan 't Brandtweer zou worden geleverd. Het totaalbedrag van
€ 107,21 (exclusief btw)wordt toegewezen.
4.35.
Factuur 22 is afkomstig van Markel Insurance. Het betreft een factuur voor de (bestuurders)aansprakelijkheidsverzekering van 't Brandtweer. De rechtbank volgt het standpunt van de Gemeente dat deze factuur verband houdt met de oprichting van de juridische entiteit, zodat zij kon onderhandelen met de Gemeente. De factuur houdt geen verband met de toezegging van de Gemeente dat het pand aan 't Brandtweer wordt geleverd. Op het moment van het oprichten van deze entiteit, was het gerechtvaardigd vertrouwen immers nog niet gewekt. Deze factuur komt vanwege het ontbreken van causaal verband niet voor vergoeding in aanmerking.
4.36.
Factuur 28 is afkomstig van bestemmingsbureau Legalexion en ziet op de uitvoering van en begeleiding bij diverse onderzoeken (akoestisch, flora en fauna, stikstof), en begeleiding bij het wijzigen van het bestemmingsplan. Daarnaast heeft 't Brandtweer toegelicht dat het bestemmingsbureau van 't Brandtweer in december 2020 een raadsmemo heeft geschreven voor de Gemeente ten behoeve van de coördinatieregeling, waarmee de Gemeente niet bekend was. [18] De rechtbank overweegt dat het bestemmingsbureau van 't Brandtweer heeft gehandeld op basis van het gewekte vertrouwen dat het pand aan 't Brandtweer zou worden geleverd en in dat kader een adviesrol op zich heeft genomen. De factuur van
€ 6.463,75 (exclusief btw)komt voor vergoeding in aanmerking.
4.37.
Factuur 35 is afkomstig van Dijkoraad . Het betreft een factuur in verband met een onderzoek naar en een advies inzake de brandveiligheid van het pand, welk onderzoek medio 2022 heeft plaatsgevonden. Het is juist dat dit onderzoek is uitgevoerd in de periode waarin 't Brandtweer het pand in gebruik had. Zij had het pand in gebruik in de veronderstelling dat het aan haar zou worden geleverd. Het betreft dus kosten die zijn gemaakt op grond van het gewekte vertrouwen, zodat de post van
€ 1.500,00 (exclusief btw)voor vergoeding in aanmerking komt.
4.38.
Factuur 36 is afkomstig van LexLimes Notarissen . Het betreft een factuur van de notaris in verband met werkzaamheden rondom de voorgenomen overdracht van het pand. De Gemeente stelt dat zij deze factuur heeft betaald, vanwege haar goede verstandhouding met de notaris. Dit betwist 't Brandtweer. De rechtbank heeft geen aanleiding om de twijfelen aan de stelling van de Gemeente dat zij deze factuur heeft betaald. Wel dient de Gemeente aan 't Brandtweer een betalingsbewijs, of een verklaring van de notaris van de gedane betaling te verstrekken. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze factuur ook voor rekening van de Gemeente te blijven. Tussen partijen staat vast dat deze factuur ziet op de werkzaamheden van de notaris in verband met de voorgenomen overdracht. Deze kosten kwalificeren als dispositieschade.
4.39.
Factuur 37 is afkomstig van ForValue en betreft een factuur voor werkzaamheden die zijn verricht in verband met de financiering van de aankoop. Onder verwijzing naar randnummer 18 van de dagvaarding, stelt 't Brandtweer dat haar financiële positie op enig moment is verslechterd. In alinea 18 van de dagvaarding staat onder meer dat het 't Brandtweer is gebleken dat de HVOR geen ruimte in het pand zou gaan huren en daardoor voor de stichting een deel van haar opbrengsten c.q. inkomsten wegviel. Zij moest op zoek naar alternatieve financieringsmogelijkheden. Daarbij heeft ForValue geholpen. Deze factuur komt voor vergoeding in aanmerking. De Gemeente heeft namelijk als voorwaarde voor het voeren van de onderhandelingen gesteld dat 't Brandtweer de HVOR zou huisvesten. Vanwege het wegvallen van deze bron, en op basis van de toezegging dat het pand aan haar zou worden geleverd, moest 't Brandtweer op zoek naar alternatieve financieringsmogelijkheden. Deze factuur van
€ 8.625,00 (exclusief btw)moet worden vergoed.
4.40.
Factuur 38 van [taxateur] ziet op een (her)taxatie van het pand waarvoor (een bestuurslid van) 't Brandtweer op 20 april 2023 opdracht heeft gegeven. [19] De opdracht is gegeven nadat op 22 maart 2023 het vonnis in kort geding is gewezen. Op dat moment was duidelijk dat de door de Gemeente gedane toezegging niet kon worden nagekomen. De factuur betreft dus geen dispositieschade en komt om die reden niet voor vergoeding in aanmerking.
4.41.
Factuur 39 van [bedrijf 2] ziet op de huur van een bus op 22 september 2023 om de laatste grote spullen uit het pand te halen nadat de Gemeente de gebruiksovereenkomst met 't Brandtweer had beëindigd. Om dezelfde reden als bij factuur 38, is geen sprake van dispositieschade. De factuur komt niet voor vergoeding in aanmerking.
4.42.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat een totaalbedrag van
€ 39.734,52 (exclusief btw)als dispositieschade door de Gemeente moet worden vergoed.
Beoordeling schadevergoedingsvordering ad circa € 6.500,00
4.43.
Bij de akte die 't Brandtweer heeft ingediend tegen de rol van 6 november 2024, heeft zij een bedrag van € 6.235,82 (exclusief btw) gevorderd als vergoeding voor de facturen van Van Veen Advocaten. Die facturen zijn als productie 6 (nr. 32) ingediend bij de akte overlegging producties van 't Brandtweer. In de akte heeft 't Brandtweer toegelicht dat de facturen betrekking hebben op de werkzaamheden van de advocaat die hebben gezien op het
aansporen/bewegen vande Gemeente om het pand alsnog te leveren althans om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis in kort geding. De Gemeente meent dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de werkzaamheden zijn verricht na de datum van 22 maart 2023 waarop het vonnis in kort geding is gewezen, waarbij de koopovereenkomst nietig is verklaard. Daarmee, althans zo begrijpt de rechtbank, betreffen de kosten van deze facturen geen dispositieschade maar vergoeding van het positief contractsbelang.
4.44.
De rechtbank oordeelt als volgt. Omdat is gesteld dat de advocatuurlijke werkzaamheden hebben gezien op het
aansporen/bewegen vande Gemeente om alsnog na te komen dan wel in hoger beroep te gaan van het vonnis in kort geding, is strikt genomen van niet-nakoming van de toezegging nog geen sprake. Het betreft een voorfase. Van belang is daarbij dat het instellen van hoger beroep zinvol had kunnen zijn geweest, gelet op de (latere) Didam II-rechtspraak. De factuurbedragen kunnen worden gekwalificeerd als dispositieschade en komen voor vergoeding in aanmerking. De Gemeente heeft nog betoogd dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat deze kosten al worden vergoed door de proceskostenveroordeling. Dit standpunt wordt niet gevolgd. De proceskostenvergoeding ziet namelijk op andersoortige werkzaamheden van de advocaat zoals het opstellen van de dagvaarding en het bijwonen van de mondelinge behandeling. De rechtbank zal een bedrag van
€ 6.235,82 (exclusief btw)aan schadevergoeding toewijzen.
Beoordeling schadevergoedingsvordering ad circa € 23.500,00
4.45.
In de spreekaantekeningen van 't Brandtweer staat dat als de Gemeente de kosten van de planologische aanpassingen (exploitatiebijdrage en leges) en de gebruiksvergoeding betaald wil zien, deze posten ook schadebedragen vormen die door de Gemeente vergoed moeten worden. In deze rechtsoverwegingen wordt dus alvast vooruitgelopen op een deel van het in reconventie gevorderde.
4.46.
Vaststaat dat het bestemmingsplan is gewijzigd. In dit verband heeft 't Brandtweer een nota ontvangen voor de zogeheten exploitatiebijdrage à € 13.385,00. Volgens de Gemeente heeft 't Brandtweer deze nota tot op heden niet voldaan, terwijl partijen wel bij de koopovereenkomst zijn overeengekomen dat 't Brandtweer deze kosten voor haar rekening zal nemen. In artikel 5.3 van de koopovereenkomst staat namelijk dat de koper ('t Brandtweer) dient zorg te dragen voor het realiseren van de bestemmingsplanwijziging. Volgens 't Brandtweer hoeft zij deze nota niet te betalen, omdat zij met de Gemeente heeft afgesproken dat deze nota pas hoeft te worden betaald bij de eigendomsoverdracht. De rechtbank is met de Gemeente van oordeel dat slechts een uitstel van betaling is overeengekomen. Partijen hebben niet expliciet afgesproken dat deze kosten pas tijdens de eigendomsoverdracht hoeven te worden betaald. Hieruit volgt dat 't Brandtweer deze nota dient te betalen. De rechtbank zal in reconventie het gevorderde bedrag van € 13.385,00 toewijzen.
4.47.
De rechtbank is wel van oordeel dat deze kosten door 't Brandtweer zijn gemaakt op basis van het door de Gemeente gewekte vertrouwen en het dus dispositieschade betreft, die voor vergoeding in aanmerking komt. Om die reden wordt het bedrag van € 13.385,00 toegewezen. Op de factuur van de Gemeente als overheidsinstantie is geen btw vermeld, zodat alleen het bedrag van
€ 13.385,00wordt toegewezen.
4.48.
Verder vordert de Gemeente in reconventie een vergoeding van € 7.635,50 voor de leges die in verband met de voorgenomen restauratie door 't Brandtweer van het pand door de Gemeente bij 't Brandtweer in rekening zijn gebracht. De Gemeente stelt dat 't Brandtweer op 13 oktober 2022 een nota voor deze leges heeft ontvangen, die tot op heden niet door haar is betaald. Dat 't Brandtweer is gehouden tot betaling, volgt volgens de Gemeente uit de Legesverordening 2022. Volgens artikel 8 uit deze Legesverordening wordt bij invordering van de leges geen kwijtschelding verleend. Anders dan 't Brandtweer betoogt, zijn partijen met betrekking tot de leges alleen een uitstel van betaling overeengekomen. Zodoende zal de rechtbank in reconventie het bedrag van € 7.635,50 toewijzen.
4.49.
De rechtbank is ook voor deze post van oordeel dat deze kosten door 't Brandtweer zijn gemaakt, op basis van het door de Gemeente gewekte vertrouwen en het dus dispositieschade betreft, die voor vergoeding in aanmerking komt. Op de factuur van de Gemeente als overheidsinstantie is geen btw vermeld, zodat alleen het bedrag van
€ 7.635,50wordt toegewezen.
4.50.
Verder vordert de Gemeente in reconventie een bedrag van € 2.468,94 (inclusief btw)/€ 2.040,45 (exclusief btw), omdat 't Brandtweer voor de gebruiksovereenkomsten een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. De Gemeente heeft in dit verband betalingsherinneringen gestuurd. Ook ten aanzien van deze vordering heeft 't Brandtweer de opeisbaarheid betwist, omdat partijen zouden zijn overeengekomen dat de achterstand pas bij de overdracht van het pand moest worden betaald. Hiervoor is al geoordeeld dat dat standpunt van 't Brandtweer niet wordt gevolgd, zodat ook dit in reconventie gevorderde bedrag wordt toegewezen.
4.51.
Hiervoor is al overwogen dat de gebruiksovereenkomsten zijn gesloten ter overbrugging van de ontbindende voorwaarden in de koopovereenkomst. Op basis van deze gebruiksovereenkomsten kon 't Brandtweer haar initiatief voor het pand alvast op kleine schaal uitrollen. De gebruiksovereenkomsten sorteerden aldus voor op de situatie waarin 't Brandtweer daadwerkelijk na levering over het pand zou beschikken. De kosten kunnen dus worden gezien als dispositieschade. De rechtbank wijst een bedrag van
€ 2.040,45, exclusief btw, toe.
4.52.
Van het gevorderde bedrag van € 23.500,00 wordt een bedrag van € 21.020,50 en een bedrag van € 2.040,45 (exclusief btw) toegewezen.
4.53.
Kortom, van het totaal gevorderde bedrag van ruim € 211.000,00, bestaande uit de posten € 181.000,00, € 6.500,00 en € 23.500,00, wordt een bedrag van € 48.010,79 (exclusief btw) en een bedrag van € 21.020,50 toegewezen.
Beoordeling schadevergoedingsvordering ad € 51.800,00
4.54.
Daarnaast vordert 't Brandtweer een vergoeding voor de tijdsbesteding van de bestuursleden die hun reguliere bestuurswerk te boven is gegaan. Het betreft een vergoeding voor de tijdsinvestering in de periode na de publicatie van het voornemen tot levering (week 3 van 2023). Het betreft een investering van 740 uur, die is afgezet tegen een uurtarief van € 70,00, zodat een schadebedrag wordt gevorderd van € 51.800,00. De Gemeente heeft de verschuldigdheid van deze vergoeding betwist, omdat niet is gebleken dat deze bovenmatige tijdsbesteding schade van 't Brandtweer betreft. Volgens de Gemeente gaat het namelijk om bestede tijd van de bestuursleden waarvoor geen kosten bij 't Brandtweer in rekening zijn gebracht. De rechtbank volgt dit standpunt en wijst om die reden de gevorderde vergoeding af.
4.55.
De Gemeente heeft nog aangevoerd dat bij het vaststellen van de werkelijke schade, rekening moet worden gehouden met de door 't Brandtweer ontvangen gelden. Hierbij kan worden gedacht aan subsidies en giften. Wat daarvan zij, het aangevoerde ontslaat de Gemeente niet van haar verplichting tot schadevergoeding.
4.56.
De Gemeente zal worden veroordeeld tot betaling van € 48.010,79 (exclusief btw) en een bedrag van € 21.020,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen
4.57.
Omdat de vordering tot betaling van schadevergoeding wordt toegewezen, zal de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen. De veroordeling tot betaling van schadevergoeding, vindt namelijk haar basis in de onrechtmatige gedraging van de Gemeente. De rechtbank is van oordeel dat 't Brandtweer onvoldoende zelfstandig belang heeft bij toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht, zodat deze wordt afgewezen.
De Gemeente wordt veroordeeld in de proceskosten van 't Brandtweer
4.58.
De Gemeente is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van 't Brandtweer worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
10.856,00
(4 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
17.780,14
4.59.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
In reconventie
4.60.
De Gemeente vordert – na eisvermeerdering – om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, 't Brandtweer te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 27.869,15 aan de Gemeente, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de eis in reconventie tot aan de dag van de algehele betaling, althans een in goede justitie te bepalen datum, met veroordeling van 't Brandtweer in de proceskosten.
4.61.
Hiervoor is al geoordeeld (zie randnummer 4.46. e.v. van dit vonnis) dat de vordering tot vergoeding van de exploitatiebijdrage van
€ 13.385,00wordt toegewezen. Dit geldt ook voor de vordering tot betaling van
€ 7.635,50aan leges, en de vordering tot betaling van € 2.468,94 (inclusief btw)/
€ 2.040,45 (exclusief btw)vanwege de ontstane betalingsachterstand voor de gebruiksovereenkomsten.
4.62.
De Gemeente vordert verder een bedrag van € 853,75 als kosten voor het vervangen van de sloten. De Gemeente heeft de sloten van het pand moeten laten vervangen omdat onduidelijk was hoeveel sleutels in omloop waren bij 't Brandtweer en of zij deze, na het eindigen van de gebruiksovereenkomsten allemaal had ingeleverd. In dit kader is van belang dat bij de beëindigding van de gebruiksovereenkomsten geen overdracht heeft plaatsgevonden. Volgens de Gemeente heeft 't Brandtweer niet kenbaar gemaakt dat zij hier gehoor aan zou geven. Dit was volgens de Gemeente ook niet te verwachten omdat 't Brandtweer zich beriep op ontruimingsbescherming. Om die reden stond de Gemeente al klaar met een ontruimingsploeg. De Gemeente stelt dus dat er geen normale overdracht en inlevering van de sleutels heeft plaatsgevonden. Volgens 't Brandtweer heeft zij op 27 september 2023 alle sleutels bij de Gemeente ingeleverd. Zij heeft een e-mail aan de Gemeente gericht en een foto van de ingeleverde sleutels bijgevoegd. Dat er onvoldoende sleutels zouden zijn ingeleverd, is bovendien nooit aan 't Brandtweer kenbaar gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat 't Brandtweer de sleutels heeft ingeleverd en het voor rekening en risico van de Gemeente komt dat zij niet weet hoeveel sleutels er bij 't Brandtweer in omloop waren.
4.63.
Verder vordert de Gemeente een vergoeding van € 728,96 voor de kosten die zij gedurende de gebruiksovereenkomsten heeft gemaakt voor het beveiligingssysteem van het pand, de onderhoudscontracten die daaraan zijn gekoppeld en de diverse diensten die door de gecontracteerde partijen zijn verricht als gevolg van alarmmeldingen. Naar de eigen stelling van de Gemeente diende zij het pand ‘veilig en functioneel’ te onderhouden en zou er enkel periodiek en correctief onderhoud uitgevoerd worden. De kosten waarvan de Gemeente nu vergoeding vordert, vallen niet onder die categorie. Met 't Brandtweer is de rechtbank van oordeel dat de grondslag voor het in rekening brengen van deze kosten bij 't Brandtweer, ontbreekt. De vergoeding zal worden afgewezen.
4.64.
De Gemeente heeft na haar eisvermeerdering nog een bedrag van € 2.797,00 (inclusief btw)/€ 2.311,78 (exclusief btw) van 't Brandtweer gevorderd. Dit betreft de factuur van LexLimes waarvan de Gemeente betoogt dat zij die factuur voor 't Brandtweer heeft voorgeschoten. Hiervoor is overwogen (zie randnummer 4.38. van dit vonnis) dat de rechtbank geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de verklaring van de Gemeente dat zij deze factuur heeft betaald. De rechtbank heeft wel overwogen dat de Gemeente in dit kader aan 't Brandtweer een betalingsbewijs moet verstrekken of een verklaring van de notaris waaruit volgt dat de factuur is betaald. Hiervoor is al overwogen dat deze kosten voor rekening van de Gemeente blijven, zodat de vordering tot betaling van deze factuur door 't Brandtweer, wordt afgewezen.
't Brandtweer wordt veroordeeld tot betaling van € 2.040,45 (exclusief btw) en een bedrag € 21.020,50
4.65.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat van het gevorderde bedrag, een deel zal worden toegewezen. Het betreft een totaalbedrag van € 2.040,45 (exclusief btw) en een bedrag van € 21.020,50.
4.66.
Over de vorderingen in reconventie heeft de Gemeente wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW gevorderd. De rechtbank zal echter de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW toewijzen. Reden daarvoor is dat de kosten die in reconventie worden toegewezen, in conventie als schadevergoeding worden toegewezen en die vergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente. Het past dan niet om in reconventie de wettelijke handelsrente over deze kosten toe te wijzen. De bedragen zullen dus worden vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 29 februari 2024, te weten: de datum van de eis in reconventie, tot aan de dag van de algehele betaling.
De proceskosten worden gecompenseerd
4.67.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
veroordeelt de Gemeente om aan 't Brandtweer te betalen een bedrag van € 48.010,79 (exclusief btw) en een bedrag van € 21.020,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de toegewezen bedragen, met ingang van 27 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van € 17.780,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Gemeente niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt de Gemeente tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In reconventie
5.4.
veroordeelt 't Brandtweer om aan de Gemeente te betalen een bedrag van € 2.040,45 (exclusief btw) en een bedrag € 21.020,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de toegewezen bedragen, met ingang van 29 februari 2024, tot de dag van volledige betaling;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In conventie en reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter, rechter, bijgestaan door mr. E.A. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.
5447

Voetnoten

1.De Gemeente heeft het pand inmiddels verkocht aan een derde.
2.HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778,
3.Rb Midden-Nederland 22 maart 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1244,
4.HR 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1661,
5.ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, r.o. 11.3.
6.Idem, r.o. 11.3, tweede alinea.
7.Idem, r.o. 11.
8.Idem, r.o. 11.2.
9.Zie ABRvS 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1946.
10..Zie ook het voorbeeld van de wethouder zoals dat in r.o. 11.3, tweede alinea, van ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, r.o. 11.3 is gegeven.
11.Rb Limburg 17 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1506.
12.Zie artikel 7:1 BW.
13.Conclusie A-G Snijders bij ABRvS 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3420, r.o. 6.4.
14.Idem, r.o. 6.5, en ABRvS 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4384.
15.Idem, r.o. 6.5.
16.Artikel 6:101 BW.
17.Zie randnummer 36 van de akte van 't Brandtweer die is genomen tegen de rol van 6 november 2024.
18.Zie randnummer 39 van de akte van 't Brandtweer die is genomen tegen de rol van 6 november 2024.
19.Zie productie 13 bij dagvaarding.