ECLI:NL:RBMNE:2025:3254

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/7931
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dak- en thuislozenuitkering op basis van onjuiste inlichtingen

In deze zaak heeft eiser, die dakloos was, een aanvraag ingediend voor een dak- en thuislozenuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd op 27 juni 2024 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht afgewezen, omdat eiser niet de vereiste inlichtingen had verstrekt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit in het bestreden besluit van 28 oktober 2024. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 3 april 2025 door de rechtbank is behandeld.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden. Eiser was op 18 juni 2024 niet aangetroffen op de door hem opgegeven verblijfplaats in het Julianapark, wat leidde tot twijfels over de juistheid van de door hem verstrekte informatie. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid op de aanvrager rust en dat het college gerechtigd was om de aanvraag af te wijzen op basis van de onjuiste inlichtingen. Eiser betoogde dat hij recht had op een uitkering voor de periode van 11 mei 2024 tot en met 17 juni 2024, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekende dat hij geen recht had op de gevraagde uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7931

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. A.E.M.C. Koudijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college

(gemachtigde: K. Demir).

Inleiding

1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering in het kader van de Participatiewet (Pw). In het bijzonder heeft eiser een uitkering voor dak- en thuislozen (hierna: dak- en thuislozenuitkering) aangevraagd. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juni 2024 afgewezen.
2. Met het bestreden besluit van 28 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, C. Dewindt als tolk (telefonisch) en de gemachtigde van het college.

Procesverloop

5. Eiser was dakloos en heeft om die reden op 11 mei 2024 een (digitale) aanvraag voor een dak- en thuislozenuitkering ingediend bij het college. Eiser heeft daarbij verzocht om het recht op een dak- en thuislozenuitkering per 7 mei 2024 in te laten ingaan. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college aanvullende stukken opgevraagd bij eiser. Eiser heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en onder andere zijn cv, contactgegevens van de reclassering, bankafschriften en een detentieverklaring aangeleverd. Daarnaast heeft eiser door middel van een kaart aangegeven dat hij overnacht in het Julianapark te Utrecht.
5.1
Op 13 juni 2024 is aan handhavers van de gemeente Utrecht gevraagd om te controleren of eiser in het Julianapark verblijft. Eiser heeft op het door hem ondertekende formulier ‘Inlichtingen en opgave aanvraag verblijfslocatie(s) dak- en thuislozen’ van 11 juni 2024 vermeld waar hij overnacht in het park. Eiser heeft met de ondertekening van dit formulier onder meer ingestemd met medewerking aan een locatiebezoek ter vaststelling van het recht op bijstand.
5.2
Bij het (primaire) besluit van 27 juni 2024 is de aanvraag van eiser afgewezen wegens het niet verstrekken van volledige inlichtingen waar dat wel verplicht was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en het bezwaar is bij het bestreden besluit van 28 oktober 2024 ongegrond verklaard omdat eiser ten tijde van een onderzoek op 18 juni 2024 niet in het Julianapark is aangetroffen, niet heeft gemeld dat hij het park zou verlaten en hij onjuiste informatie over zijn verblijfplaats heeft verstrekt aan het college. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Overwegingen

Mocht het college de aanvraag voor een dak- en thuislozenuitkering afwijzen?
6. In geschil is of het college tot afwijzing van de aanvraag voor een dak- en thuislozenuitkering mocht overgaan. Eiser stelt dat aan hem (alsnog) een dak- en thuislozenuitkering toekomt over de periode van 11 mei 2024 tot en met 7 juli 2024. Per 8 juli 2024 is eiser verhuisd naar een andere gemeente. Eiser betwist dat hij onjuiste of onvolledige inlichtingen over zijn verblijfplaats(en) heeft verstrekt. De verklaringen van eiser over zijn verblijfplaats(en) en de bevindingen van de handhavers maken de gang van zaken op 18 juni 2024 niet op voorhand onaannemelijk. Ter toelichting merkt eiser op dat hij een voorsprong had (qua tijd en locatie) op de handhavers en dat tevens plausibel is dat hij station Amersfoort Centraal om 08.26 uur kon bereiken met de trein vanaf station Utrecht Overvecht. Eiser kan niet (fataal) worden tegengeworpen dat hij op 18 juni 2024 niet (tijdig) heeft doorgegeven dat hij zijn verblijfplaats in het Julianapark (eerder dan 08.00 uur) had verlaten.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat, wanneer een aanvraag wordt gedaan voor een uitkering in het kader van de Participatiewet, de bewijslast van bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf rust. De aanvrager is onder meer verplicht juiste en volledige informatie te verstrekken over zijn woon- en leefsituatie, omdat deze gegevens van essentieel belang zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. Naar vaste rechtspraak [1] kan ook van iemand die stelt dak- of thuisloos te zijn worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien niet wordt voldaan aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting, vormt dat een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
6.2
Uit de onderzoeksrapportage [2] volgt dat eiser op 18 juni 2024 niet in het Julianapark is aangetroffen. Daarom hebben de handhavingsspecialisten die onderzoek deden naar de verblijfplaats van eiser om 07.49 uur telefonisch contact met hem opgenomen. Eiser gaf toen aan dat hij het Julianapark rond 07.00 uur had verlaten, dat hij zich thans bevond op het adres [adres] te [plaats 2] en dat hij nog ongeveer 30 minuten op dat adres zou verblijven. Volgens het rapport verklaarde eiser dit laatste rond 07.55 uur. Om 08.05 uur is eiser niet op dit adres aangetroffen, waarna wederom telefonisch contact met eiser is opgenomen en hij om 08.07 uur verklaarde dat hij zich bevond op station Utrecht Overvecht. Hier zou hij lopend naartoe zijn gegaan, terwijl genoemd station op 2,8 kilometer van de [adres] is gelegen op 39 minuten loopafstand. Op het verzoek van de handhavingsspecialisten om een foto van zijn huidige locatie te sturen, heeft eiser omstreeks 08.26 uur een foto toegestuurd waaruit bleek dat hij zich om 08.25 uur op station Amersfoort Centraal bevond. In het rapport is vermeld dat volgens de dienstregeling van de NS eiser dit station vanaf station Utrecht Overvecht niet eerder dan 08.32 uur kon bereiken bij een vertrek om 08.05 uur. Gelet op de feiten en omstandigheden uit de onderzoeksrapportage heeft het college vervolgens geconcludeerd dat eiser onvolledige en onjuiste inlichtingen heeft gegeven over zijn verblijfplaats(en) en daardoor niet duidelijk is of eiser recht heeft op een dak- en thuislozenuitkering.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het college mocht concluderen dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden en daardoor niet duidelijk is of eiser recht had op een dak- en thuislozenuitkering. Het college mocht hierbij het formulier ‘Inlichtingen en opgave aanvraag verblijfslocatie(s) dak- en thuislozen’ van 11 juni 2024 betrekken dat door eiser is ingevuld en ondertekend. In dit formulier heeft eiser onder andere geschreven dat hij vanaf 23.00/0.00 uur tot 08.00 uur in het Julianapark verblijft. Blijkens het ‘meldformulier onderzoek’ van 13 juni 2024 heeft eiser ook verklaard dat hij tot 08.00 uur in het Julianapark verblijft. Uit dit formulier volgt ook dat aan eiser is uitgelegd dat hij wijzigingen in zijn verblijfplaats moet doorgeven, hoe hij dit moet doen en ook dat hij moet doorgeven als hij een keer eerder dan 08.00 uur weg is. Afgesproken is dat eiser wordt gebeld bij een locatiebezoek en ook is besproken op welke plek eiser zich dan zal melden. Eiser heeft niet weersproken dat hij, zonder daarvan mededeling te doen, het Julianapark op 18 juni 2024 vóór 08.00 uur heeft verlaten. Eiser is volgens de onderzoeksrapportage tussen 07.05 uur en 07.37 uur ook niet in het park aangetroffen door de handhavingsspecialisten.
6.4
Ook mocht het college afgaan op de bevindingen in de onderzoeksrapportage en deze onderzoeksbevindingen aan de afwijzing van de aanvraag van eiser ten grondslag leggen. De onderzoeksbevindingen geven voldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de door eiser verstrekte inlichtingen. Hierbij is onder meer van belang dat eiser om 07.55 uur aan de handhavingsspecialisten te kennen gaf dat hij zich op het adres [adres] in [plaats 2] bevond en daar 30 minuten zou verblijven, maar daar tien minuten later niet werd aangetroffen bij een controle om 08.05 uur. Eisers verklaring dat hij zich om 08.07 uur op station Utrecht Overvecht bevond is verder niet te rijmen met objectieve informatie, nu daaruit volgt dat het niet mogelijk is om de afstand tussen de [adres] in [plaats 2] en dit station in het door eiser genoemde tijdsbestek lopend af te leggen. Eisers verklaring dat hij zich om 08.25 uur op station Amersfoort Centraal bevond is verder niet te rijmen met de treindienstregeling tussen de stations Utrecht Overvecht en Amersfoort Centraal in die zin dat eiser station Amersfoort Centraal gelet op het door hem genoemde tijdsbestek niet voor 08.32 uur kon bereiken.
6.5
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de door hem geschetste gang van zaken op 18 juni 2024 niet op voorhand onaannemelijk is. Dat het verloop van de gebeurtenissen op 18 juni 2024 op voorhand niet onaannemelijk is, onder andere door de treinenloop, is niet onderbouwd. Ook is dit geen afdoende verklaring voor het feit dat eiser op de door hem opgegeven locatie(s) niet is aangetroffen door de handhavingsspecialisten. Gelet op de bevindingen van de handhavingsspecialisten als vermeld in 6.2 moet worden geconcludeerd dat eiser een onjuiste opgave heeft gedaan van zijn feitelijke verblijfplaats(en). Het college heeft dan ook terecht vastgesteld dat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden door een onjuiste opgave te doen van zijn verblijfplaats(en), als gevolg waarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Had eiser voor 18 juni 2024 recht op een dak- en thuislozenuitkering?
7. Eiser heeft in beroep (subsidiair) aangevoerd dat hij in ieder geval recht heeft op een dak- en thuislozenuitkering in de periode van 11 mei 2024 tot en met 17 dan wel 27 juni 2024 omdat er voor de controle van de verblijfplaats van eiser op 18 juni 2024 geen aanwijzingen waren dat eiser onjuiste of onvolledige inlichtingen over zijn verblijfplaats heeft verstrekt op grond waarvan het recht op uitkering over deze periode niet vastgesteld zou kunnen worden dan wel de beslissing op de aanvraag pas op 27 juni 2024 is genomen. Ook heeft het college volgens eiser zijn aanvraag onvoldoende voortvarend behandeld.
7.1
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij recht heeft op een dak- en thuislozenuitkering in de periode van 11 mei 2024 tot en met 17 dan wel 27 juni 2024. De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor [3] is overwogen, dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het recht op bijstand in de te beoordelen periode niet kan worden vastgesteld. Daarnaast heeft het college de aanvraag van eiser, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende voortvarend behandeld. Het college mocht daarbij erop wijzen dat eiser na het indienen van zijn aanvraag op 11 mei 2024 is verzocht om nadere informatie te verstrekken. Het college heeft eiser hierover op 17 mei 2024 een brief gestuurd. Eiser is per e-mailbericht van 27 mei 2024 eraan herinnerd dat hij de gevraagde informatie diende in te leveren. Eiser heeft de gevraagde informatie op 28 mei 2024 aangeleverd. Daarnaast is enkele malen aan eiser een voorschot betaald en heeft eiser uit eigen beweging per e-mail op 3 juni 2024 en 10 juni 2024 aanvullende informatie aan het college verstrekt. Het college is na ontvangst van de gevraagde informatie op 28 mei 2024 gestart met een onderzoek om vast te stellen of eiser recht heeft op een dak- en thuislozenuitkering. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank dan ook niet, zoals door de gemachtigde van eiser (eerst) tijdens de zitting is gesteld, dat het college de aanvraag van eiser onvoldoende voortvarend heeft behandeld. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere Centrale Raad van Beroep (CRvB) 13 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:15.
2.Rapportage team Bijzonder Onderzoek WenI, 18 juni 2024.
3.rechtsoverweging 6 tot en met 6.5.