ECLI:NL:RBMNE:2025:3340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/7549
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA na bezwaar door het Uwv

In deze zaak heeft eiseres, die als coördinerend begeleider werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door gezondheidsproblemen. Het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 47,42% en later, na bezwaar van de werkgever, op 28,59%. Eiseres is het niet eens met deze beoordeling en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 4 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet goed had beoordeeld, onder andere omdat het gesprek via beeldbellen plaatsvond en niet fysiek. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld en dat de beoordeling van de verzekeringsarts zorgvuldig was. Eiseres heeft niet voldoende medische onderbouwing geleverd voor haar claims over haar herstelbehoefte en beperkingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de WIA-uitkering zoals zij had aangevraagd. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson op 26 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Grasmeijer).

Inleiding

1. Eiseres is op 4 oktober 2021 uitgevallen voor haar werkzaamheden als coördinerend begeleider voor gemiddeld 31,95 uur per week. Aan het einde van de wachttijd heeft zij een uitkering aangevraagd op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Een arts, niet zijnde een verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht en heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige drie voorbeeldfuncties geduid die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook twee reservefuncties geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en heeft aan de hand daarvan berekend dat eiseres 47,42% arbeidsongeschikt is. Met het primaire besluit van 28 november 2023 heeft het Uwv eiseres per einde wachttijd, vanaf 2 oktober 2023, gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard en haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op grond van de Wet WIA.
2. De (ex-)werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Na nieuw onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de FML aangepast. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep één nieuwe voorbeeldfunctie geschikt bevonden waarmee een hogere verdiencapaciteit kon worden behaald. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 28,59%. Op basis hiervan heeft het Uwv zijn voorgenomen besluit aan eiseres bekend gemaakt. Eiseres heeft een reactie daarop ingediend en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding daarvan een aanvullende rapportage uitgebracht. Met het besluit van 14 oktober 2024 (het bestreden besluit) is het bezwaar van (ex-)werkgever gegrond verklaard. Het Uwv heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres bepaald op 28,59%. Dat is minder dan 35% en daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. Vanaf 2 oktober 2025 zal haar loongerelateerde WGA-uitkering eindigen, na het aflopen van de toegekende periode van die uitkering.
3. Eiseres is het niet eens met dit besluit en is in beroep gegaan. Zij heeft haar beroepsgronden op 20 december 2024 aangevuld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. In beroep heeft eiseres medische stukken ingediend: een brief van de fysiotherapeut van 19 januari 2025 en een brief van de huisarts van 10 februari 2025. Het Uwv heeft hierop op 26 februari 2025 gereageerd.
4. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het Uwv. Ook aanwezig waren de echtgenoot van eiseres en [A] en [B] (twee vrijwilligers van de Rechtswinkel Utrecht die eiseres hebben bijgestaan bij het opstellen van haar beroepschrift).

Het geschil

5. Volgens het Uwv is het arbeidsongeschiktheidspercentage in bezwaar juist vastgesteld op minder dan 35% en komt eiseres per einde wachttijd (2 oktober 2023) dus niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.
6. Eiseres vindt dat zij wel recht heeft op een WIA-uitkering. Zij voert daartoe in haar beroepschrift het volgende aan:
– er is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek, omdat eiseres door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gezien via beeldbellen;
– de herstelbehoefte van eiseres is niet zorgvuldig en onjuist beoordeeld;
– de beperkingen van eiseres ten aanzien van computerwerk zijn niet juist vastgesteld.
7. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie van eiseres op 2 oktober 2023 (datum in geding).

Hoe toetst de rechtbank?

8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits die rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan die zorgvuldigheidseisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar nodig.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

9. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk heeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek, omdat eiseres door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gezien via beeldbellen?
10. Eiseres voert aan dat ze maar één gesprek met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gehad en dat dit gesprek via beeldbellen was. Hierdoor heeft eiseres het idee dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet alle relevante feiten heeft meegenomen. Zij vindt dat zij niet heeft kunnen overbrengen dat ze iemand is die graag wil werken, maar dat ze ook rustpauzes nodig heeft. Ze had de verzekeringsarts bezwaar en beroep liever op een fysiek spreekuur gesproken.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter op het gebied van dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), volgt dat in de fase van bezwaar een spreekuurcontact met een verzekeringsarts bezwaar en beroep moet plaatsvinden als de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en in de primaire fase geen spreekuurcontact met een geregistreerd verzekeringsarts heeft plaatsgehad. [1] Volgens de CRvB staat een gesprek via beeldbellen in principe gelijk aan een fysiek spreekuur. [2] Dit is het geval als de observaties van de verzekeringsarts in het rapport zijn beschreven, als er interactie is tussen betrokkene en verzekeringsarts en als er naast betrokkene en de verzekeringsarts niemand aanwezig was.
12. Eiseres is in de primaire fase niet op een spreekuur gezien door een verzekeringsarts; maar in de bezwaarfase heeft er wel spreekuurcontact plaatsgevonden met een verzekeringsarts. Dit spreekuurcontact heeft plaatsgevonden via beeldbellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 24 juli 2024 toegelicht dat er op 4 juli 2024 met eiseres 40 minuten is gesproken via beeldbellen. In de rapportage zijn de klachten van eiseres en haar dagverhaal uitgebreid beschreven en zijn de observaties van het oriënterend psychisch onderzoek beschreven. Uit de rapportage wordt het duidelijk dat er bij het onderzoek sprake was van interactie tussen eiseres en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Naast de verzekeringsarts bezwaar en beroep en eiseres was ook een medische secretaresse aanwezig om aantekeningen te maken. De rechtbank overweegt dat de aanwezigheid van een medische secretaresse bij een fysiek spreekuur niet ongebruikelijk is. De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de criteria zoals uiteengezet door de CRvB en benoemd hierboven in rechtsoverweging 11. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het gesprek tussen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en eiseres op 4 juli 2024 gelijkgesteld mag worden aan een fysiek spreekuur en acht de rechtbank het niet onzorgvuldig dat het medisch onderzoek in bezwaar via beeldbellen heeft plaatsgevonden. Uit de rapportage blijkt verder dat eiseres meermaals zelf het initiatief heeft genomen om bepaalde onderwerpen nader toe te lichten. Eiseres heeft op de zitting niet inzichtelijk gemaakt welke informatie alleen of beter op een fysiek spreekuur overgebracht kon worden. De rechtbank ziet daarom geen grond om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep door het ontbreken van een fysiek spreekuur geen volledig beeld had van de medische situatie van eiseres. Deze grond slaagt niet.
Is de herstelbehoefte van eiseres onzorgvuldig en onjuist beoordeeld?
13. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de urenbeperking per dag en per week onzorgvuldig en onjuist heeft beoordeeld. Volgens eiseres heeft zij tijdens haar werk 20 minuten rustpauze nodig, twee keer per dag, waarbij zij kan liggen in een donkere kamer om te herstellen. Deze rustmomenten zijn volgens haar niet gelijk te stellen aan de gebruikelijke pauzes. Ook stelt ze dat ze in staat is slechts vier dagen per week te werken. De vijfde dag heeft ze nodig om haar systeem te laten herstellen van de activiteiten van de werkweek. Zij vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de behoefte aan rust en herstel had moeten onderzoeken door informatie op te vragen bij haar huisarts en bij de KNO-arts bij wie eiseres onder behandeling was voor duizeligheidsklachten. Ze licht toe dat de duizeligheid tot vermoeidheidsklachten heeft geleid. Ter onderbouwing overlegt eiseres een brief van de fysiotherapeut van 19 januari 2025 en een brief van de huisarts van 10 februari 2025.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 24 juli 2024 vermeld dat er bij eiseres sprake is van klachten die spelen op het gebied van omgaan met prikkels, duizeligheid en vermoeidheid. In zowel de rapportage van 24 juli 2024 als die van 9 oktober 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter vermeld dat geen sprake is van een medische noodzaak om in een donkere kamer te rusten. Van een werkgever zou mogen worden verwacht dat eiseres de gebruikelijke pauzemomenten kan inzetten om in een rustige omgeving bij te komen. Daarom hoeft hier geen beperking voor te worden aangenomen. Op de zitting heeft het Uwv verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 22 maart 2023 waarin is bepaald dat het toestaan van twee slaappauzes van 20 minuten per dag, los van de pauzes op grond van de Arbeidstijdenwet, van een werkgever kan worden verlangd. [3] Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in deze rapportages vermeld dat er geen medische reden is waarom eiseres wel vier dagen per week zou kunnen werken, maar geen vijf dagen per week. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking van 6 uur per dag aangenomen, gelet op de behoefte van eiseres aan herstel na haar werk.
15. Voor wat betreft de vraag of het onderzoek op dit punt onzorgvuldig is geweest, overweegt de rechtbank als volgt. Het is vaste rechtspraak dat een verzekeringsarts op zijn eigen oordeel mag varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De verzekeringsarts moet de behandelend sector raadplegen als behandeling is ingezet of zal worden ingezet en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden, of als betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over haar medische beperkingen. [4]
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de duizeligheids- en vermoeidheidsklachten van eiseres erkend in de rapportage van 24 juli 2024. Eiseres heeft verder niet gesteld dat de huisarts of haar KNO-arts een afwijkend idee hadden over haar medische beperkingen of informatie hadden over een behandeling die een beduidend effect zou hebben op haar arbeidsmogelijkheden. Daarom was er voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om nadere informatie in te winnen. De rechtbank acht het daarom niet onzorgvuldig dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen informatie heeft opgevraagd bij de huisarts of KNO-arts.
17. Voor wat betreft de vraag of de inhoudelijke medische beoordeling op dit punt juist is, overweegt de rechtbank als volgt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is en hiervoor is in principe een rapport van een arts nodig. Dat betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
18. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de door haar overlegde brieven van de huisarts en fysiotherapeut een medische noodzaak aantonen voor eiseres om op haar werk twee keer 20 minuten per dag liggend in een donkere kamer te moeten rusten of voor het beperken van de werkweek tot vier dagen in plaats van vijf. In de brief van de fysiotherapeut staat dat eiseres vanaf de zomer 2023 naast de gebruikelijke pauzes in haar werktijd 2 á 3 keer per werkdag rustmomenten van 20 minuten heeft gehouden. Deze rustmomenten heeft zij liggend in een aparte prikkelarme ruimte liggend uitgevoerd. Volgens de fysiotherapeut was dit op advies van de ergotherapeut en ook heeft de fysiotherapeut zelf zulke rustmomenten geadviseerd. In de brief wordt echter geen onderbouwing gegeven voor de medische noodzaak om zulke rustmomenten te houden. Dat eiseres deze rustmomenten feitelijk heeft gehouden wil verder ook niet zeggen dat deze medisch noodzakelijk zijn geweest. In de brief van de huisarts staat dat het absoluut niet haalbaar is voor eiseres om een fulltime werkwerk te werken. Dit is niet tegenstrijdig met de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarbij een urenbeperking van 6 uur per dag (30 uur per week) is vastgesteld. Verder biedt de brief van de huisarts geen specifieke medische onderbouwing voor de stelling van eiseres dat zij slechts vier dagen per week zou kunnen werken. Ook biedt deze brief geen onderbouwing voor de stelling van eiseres dat er een medische noodzaak is voor de rustmomenten die zij beschrijft.
19. De rechtbank beseft dat eiseres zich zieker voelt en meer behoefte ervaart aan rust en herstel dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep een objectieve medische noodzaak voor ziet. Toch stelt de rechtbank vast dat een medische onderbouwing ontbreekt voor het standpunt van eiseres ten aanzien van haar herstelbehoefte. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze grond slaagt niet.
Zijn de beperkingen van eiseres ten aanzien van computerwerk juist vastgesteld?
20. Eiseres stelt dat ze beperkt is ten aanzien van het doen van computerwerk. Dit staat volgens haar op pagina 2 van de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 oktober 2024. Ze vindt dat de verzekeringsarts dit ten onrechte niet heeft vertaald in beperkingen in de FML van 24 juli 2024. Ter zitting heeft eiseres verduidelijkt dat ze niet betwist dat de geduide functie systeemontwerper, systeemanalist, programmeur past bij de FML zoals opgesteld. In geschil is of de beperkingen in de FML ten aanzien van computerwerk juist zijn.
21. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiseres ten aanzien van computerwerk heeft beschreven in de rapportage van 24 juli 2024. Daarin staat dat eiseres door concentratie-, vermoeidheids- en geheugenproblemen moeite heeft met schrijven en lezen achter de computer. Ook vindt ze het kijken op het scherm moeilijk. Deze klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vertaald in objectieve beperkingen voor het verrichten van arbeid in de FML van 24 juli 2024. Daarin wordt eiseres onder andere beperkt geacht op persoonlijk functioneren, omdat ze snel wordt afgeleid door visuele en auditieve prikkels waardoor ze aangewezen is op werk waarbij zij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen. Ook kan ze deadlines en productiepieken alleen hanteren in eenvoudig productiematig/routinematig werk. Omdat eiseres niet met medische stukken heeft onderbouwd dat sprake is van medische objectiveerbare klachten waarvoor verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van computerwerk, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling op dit punt. Deze grond slaagt niet.
Gronden die op de zitting zijn aangevoerd.
22. Op de zitting heeft eiseres de volgende gronden aangevoerd: de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nagelaten eiseres meer vragen te stellen, slaaponderzoek te verrichten, eiseres zelf te onderzoeken ten aanzien van haar beperkingen op computerwerk, duizeligheidsonderzoek te verrichten en te onderzoeken of haar klachten veroorzaakt zijn door long-covid.
23. De rechtbank stelt vast dat eiseres deze gronden pas voor het eerst op de zitting naar voren heeft gebracht. Eiseres heeft niet gesteld, en het is ook niet de rechtbank gebleken, dat er een goede reden is waarom eiseres deze punten niet eerder naar voren kon brengen en het Uwv hiervan niet tijdig voor de zitting op de hoogte kon brengen. Door deze nieuwe stellingen pas op de zitting aan te voeren ontneemt eiseres het Uwv en de rechtbank de kans op zich adequaat voor te bereiden op (een reactie op) standpunten die pas op de zitting worden ingenomen. Deze gronden zijn dan te laat ingebracht en zullen wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van M. Mulder, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 3 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:836.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863.