Beoordeling door de rechtbank
12. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daar onvoldoende belang bij hebben.
13. Het Uwv heeft tijdens de beroepsprocedure het bestreden besluit 1 gewijzigd met het bestreden besluit 2. Daarmee is het bestreden besluit 2 een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Nu het bestreden besluit 2 het bestreden besluit 1 geheel wijzigt, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit 1. Daarom zal de rechtbank het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaren.
14. Deze zaak gaat over de toepassing van de regeling toegenomen arbeidsongeschiktheid, de zogeheten Amber-regeling.De Amber-regeling bepaalt dat indien op de eerste dag na afloop van de wachttijd geen recht op een uitkering op grond van de WGA is ontstaan, omdat de verzekerde op die dag niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, alsnog recht op die uitkering ontstaat met ingang van de dag dat de verzekerde wel (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt, indien hij op de dag hieraan voorafgaand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid. Op grond van het derde lid van dit artikel kan dit recht niet later ingaan dan vijf jaar na de eerste dag na afloop van de wachttijd.
15. De Amber-regeling is oorspronkelijk met Artikel 43a en artikel 39a bij de wet van 2 november 1995 (Stb. 560) aan de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegevoegd na een motie (Kamerstukken II 1994-1995, 23 900 XV, nr. 27) met de bedoeling dat het recht op een WAOuitkering na beëindiging zal herleven, dan wel dat het recht op uitkering zal worden verkregen, bij gebleken toename van de oorspronkelijke klachten.
16. Volgens vaste rechtspraak brengt het bepaalde in de artikel 43a, eerste lid, van de WAO met zich dat de vraag of sprake is van (toegenomen) beperkingen voorafgaat aan de vraag waardoor deze worden veroorzaakt.
17. Voorts dient volgens vaste rechtspraak buiten twijfel te staan dat de (toegenomen) arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak, wil het bepaalde in artikel 43a, eerste lid, van de WAO niet van toepassing zijn.De bewijslast rust in beginsel op degene die het standpunt inneemt dat er geen verband bestaat tussen de eerdere en de latere uitval. Voor de beantwoording van de vraag of de toegenomen beperkingen voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak moet de vergelijking worden gemaakt met de medische beperkingen bij de eerdere ziektemelding. Hierbij zal het veelal gaan om een toename van de destijds in de eerdere Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen beperkingen. Volgens vaste rechtspraak is het ook mogelijk dat een dergelijke toename ertoe leidt dat beperkingen worden aangenomen in een rubriek waarin destijds geen beperkingen zijn aangenomen, mits deze nieuwe beperkingen voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerder vastgestelde beperkingen.Verzekeringsgeneeskundige rapporten die in het kader van een eerdere beoordeling zijn opgesteld kunnen aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat klachten eerder hebben bestaan.
18. Indien toename van beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak plaatsgevonden heeft binnen vijf jaar na de eerste dag na afloop van de wachttijd, wordt aan de hand van een arbeidskundige beoordeling de vraag beantwoord of er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
19. Hierna zal de rechtbank aan de hand van deze stappen beoordelen of de Amber-regeling van toepassing is:
1. Is sprake van toegenomen beperkingen?
2. Zo ja, vloeien deze voort uit dezelfde ziekteoorzaak?
3. Zo ja, heeft de toename van deze beperkingen uit dezelfde oorzaak
plaatsgevonden binnen vijf jaar na weigering, herziening of intrekking?
4. Is ook deze vraag bevestigend beantwoord dan moet - ten slotte - aan de hand
van een arbeidskundige beoordeling de vraag worden beantwoord of er sprake is
van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
Is sprake van toegenomen beperkingen?
20. Bij de WIA-beoordeling van eiseres in 2017 heeft de arts van het Uwv vastgesteld dat sprake is van vermoeidheidsklachten, problemen in de concentratie, prikkelgevoeligheid en stress intolerantie. Er is bij diagnostisch onderzoek geen oorzaak gevonden voor de klachten. Vanwege haar klachten heeft de arts eiseres aangewezen geacht op weinig stresserende en lichamelijk lichte werkzaamheden. In de FML die toen is opgesteld, heeft de arts beperkingen aangenomen in rubriek 1 (persoonlijk functioneren), 2 (sociaal functioneren), 4 (dynamisch handelingen), 5 (statische houdingen) en 6 (werktijden).
21. Bij de WIA-beoordeling van eiseres in 2024 heeft de verzekeringsarts van het Uwv vastgesteld dat eiseres in 2022 uitgevallen is wegens toegenomen vermoeidheid. Hij heeft beschreven dat eiseres al bekend was met een aandoening die gepaard gaat met energieverlies en dat dit door de bijkomende corona-infectie is versterkt en tot energieverlies heeft geleid en waarschijnlijk ook tot dysautonomie. Hij heeft vastgesteld dat eiseres door haar klachten sterk verminderd belastbaar is waardoor sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na het verrichten van een dossierstudie zich kunnen verenigen met de beoordeling dat er sprake is van geen benutbare mogelijkheden.
22. De rechtbank concludeert dat hieruit blijkt sprake is van toegenomen beperkingen. Met de vaststelling in 2024 dat bij eiseres sprake is van geen benutbare mogelijkheden is eiseres daarmee ook verdergaand beperkt geacht op dezelfde rubrieken als waarop een (lichtere) beperking is aangenomen in 2017.
Vloeien de toegenomen beperkingen voort uit dezelfde ziekteoorzaak?
23. Het Uwv vindt dat geen sprake is van dezelfde ziekteoorzaak. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is sprake van toegenomen beperkingen ten gevolge van het doormaken van een corona infectie welk ziektebeeld in 2017 überhaupt nog niet bestond, zodat zeker geen sprake kan zijn van de toepassing van de Amber-regeling.
24. Eiseres voert aan dat wel sprake is van dezelfde ziekteoorzaak. Ze vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep er te makkelijk vanuit gaat dat haar klachten en beperkingen voortvloeien uit de doorgemaakte corona infectie. Ze voert aan dat zij in februari 2023 al gediagnosticeerd is met ME/CVS en dat uit de verzekeringsgeneeskundige rapportages volgt dat er een patroon is van dezelfde vermoeidheidsklachten en verstoorde energiehuishouding. Bovendien is eiseres in april 2015 bij de internist geweest en is de diagnose CVS al geopperd. Dit blijkt volgens haar uit de brief van de cardioloog van 26 februari 2023. In beroep legt ze de rapportage [arts] over, die volgens haar ook onderbouwt dat sprake is van dezelfde ziekteoorzaak. In deze rapportage wordt beschreven dat in 2014 de diagnose syndroom van Gilbert is gesteld bij eiseres. Dit is een aangeboren syndroom dat vermoeidheid, algeheel ziektegevoel en vage buikklachten tot gevolg kan hebben. Het syndroom van Gilbert is een chronische aandoening die niet geneest. Dat sprake is van dit syndroom bij eiseres wordt onderbouwd door verwijzing naar het huisartsenjournaal waarin de medische voorgeschiedenis van eiseres is opgenomen. De brief van de cardioloog van eiseres van 26 februari 2023 bevestigt volgens de rapportage [arts] eveneens dat eiseres met dit syndroom is gediagnosticeerd. Volgens de rapportage [arts] heeft een gecompliceerde zwangerschap en CVS het syndroom van Gilbert getriggerd en de CVS heeft het symptomatische syndroom van Gilbert in de daaropvolgende jaren onderhouden. In 2016 was de tweede zwangerschap een volgende trigger. De corona-infectie in maart 2022 was de volgende trigger.
24. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met het rapport van 10 januari 2025 gereageerd op de rapportage [arts] . Ze is van mening dat [arts] er aan voorbij gaat dat de verergering van de situatie als gevolg van de doorgemaakte corona infectie met post-corona klachten en PEM per definitie een nieuwe aandoening is. Bovendien moet volgens haar niet uit het oog worden verloren dat het hier gaat om een vergelijking met de situatie in 2017 waarbij destijds sprake was van vermoeidheid na de zwangerschap en bevalling van eiseres. Dit blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit de brief van de huisarts van 13 december 2017. Verder merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat het in 2022 zou gaan om nieuwe diagnoses ten opzichte van wat in 2017 als diagnose gesteld is.
26. De rechtbank heeft kennis genomen van de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de rapportage [arts] . Nu het volgens [arts] om een aangeboren syndroom gaat bij eiseres dat tot vermoeidheidsklachten kan leiden, bestaat bij de rechtbank twijfel over de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat geen sprake is van een zelfde ziekteoorzaak.
27. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benomen. De deskundige zal worden gevraagd naar zijn visie over de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de vraag of sprake is van een zelfde ziekteoorzaak.