13.3Niet gebleken is dat de woning van eiseres zodanig afwijkt van de woningen waar de metingen zijn verricht dat niet van deze metingen uitgegaan kan worden. Er mag dan ook van worden uitgegaan dat de gemeten niveaus overeenkomen met het geluidsniveau in de woning van eiseres.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht in de door NSG uitgevoerde metingen geen aanleiding gezien de eigen metingen in twijfel te trekken. Daarvoor is van belang dat de metingen uit de NSG-rapporten buiten zijn verricht en op een raam op hetzelfde perceel. Artikelen 3.8, eerste lid, en 3.9, eerste en tweede lid bepalen dat de metingen conform de NEN normen binnen – in het verblijfsgebied - dienen te worden verricht. Het college heeft zich daarom terecht op het standpunt kunnen stellen dat de namens hem uitgevoerde geluidsmetingen en de rapporten laten zien dat voldaan wordt aan de normen uit de hier van toepassing zijnde artikelen uit het Bouwbesluit.
Metingen zijn alleen binnen uitgevoerd en niet buiten
15. Eiseres voert aan dat het college zich ten onrechte alleen beperkt tot binnenmetingen en de eisen voor het binnenklimaat conform het Bouwbesluit, terwijl de geluidsproblematiek is toegespitst op de geluidsbelasting in de openbare ruimte en op de grens van het perceel van eiseres. De geluidsoverlast maakt dat sprake is van een akoestisch onaanvaardbaar woon-en leefklimaat. Juist daarom had het college ook metingen in de tuinen en op de perceelsgrenzen moeten verrichten. Nieuwe binnenmetingen zijn onnodig en onnodig bezwarend.
16. Deze grond kan niet slagen. De rechtbank begrijpt dat het eiseres gaat om het geluid buiten in haar directe omgeving. Er is echter geen voorschrift op grond waarvan het college verplicht is om buiten de woning metingen te laten verrichten en waarna het college kan overgaan tot handhavend optreden. Op grond van artikel 3.8, eerste lid, en artikel 3.9, eerste lid, van het Bouwbesluit moeten de metingen in het verblijfsgebied, dus binnen, worden verricht.
Cumulatie van geluid vanwege meerdere units
17. Eiseres vindt verder dat bij de beoordeling of de metingen voldoen aan het Bouwbesluit het college ook had moeten betrekken dat het in dit gebied in het kader van de energietransitie gaat om een cumulatie van units en dus een versterking van het geluid.
18. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan dat er in beginsel van mag worden uitgegaan dat het voldoen aan de enkelvoudige norm zoals opgenomen in het Bouwbesluit ook betekent dat zich geen onaanvaardbare cumulatieve geluidhinder zal voordoen. Dat kan anders zijn wanneer zich bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan in een concreet geval reden bestaat om aan dat uitgangspunt te twijfelen.
Hier is niet aannemelijk gemaakt dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om aan dit uitgangspunt te twijfelen.
Artikel 7.22 van het Bouwbesluit
19. Eiseres voert aan dat het college gebruik had kunnen maken van de algemene gebodsbepaling, het kapstokartikel 7.22 van het Bouwbesluit. Dit artikel dient in samenhang te worden bezien met de klachten die al in 2020 zijn ingediend, de Beleidsnota Geluid Utrecht voor Omgevingswet en vooral artikel 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit, waarmee de wetgever nieuwe normen heeft gesteld op de perceelgrens en daarmee een grens voor aanvaardbaarheid geluidsniveau heeft willen stellen.
20. Gelet op de nota van toelichting bij artikel 7:22 van het Bouwbesluiten gelet op de overwegingen in meerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, betreft dit artikel een restbepaling die door het bevoegd gezag kan worden toegepast, indien naar zijn oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege gevaarzetting, dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen mogelijkheid bieden om op te treden. Uit het artikel vloeit niet voort wanneer moet worden gesproken van overmatige hinder. Het is aan het college om dit in een concrete situatie vast te stellen.
21. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende gemotiveerd waarom in dit geval de specifieke bepalingen uit artikel 3.8 en 3.9 van het Bouwbesluit voldoende handvaten bieden om bij geluidsoverlast handhavend op te treden. Het college heeft om die reden geen aanleiding hoeven zien om een overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit ten grondslag te leggen aan handhavend optreden tegen geluidsoverlast.
Het via dit artikel alsnog toepassen van de artikelen 3.8, tweede lid en 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit druist in tegen de rechtszekerheid. Voor 1 april 2021 was immers de aan verhuurder verleende omgevingsvergunning al onherroepelijk en waren de werkzaamheden al uitgevoerd en de units geïnstalleerd.
Is sprake van een overtreding van een aan de vergunning verbonden voorschrift?
22. Het college heeft gemotiveerd waarom van het niet naleven van voorschriften verbonden aan de verleende omgevingsvergunning geen sprake is. De omgevingsvergunning bevat de verplichting van verhuurder om definitieve installatietekeningen en installatieberekeningen van natuurlijke en mechanische ventilatievoorzieningen aan te leveren. Verhuurder heeft die gegevens aangeleverd. Daarmee is voldaan het voorschrift van de vergunning. Dat betekent dat er geen sprake is van een overtreding.
23. Eiseres heeft ook naar voren gebracht dat het college ten tijde van de vergunningverlening heeft nagelaten om geluidsgegevens op te vragen.
De vergunning is in 2018 verleend en is onherroepelijk. Dus dit punt ligt niet meer ter beoordeling voor.
Is sprake van een overtreding van de Regeling bouwbesluit?
24. Eiseres voert verder aan dat geen akoestisch isolerend materiaal tussen de WTW-installatie en de buitenlucht is aangebracht. Het geluidsrapport van het college wekt de suggestie dat het doorvoersysteem is voorzien van geluiddempende materialen, maar dat is niet het geval. Gemachtigde van eiseres heeft de tekening voorgelegd aan een geluidsexpert van [deskundige 1] , waarbij de eerste reactie was dat akoestische demping in het ventilatiesysteem ontbrak en dat zou kunnen betekenen dat gelet op de vigerende installatievoorschriften de WTW-units niet correct zijn aangebracht en dat zou een overtreding zijn van de Regeling bouwbesluit.
25. Zoals hiervoor is besproken is er geen aan de omgevingsvergunning verbonden normvoorschrift overtreden. Aan de vergunning was ook geen concreet voorschrift over de isolatiematerialen verbonden. Dat betekent dat geen sprake is van het overtreden van een norm en het college ook om die reden geen bevoegdheid heeft daartegen handhavend op te treden. De regeling die eiseres aanhaalt is ook niet meer van toepassing. Het college heeft naar het rapport [deskundige 2] met daarin ook informatie over de installatie en isolatie van de suskasten verwezen en dat hij daarom niet op voorhand eraan twijfelt of die correct zouden zijn geïnstalleerd. Op de zitting hebben partijen over de installatie van de apparaten gesproken en over het isolatiemateriaal en het onderhoud. Ook verhuurder acht het wenselijk om tot oplossingen te komen voor de ervaren overlast. Hij is voornemens om een technicus nader onderzoek en onderhoud te laten verrichten om zo mogelijk tot verbeteringen te komen.
Conclusie ten aanzien van de vraag of sprake is van een overtreding
26. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een overtreding en dat hij daarom geen bevoegdheid had om handhavend op te treden.
Beroepsgrond: handhavend optreden in kader van de goede ruimtelijke ordening
27. Eiseres voert aan dat het college in het kader van de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening de geluidsbelasting en de ruimtelijke consequenties daarvan in de tuinen en plantsoenen had moeten betrekken. Juist in het geval de tuin dichterbij ligt dan de gevel en de geluidsbelasting in de tuin hoger kan zijn.
28. Deze grond slaagt niet. De goede ruimtelijke ordening betreft namelijk geen wettelijk voorschrift. Daarom kan ook niet worden gesproken van een overtreding van de goede ruimtelijke ordening en is handhaving op basis van deze norm niet mogelijk. De beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening is aan de orde bij het vaststellen van het bestemmingsplan en de planregels en wordt dus geacht verdisconteerd te zijn in het bestemmingsplan.
Beroepsgrond: het college heeft onvoldoende de belangen meegewogen
29. Eiseres voert aan dat vanwege de enorm hoge geluidsbelasting de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn voor haar en alle omwonenden. Niet gebleken is of en hoe rekening is gehouden met hun belangen bij behoud van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, gerelateerd aan de gebruiksmogelijkheden van hun tuinen en plantsoenen rondom hun woning. En dat terwijl het college gezien de Beleidsnota geluid Utrecht voor Omgevingswet 2023 wel belang hecht aan gezondheid ook in relatie met geluidsoverlast.
Daarbij wijst eiseres erop dat in het kader van de energietransitie het aantal buitenunits alleen nog maar meer toeneemt, waardoor het akoestisch woon- en leefklimaat nog meer verslechtert.
30. Zoals hiervoor is besproken is niet gebleken van een overtreding. Dat betekent dat het college geen bevoegdheid heeft om handhavend op te treden. Dat betekent ook dat het college dan geen ruimte heeft om een belangenafweging te maken. Het college heeft dan ook in zijn besluit terecht opgemerkt dat het feit dat er geen overtreding van een wettelijk voorschrift is geconstateerd niet wil zeggen dat er geen geluidshinder kan worden ervaren.
Beroepsgrond: het toepassen van artikel 13 van de Woningwet en artikel 4.1 van de APV
31. Eiseres vindt dat het college ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van artikel 13 van de Woningwet. Op grond van dat artikel kan het college de verhuurder verplichten voorzieningen te treffen om de staat van het bouwwerk op een niveau te brengen dat hoger is dan het niveau neergelegd in de voorschriften in het Bouwbesluit. In dit geval kan het college verhuurder verplichten om aanvullende voorzieningen aan te brengen, zoals geluiddempers in de luchtkanalen, zoals opgenomen in de installatievoorschriften. Zonder aanvullende voorzieningen is geen sprake van een goed woon- en leefklimaat.
32. De rechtbank stelt voorop dat artikel 13 van de Woningwet sinds 1 januari 2024 gewijzigd is. Het college kan verplichten tot het treffen van voorzieningen die onderdeel zijn van een onderhoudsplan voor een gebouw met een VVE en die niet binnen de daarvoor in het onderhoudsplan gestelde termijn zijn uitgevoerd. Dit is in deze situatie niet van toepassing. Bovendien heeft eiseres het college niet specifiek verzocht om handhavend op te treden op grond van artikel 13 van de Woningwet, zodat het college daar ook niet op heeft kunnen besluiten.
33. Dat het college gebruik had moeten maken van artikel 4.1 van de APV gaat niet op. Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat dit artikel ten aanzien van klimaatinstallatie (zoals een warmtepomp of koelinstallatie) van toepassing is tot het moment waarop het Bouwbesluit voorziet in een regeling ten aanzien van dit onderwerp.
Beroepsgrond: het college handelt in strijd met artikel 8 van het EVRM
34. Eiseres voert ook aan onder verwijzing naar een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)dat het college heeft gehandeld in strijd met artikel 8 van het EVRM door geen maatregelen te treffen en niet handhavend op te treden tegen de geluidsoverlast. Uit dat arrest blijkt dat de overheid verplicht is om maatregelen te nemen als een woning wordt blootgesteld aan ernstige luchtverontreiniging dan wel zoals hier aan geluidsoverlast.
35. In artikel 8 van het EVRM is bepaald dat een ieder het recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Volgens vaste rechtspraak van het EHRM kent het EVRM geen uitdrukkelijk recht toe op een schone en stille omgeving, maar kan artikel 8 in het geding zijn als de overlast zo is dat die de betrokkene in ernstige mate in zijn gezondheid treft of hem belet in zijn woongenot en zijn privé- of gezinsleven.Naar het oordeel van de rechtbank is overlast in die zin niet aan de orde en is er geen sprake van een inbreuk op artikel 8 EVRM. Bovendien is de door eiseres aangehaalde zaak niet met deze zaak te vergelijken. In die zaak ging het om de uitstoot van grote hoeveelheden toxische stoffen door een van de grootste staalfabrieken van Rusland. In deze zaak is van een vergelijkbare ernstige overlast in die omvang geen sprake.