ECLI:NL:RBMNE:2025:3593

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
25/3794
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand na explosie

Op 1 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een B.V. uit [plaats], een voorlopige voorziening vroeg tegen de sluiting van haar bedrijfspand door de burgemeester van Zeewolde. De sluiting volgde op een explosie bij het pand, waarbij de burgemeester de sluiting had bevolen voor de duur van zeven dagen, later verlengd met drie weken. Verzoekster was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat er geen spoedeisend belang was en dat het bezwaar tegen de sluiting een redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter beoordeelde of er sprake was van een spoedeisend belang en of het bezwaar van verzoekster gegrond was. Hij concludeerde dat de sluiting van het bedrijfspand een ingrijpende maatregel was, maar dat er voldoende aanwijzingen waren voor een gevaarlijke situatie, gezien de explosie en de eerdere incidenten in de regio. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot verlenging van de sluiting, en dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat de belangenafweging tussen de bescherming van de openbare orde en de belangen van verzoekster in dit geval in het voordeel van de burgemeester uitviel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3794

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

De burgemeester van Zeewolde

(gemachtigden: I. van Duren en M. van de Schootbrugge).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van het bedrijfspand van verzoekster, als gevolg van een explosie voor het pand. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of er een spoedeisend belang is en of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekster.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Het bezwaar van verzoekster tegen de sluiting van haar bedrijfspand heeft geen redelijke kans van slagen en is ook niet onevenwichtig
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het besluit van 12 juni 2025 heeft de burgemeester het bedrijfspand van verzoeker aan de [adres] in [plaats] gesloten voor de duur van zeven dagen. Met het besluit van 17 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten om deze sluiting met drie weken te verlengen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester en eigenaar.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Op 9 juni 2025 omstreeks 19.55 uur ontving de politie een melding dat er een explosief zou zijn gegooid tegen de gevel van [verzoekster] , aan de [adres] te [plaats] . Ter plaatse heeft de politie geconstateerd dat de gehele passage vol stond met rook en een brandlucht. Uit het voorlopige onderzoek van de politie is gebleken dat er restanten van zwaar vuurwerk zijn aangetroffen. Ten tijde van de explosie was het restaurant geopend en bevonden zich, inclusief medewerkers, zes personen in het restaurant. Door de politie is een verdachte aangehouden en een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de explosie. Uit het voorlopig politieonderzoek is gebleken dat het explosief bedoeld was voor de onderneming van verzoeker en dat er een relatie bestaat tot andere recente incidenten in de regio, waarbij explosies hebben plaatsgevonden bij een woning en bedrijfspand.
Spoedeisend belang
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. Ter zitting stelt de burgemeester zich op het standpunt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Zij stelt dat er enkel een financieel belang is en dat dat onvoldoende is om spoedeisendheid aan te nemen. Zij wijst ter zitting op de uitspraak van deze rechtbank, van 24 juni 2025 [1] .
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het sluiten van het bedrijfspand van verzoekster een zeer ingrijpend middel is én onomkeerbaar. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat in geval van verzoekster niet enkel sprake is van een financieel belang. Zoals in de gronden van het verzoek is aangevoerd en ter zitting is aangevuld, loopt verzoekster een risico om werknemers te verliezen naarmate de sluiting langer duurt. Daarnaast heeft verzoekster er terecht op gewezen dat het aannemelijk is dat het bedrijf een slechtere naamsbekendheid zal krijgen, naarmate de sluiting langer duurt. De kans op onomkeerbare gevolgen, zoals het moeten beëindigen van het bedrijf, neemt toe naarmate de sluiting langer duurt. De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat sprake is van spoedeisend belang en beoordeelt of het bezwaar tegen de verlenging van de sluiting redelijke kans van slagen heeft.
Bevoegdheid
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 174 van de Gemeentewet en artikel 2:41a van de Algemene plaatselijke verordening Zeewolde 2024 (APV) tot sluiting van het bedrijfspand over te gaan tussen partijen niet in geschil is. De bevoegdheid zal daarom verder onbesproken blijven.
Noodzaak
7. Verzoekster voert aan dat niet duidelijk is dat sprake is van ‘extreem geweld’, zoals de burgemeester stelt. Niet wordt toegelicht wat de schade was van de explosie en ook is niet duidelijk wat voor vuurwerk/explosief zou zijn gebruikt. Daarnaast had de burgemeester volgens verzoekster moeten motiveren waarom nog steeds sprake is van gevaar. Aan de verlenging van de sluiting ligt dezelfde informatie ten grondslag als aan de initiële sluiting, terwijl daar geen nieuwe informatie of uitleg aan ten grondslag ligt . Dit is in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het is verzoekster ook niet duidelijk welk doel de burgemeester met dit besluit nog kan bereiken. Daarbij komt dat de sluiting drie dagen na de explosie pas plaatsvond. Dit duidt erop dat sluiting niet noodzakelijk was.
Het juridisch kader
8. Als de burgmeester bevoegd is om een bedrijfspand te sluiten, is de volgende vraag of het ook noodzakelijk is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [2] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [3] De burgemeester mag volgens vaste rechtspraak uitgaan van de bestuurlijke rapportages, tenzij hetgeen verzoeker aanvoert twijfel wekt aan de betrouwbaarheid van de bestuurlijke rapportages. [4]
Voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter
9. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie een vermoeden heeft dat het explosief tegen (de familie van) de eigenaar van verzoekster, de heer [A] , is gericht, omdat meerdere explosies aan hem te verbinden zijn. Op 8 juni 2025 was sprake van een explosie bij een autogarage in [plaats] en op 9 juni 2025 bij een woning in [plaats] , waarvan de heer [A] ter zitting verklaarde dat die van zijn broertje zijn. Verder heeft de politie de verdachte opgepakt die de vuurwerkbom voor het bedrijfspand van verzoekster heeft geplaatst. De verdachte verklaarde dit in opdracht te hebben gedaan en dat hij het vuurwerk eigenlijk in het restaurant had moeten gooien. Uit de bestuurlijke rapportage komt een beeld naar voren dat meneer [A] , danwel zijn familie, het doelwit is van de explosies. In de bestuurlijke rapportage staat verder dat het achterliggende conflict nog niet is opgehelderd.
9.1.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit het voorgaande voldoende dat sprake is van een noodzaak tot sluiting van het bedrijfspand van verzoekster. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de explosie ernstig was en dat er aanwijzingen zijn dat er gevaar is voor herhaling; de verdachte van de explosie bevestigt dat het restaurant van verzoekster het doelwit was, dat hij in opdracht van een derde handelde en dat zijn opdracht was om (nog) gevaarzettender te handelen door het explosief naar binnen te gooien. Er is van zwaar vuurwerk gebruik gemaakt en daarnaast is ook het broertje van de eigenaar van verzoekster in dezelfde week twee keer slachtoffer geworden van een explosie bij zijn panden. Weliswaar zijn dit geen direct concrete aanwijzingen dat er opnieuw een explosie zal plaatsvinden bij het restaurant van verzoekster, maar deze omstandigheden maken het gevaar op herhaling van een explosie bij dit pand wel veel aannemelijker dan de kans op een explosie bij een willekeurig pand. Hoewel er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn sinds de bestuurlijke rapportage, geven de bestaande feiten voldoende aanleiding voor een verlenging van de sluiting. Zoals de burgemeester ter zitting heeft toegelicht, is het gevaar immers niet geweken. De burgemeester wilde juist zorgvuldig handelen door eerst voor een relatief korter periode te sluiten, zodat de uitkomst van het politieonderzoek kon worden afgewacht. De omstandigheid dat het bedrijfspand pas na drie dagen is gesloten, maakt niet dat er geen noodzaak tot sluiten is. Dit doet namelijk niets af aan de mogelijke dreiging. De voorzieningenrechter merkt hierbij wel op dat naarmate de sluiting voortduurt, de noodzaak tot sluiting afneemt.
9.2.
De voorzieningenrechter is samenvattend van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt kan stellen dat de verlenging van de sluiting noodzakelijk is.
Evenwichtigheid
10. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van het bedrijfspand noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoeker. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met het pand is en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [5]
11. De burgemeester heeft de belangen voor de gezondheid en veiligheid van omwonenden, voorbijgangers en bezoekers van de winkelpassage ‘ [locatie] ’ zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van verzoeker. Dit gelet op het risico op herhaling, de ernst van het incident en de gevaarzetting ten aanzien van de exploitant, haar werknemers en omwonenden. Daarbij is van belang dat de burgemeester, zoals hiervoor overwogen, de sluiting een geschikte (noodzakelijke) maatregel heeft kunnen vinden om de openbare orde te herstellen en te beschermen en dat er (nog) geen duidelijkheid is over de toedracht en de daders. Dat de heer [A] stelt dat hem niets te verwijten valt, is geen bijzondere omstandigheid die maakt dat de belangenafweging alleen al daarom anders had moeten uitvallen. Daarnaast is van belang dat de duur van de sluiting, hoe vervelend ook voor verzoeker, van relatief korte duur is, terwijl verzoekster ter zitting heeft aangegeven over enige financiële reserves te beschikken.
Belangenafweging
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter moet bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook altijd nog zelf de belangen afwegen, maar als al duidelijk is dat het bezwaar niet zal slagen, is er weinig ruimte om op grond van een belangenafweging nog te beslissen dat het restaurant open mag blijven. De belangenafweging van de voorzieningenrechter valt hier gedeeltelijk samen met die van de burgemeester en daarom verwijst zij naar wat hiervoor al is overwogen over het belang van verzoeker en het belang van de burgemeester bij sluiting.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot verlenging van de sluiting van het bedrijfspand van verzoekster gebruik heeft gemaakt. Het bezwaar heeft naar verwachting geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2025.
De voorzieningenrechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer 25/3742 (niet gepubliceerd).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van ECLI:NL:RVS:2021:780.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.