Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Zitting
2.Tenlastelegging
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 15 juli 2025;
- proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , pagina 8 en volgende;
- proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet, pagina 65 en volgende;
- proces-verbaal rijden onder invloed, pagina 62 en volgende.
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 15 juli 2025;
- proces-verbaal van bevindingen, pagina 38 en volgende;
- proces-verbaal van bevindingen, pagina 43 en volgende;
- proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet, pagina 112 en volgende;
- een brief van 19 november 2020 van het CBR (onderwerp: besluit: rijbewijs ongeldig), dossiernummer 2020013222;
- proces-verbaal rijden onder invloed, pagina 116 en volgende;
- proces-verbaal aangifte [benadeelde 2] , pagina 62 en volgende;
- proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , pagina 15 en volgende;
- proces-verbaal aangifte [benadeelde 4] , pagina 35 en volgende;
4.Kwalificatie en strafbaarheid
6.In beslag genomen voorwerpen
7.Vordering benadeelde partij
8.Toegepaste wetsartikelen
9.De beslissing
- verklaart de aan de verdachte ten laste gelegde feiten bewezen, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart de aan de verdachte ten laste gelegde feiten bewezen, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast;
algemene voorwaardengelden dat de verdachte:
bijzondere voorwaardendat de verdachte gedurende de proeftijd:
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Inforsa Utrecht (Wittevrouwenkade 6 3512 CR Utrecht). De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
zich laten behandelen door een nader, door de reclassering te bepalen, zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- 1 STK Rugzak (PL0900-2025026499-3473253);
- 1 STK Rugzak (PL0900-2025026499-3473254);
- 1 STK Beddengoed (PL0900-2025026499-3473255);
- 1 STK Jas (PL0900-2025026499-3473256);
- 1 STK Jas (PL0900-2025026499-3473269);
- 1 STK Vest (PL0900-2025026499-3473270);
- 1 STK Vest (PL0900-2025026499-3473271);
- 1 STK Telefoontoestel (PL0900-2025026499-3473288);
- wijst de vordering van [benadeelde 1] (feit 5) toe tot een bedrag van € 12.355,58, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat
- wijst de vordering van [benadeelde 4] (feit 5) toe tot een bedrag van € 34,85, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [benadeelde 4] af voor het bedrag van € 83,14 bestaande uit materiële schade;
- verklaart [benadeelde 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 34,85 te betalen (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [benadeelde 2] (feit 4) toe tot een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 2.500,00 te betalen (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;