ECLI:NL:RBMNE:2025:4211

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 25/4102 en UTR 25/4096
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een bedrijfspand in Almere wegens aangetroffen hennepkwekerij

Op 6 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Almere een bedrijfspand voor drie maanden heeft gesloten vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij. De sluiting is gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet. De franchisegever en franchisenemers, die de vestiging exploiteren, hebben bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om tot sluiting over te gaan en dat de sluiting noodzakelijk was om het gebruik van het pand voor criminele activiteiten te voorkomen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de franchisenemers en de franchisegever af tegen de noodzaak van de sluiting. Ondanks de financiële gevolgen voor de franchisenemers, oordeelt de voorzieningenrechter dat de sluiting niet onevenredig is en dat de burgemeester in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn afgewezen, en de sluiting van het pand blijft van kracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/4102 en UTR 25/4096

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 augustus 2025 in de zaken tussen

V.O.F. [verzoekster 1] h.o.d.n. " [naam] ”, uit Almere, de franchisenemers,
(gemachtigde: mr. V.C. van der Velde),

[verzoekster 2] B.V., uit [vestigingsplaats] , de franchisegever,

(gemachtigde: mr. S.J.F. van Merm)

hierna tezamen: verzoeksters
en

de burgemeester van de gemeente Almere

(gemachtigde: mr. D.M.J.S.J. Siebert en mr. L.G.H. Wichern).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij] B.V.uit [vestigingsplaats] (de eigenaar van het pand).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de sluiting door de burgemeester van het bedrijfspand aan de [adres] in Almere (hierna: de vestiging van [naam] ) voor de duur van drie maanden per 16 juli 2025. De reden voor die sluiting is dat in de kelder van deze vestiging van [naam] een hennepkwekerij is aangetroffen. Verzoeksters zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening en vragen de voorzieningenrechter om het besluit tot sluiting te schorsen totdat de burgemeester op hun bezwaar heeft beslist. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of de bezwaren tegen het besluit tot sluiting een redelijke kans van slagen hebben. Dat kan een reden zijn om de bestreden besluiten te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeksters.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak de verzoeken af omdat de sluiting voor de duur van drie maanden niet onevenredig is. De burgemeester heeft de sluiting noodzakelijk mogen vinden om de bekendheid van het pand in het criminele circuit te doorbreken en om een signaal naar de buitenwereld te geven dat illegaal gebruik van een pand voor het kweken van hennep niet wordt geaccepteerd. Daarnaast is het besluit niet onevenwichtig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met de bestreden besluiten van 7 juli 2025 heeft de burgemeester aan de franchisenemers en de franchisegever kenbaar gemaakt dat de vestiging van [naam] per 16 juli 2025 wordt gesloten voor de duur van drie maanden. De sluiting is gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, omdat in de kelder van het pand een hennepkwekerij is aangetroffen. De franchisenemers en de franchisegever hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Gelet daarop heeft de burgemeester de sluiting uitgesteld tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- de franchisenemers en mr. [A] , kantoorgenoot van hun gemachtigde;
- de franchisegever en zijn gemachtigde, vergezeld door mr. [B] (bedrijfsjurist);
- de gemachtigden van de burgemeester en mr. [C] (jurist bij gemeente Almere).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De relevante feiten en omstandigheden

3. Vennoot [vennoot ] en vennoot [verzoekster 1] exploiteren als franchisenemers een vestiging van [naam] aan de [adres] in Almere. Zij hebben het pand in onderhuur van de franchisegever [verzoekster 2] B.V. De franchisegever huurt het pand op zijn beurt van de eigenaar [derde-partij] B.V.
4. Naar aanleiding van een proces-verbaal van het team criminele inlichtingen over een in werking zijnde hennepkwekerij is de vestiging van [naam] op 3 juni 2025 door de politie bezocht voor een controle. Hierbij waren ook toezichthouders van de gemeente en medewerkers van netbeheerder Liander aanwezig. Tijdens de controle werd franchisenemer [vennoot ] gevraagd naar een sleutel van de kelder van het pand. Hij verklaarde dat hij die sleutel niet bij zich had en ook dat er een hennepkwekerij in de kelder zat. Na het openen van de kelder werd een in werking zijnde hennepkwekerij met 315 hennepplanten aangetroffen. Daarbij zijn onder meer een centraal geregeld bevloeiingssysteem en afzuiginstallatie, verwarming, speciaal verrijkte aarde, 44 lampen en 2 hotboxen (CO2) aangetroffen. Er waren ook sporen van brand in de kelder. De politie heeft zijn bevindingen vastgelegd in een Hennepinformatiebericht en een bestuurlijke rapportage van 19 juni 2025.
5. Bij de inval heeft [vennoot ] verklaard dat de bakkerij vanaf het begin geldproblemen had en dat hij zocht naar een oplossing. Op internet vond hij informatie over hennep en daarna heeft hij de kwekerij in de kelder aangelegd. [vennoot ] verklaarde verder dat zijn medevennoot van niks wist. Tijdens het verhoor ná de aanhouding wijzigde [vennoot ] zijn verklaring in die zin dat hij sinds de coronaperiode geldproblemen had en dat hij de kelder aan derden beschikbaar heeft gesteld om de kwekerij te starten. Hij wilde niet benoemen aan wie hij de kelder heeft verhuurd. Van het geld dat [vennoot ] daarmee verdiende zorgde hij er onder andere voor dat de bakkerij niet failliet ging. [vennoot ] verklaarde dat de kwekerij er pas één week stond. Hij heeft wisselend verklaard over zijn wetenschap over een brand in de kelder.
6. [vennoot ] heeft op de zitting aanvullend verklaard dat hij in verband met geldproblemen de kelder onder het pand sinds vorig jaar zomer heeft verhuurd aan derden om daar een hennepkwekerij te starten. Hij herhaalde dat zijn vrouw niks van de kwekerij wist.
7. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de politie ervan uitgaat dat de hennepkwekerij er al (veel) langer zat. In dat kader wordt verwezen naar aanwezige kabels en apparatuur die in de jaren 2012 tot en met 2016 zijn geproduceerd. Er wordt uitgegaan van ongeveer veertien eerdere oogsten. Ook wordt er in dit kader door de politie verwezen naar een gewapende overval in 2022, waarbij een van de medewerkers van de bakkerij werd vastgehouden en vastgebonden en aan wie gevraagd werd waar de wiet was.
8. De burgemeester houdt zowel de franchisenemers als de franchisegever als functioneel dader verantwoordelijk voor de aangetroffen hennepkwekerij. Hij heeft daarom aan beide partijen afzonderlijk een last onder bestuursdwang opgelegd.
Hebben de franchisegever en franchisenemers een spoedeisend belang?
9. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. [1] In een geval als dat van verzoekers kan dat zo zijn wanneer sprake is van een acute (financiële) noodsituatie of als een onomkeerbare situatie dreigt waardoor zij de beslissing op bezwaar niet kunnen afwachten.
10. De burgemeester betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang omdat niet is onderbouwd dat verzoekers door de sluiting voor drie maanden in acute financiële nood of een onomkeerbare situatie zullen komen.
11. De franchisegever voert aan dat de sluiting van het pand grote gevolgen heeft omdat er sprake is van een langlopend huurcontract met de eigenaar van het pand. In dat contract is een exploitatieverplichting afgesproken. Als de sluiting doorgaat dan kan de franchisegever daar niet aan voldoen en zal zij daardoor schade oplopen, bestaande uit margeverlies, afkoop van huurpenningen en contractuele boetes. Bovendien lijdt het merk [naam] reputatieschade bij een eventuele sluiting. De franchisenemers voeren aan dat zij door de sluiting van het pand failliet zullen gaan. Zij missen omzet terwijl de kosten wel doorlopen. De medewerkers die zij in dienst hebben zullen als gevolg daarvan hun baan verliezen.
12. De voorzieningenrechter begrijpt dat het besluit verregaande (financiële) gevolgen heeft voor de franchisenemer. Hoewel de franchisenemers niet met stukken hebben aangetoond dat de sluiting onomkeerbare financiële gevolgen heeft, ziet de voorzieningenrechter op dit moment in wat is overgelegd en aangevoerd voldoende aanleiding om spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter zal ten aanzien van hen daarom een inhoudelijk oordeel geven over de voorgenomen sluiting van het pand.
13. Ten aanzien van de franchisegever komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat van een spoedeisend belang niet is gebleken. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat een sluiting ook voor [verzoekster 2] financiële gevolgen heeft, is zonder enige onderbouwing niet duidelijk dat dit voor deze landelijk opererende onderneming verregaande (financiële) gevolgen heeft. De door de franchisegever genoemde reputatieschade als gevolg van een sluiting levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter op zichzelf geen spoedeisend belang op.
14. Bij het verzoek van de franchisegever zal de voorzieningenrechter zich daarom beperken tot de vraag of het besluit ten aanzien van haar evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter zal daar aan het eind van deze uitspraak op terugkomen.
Kunnen de franchisegever en franchisenemers als functioneel dader worden aangemerkt?
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester terecht is uitgegaan van het daderschap van de franchisenemers. Vennoot [vennoot ] heeft immers erkend dat hij verantwoordelijk is voor (het faciliteren van) de hennepkwekerij. De vennootschap kan gelet daarop worden aangemerkt als functioneel dader. Dat medevennoot [verzoekster 1] zoals gesteld niks afwist van de kwekerij maakt dat niet anders.
16. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er op dit moment nog te veel onduidelijk om te concluderen dat ook de franchisegever kan worden aangemerkt als functioneel dader. Zo is onbekend hoe uitgebreid het politieonderzoek is geweest naar aanleiding van de overval op de bakkerij in 2022. Ook is niet duidelijk wie er betrokken zijn geweest bij – of weet hadden van – de brand in de kelder van het pand. De voorzieningenrechter kan gelet op het ontbreken van deze informatie geen uitspraak doen over de vraag of er voor de franchisegever aanleiding had moeten zijn om nadere controles op het gebruik van het pand en de bijbehorende kelder uit te voeren. Gelet hierop staat het voor de voorzieningenrechter niet vast dat de franchisegever ook een last onder bestuursdwang behoorde te krijgen. De burgemeester kan dat in zijn beslissing op bezwaar echter nog nader motiveren.
Was de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
17. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester gelet op de aangetroffen situatie in beginsel bevoegd is om tot sluiting van het pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet over te gaan. Partijen zijn het er verder over eens dat een sluiting in beginsel een geschikt middel is om de doelen zoals omschreven in het Damoclesbeleid gemeente Almere 2025 te bereiken. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of de sluiting voor de duur van drie maanden evenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
18. De voorzieningenrechter zal beoordelen of de sluiting evenredig is. [2] Het gaat er dan om of de sluiting geschikt en noodzakelijk is om de beoogde doelen van sluiting van het bedrijfspand te bereiken en of de sluiting evenwichtig is. De geschiktheid van de sluiting op zich is niet geschil. Hoe de burgemeester omgaat met sluitingen op grond van de Opiumwet is vastgelegd in het Damoclesbeleid. Bij een eerste overtreding met softdrugs in een lokaal, zoals de vestiging van [naam] , wordt in beginsel overgegaan tot een sluiting van drie maanden. Het besluit is in zoverre in lijn met dat beleid.
19. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester kunnen concluderen dat de sluiting noodzakelijk is om het doel van het Damoclesbeleid te bereiken. Sluiting van het pand heeft tot doel om te voorkomen dat het pand verder wordt gebruikt voor drugs-doeleinden, om aan derden het signaal af te geven dat er wordt opgetreden tegen het illegaal gebruik van bedrijfspanden en om de bekendheid van het pand in het criminele circuit te doorbreken. Dat het pand van [naam] in het criminele circuit bekend was heeft de burgemeester mogen aannemen gelet op de aangetroffen kwekerij en de hoeveelheid hennepplanten en de door de politie in de bestuurlijke rapportage vastgestelde indicaties van eerdere oogsten. Dat er een bepaalde loop was naar het pand en dat het pand een schakel vormde in de keten van drugshandel, mocht de burgemeester gelet daarop ook aannemen. In het kader van de noodzaak vindt de voorzieningenrechter ook van belang dat het pand in 2022 is overvallen en dat er toen werd gevraagd waar de wiet was. Het onttrekken van het pand aan het illegaal gebruik en criminele (drugs)circuit, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk heeft mogen vinden. Dat sluiting van alleen de kelder een redelijk alternatief is, volgt de voorzieningenrechter gelet hierop niet. De kelder is immers strikt inpandig, waardoor de uitstraling van een sluiting van dat deel geen werking heeft naar de buitenwereld.
20. De franchisenemers voeren tot slot aan het dat het sluiten van het pand voor de duur van drie maanden onevenwichtig is gelet op de zwaarwegende (financiële) gevolgen ervan voor hun onderneming en medewerkers.
21. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat een sluiting van drie maanden niet onevenwichtig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Op basis van de informatie die ten tijde van deze uitspraak bekend is, kan aan vennoot [vennoot ] worden verweten dat hij de hennepkwekerij heeft aangelegd of gefaciliteerd. Daarmee heeft hij criminele activiteiten in zijn gehuurde bedrijfspand mogelijk gemaakt en heeft hij ook een (brand)gevaarlijke situatie voor de omgeving gedoogd. De politie heeft bij de inval namelijk geconstateerd dat er brand is geweest in de kelder, maar dat heeft [vennoot ] kennelijk niet gemeld aan de franchisegever of de eigenaar van het pand. Als het gaat om gevaarzetting kan de burgemeester ook betekenis hechten aan de gewapende overval in 2022 waarbij gevraagd is naar wiet. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester daarom op dit moment heeft mogen uitgaan van verwijtbaarheid van [vennoot ] en daarmee van de vennootschap. [vennoot ] heeft met het faciliteren van deze situatie het risico aanvaard voor ernstige gevolgen voor zijn onderneming, zijn werknemers, de mensen die boven de winkel wonen, en de verdere omgeving.
22. De voorzieningenrechter overweegt verder dat de financiële gevolgen van het besluit deels zijn beoogd. Een sluiting heeft immers tot gevolg dat de onderneming tijdelijk niet kan worden geëxploiteerd. Dat een sluiting van drie maanden onvermijdelijk zal leiden tot een faillissement, staat gelet op de overgelegde stukken niet vast. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er (hoge) kosten zijn die doorlopen, maar dat de onderneming dat niet kan dragen volgt daar niet uit. Verder is op de zitting aannemelijk geworden dat de toekomst van de onderneming niet slechts afhankelijk is van de sluiting maar ook van keuzes die de franchisegever in de toekomst gaat maken. Of de onderneming failliet gaat hangt dus ook af van andere factoren. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat de gevolgen voor de werknemers verstrekkend kunnen zijn, is er ten aanzien van hen sprake van een afgeleid belang. Artikel 13b van de Opiumwet is namelijk een pandgerichte maatregel. Het is de voorzieningenrechter bovendien onduidelijk wat de directe gevolgen van de sluiting voor de werknemers zijn, aangezien de franchisenemers niet hebben aangetoond dat zij het salaris in die maanden niet kunnen doorbetalen. De stelling van de franchisenemers dat het besluit onevenredig is omdat vennoot [verzoekster 1] niks wist van de hennepkwekerij, maakt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet dat het besluit onevenwichtig is. Zij is immers één van de vennoten van de onderneming, waarin zij samenwerkte met vennoot [vennoot ] , en het gaat om een sluiting van het pand waarin de gezamenlijke onderneming wordt uitgeoefend. De sluiting staat in zoverre los van ieders individuele betrokkenheid bij de hennepkwekerij.
23. Alles overwegende komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het besluit tot sluiting van de vestiging van [naam] voor drie maanden noodzakelijk en evenredig is.
Conclusie en gevolgen
24. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester, gelet alle in het besluit genoemde omstandigheden, in redelijkheid tot sluiting van het bedrijfspand voor de duur van drie maanden kunnen beslissen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de bezwaren van de franchisenemers een redelijke kans van slagen hebben. Het belang van sluiting weegt in dit geval zwaarder dan hun belangen bij een schorsing van het besluit tot sluiting van het pand.
25. Gelet hierop komt de voorzieningenrechter ten aanzien van het verzoek van de franchisegever tot het oordeel dat het besluit niet evident onrechtmatig is.
26. De voorzieningenrechter wijst daarom de verzoeken af. Dat betekent dat de burgemeester de vestiging van [naam] aan de [adres] in Almere voor drie maanden mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).