19. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester kunnen concluderen dat de sluiting noodzakelijk is om het doel van het Damoclesbeleid te bereiken. Sluiting van het pand heeft tot doel om te voorkomen dat het pand verder wordt gebruikt voor drugs-doeleinden, om aan derden het signaal af te geven dat er wordt opgetreden tegen het illegaal gebruik van bedrijfspanden en om de bekendheid van het pand in het criminele circuit te doorbreken. Dat het pand van [naam] in het criminele circuit bekend was heeft de burgemeester mogen aannemen gelet op de aangetroffen kwekerij en de hoeveelheid hennepplanten en de door de politie in de bestuurlijke rapportage vastgestelde indicaties van eerdere oogsten. Dat er een bepaalde loop was naar het pand en dat het pand een schakel vormde in de keten van drugshandel, mocht de burgemeester gelet daarop ook aannemen. In het kader van de noodzaak vindt de voorzieningenrechter ook van belang dat het pand in 2022 is overvallen en dat er toen werd gevraagd waar de wiet was. Het onttrekken van het pand aan het illegaal gebruik en criminele (drugs)circuit, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk heeft mogen vinden. Dat sluiting van alleen de kelder een redelijk alternatief is, volgt de voorzieningenrechter gelet hierop niet. De kelder is immers strikt inpandig, waardoor de uitstraling van een sluiting van dat deel geen werking heeft naar de buitenwereld.
20. De franchisenemers voeren tot slot aan het dat het sluiten van het pand voor de duur van drie maanden onevenwichtig is gelet op de zwaarwegende (financiële) gevolgen ervan voor hun onderneming en medewerkers.
21. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat een sluiting van drie maanden niet onevenwichtig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Op basis van de informatie die ten tijde van deze uitspraak bekend is, kan aan vennoot [vennoot ] worden verweten dat hij de hennepkwekerij heeft aangelegd of gefaciliteerd. Daarmee heeft hij criminele activiteiten in zijn gehuurde bedrijfspand mogelijk gemaakt en heeft hij ook een (brand)gevaarlijke situatie voor de omgeving gedoogd. De politie heeft bij de inval namelijk geconstateerd dat er brand is geweest in de kelder, maar dat heeft [vennoot ] kennelijk niet gemeld aan de franchisegever of de eigenaar van het pand. Als het gaat om gevaarzetting kan de burgemeester ook betekenis hechten aan de gewapende overval in 2022 waarbij gevraagd is naar wiet. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester daarom op dit moment heeft mogen uitgaan van verwijtbaarheid van [vennoot ] en daarmee van de vennootschap. [vennoot ] heeft met het faciliteren van deze situatie het risico aanvaard voor ernstige gevolgen voor zijn onderneming, zijn werknemers, de mensen die boven de winkel wonen, en de verdere omgeving.
22. De voorzieningenrechter overweegt verder dat de financiële gevolgen van het besluit deels zijn beoogd. Een sluiting heeft immers tot gevolg dat de onderneming tijdelijk niet kan worden geëxploiteerd. Dat een sluiting van drie maanden onvermijdelijk zal leiden tot een faillissement, staat gelet op de overgelegde stukken niet vast. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er (hoge) kosten zijn die doorlopen, maar dat de onderneming dat niet kan dragen volgt daar niet uit. Verder is op de zitting aannemelijk geworden dat de toekomst van de onderneming niet slechts afhankelijk is van de sluiting maar ook van keuzes die de franchisegever in de toekomst gaat maken. Of de onderneming failliet gaat hangt dus ook af van andere factoren. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat de gevolgen voor de werknemers verstrekkend kunnen zijn, is er ten aanzien van hen sprake van een afgeleid belang. Artikel 13b van de Opiumwet is namelijk een pandgerichte maatregel. Het is de voorzieningenrechter bovendien onduidelijk wat de directe gevolgen van de sluiting voor de werknemers zijn, aangezien de franchisenemers niet hebben aangetoond dat zij het salaris in die maanden niet kunnen doorbetalen. De stelling van de franchisenemers dat het besluit onevenredig is omdat vennoot [verzoekster 1] niks wist van de hennepkwekerij, maakt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet dat het besluit onevenwichtig is. Zij is immers één van de vennoten van de onderneming, waarin zij samenwerkte met vennoot [vennoot ] , en het gaat om een sluiting van het pand waarin de gezamenlijke onderneming wordt uitgeoefend. De sluiting staat in zoverre los van ieders individuele betrokkenheid bij de hennepkwekerij.
23. Alles overwegende komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het besluit tot sluiting van de vestiging van [naam] voor drie maanden noodzakelijk en evenredig is.
Conclusie en gevolgen
24. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester, gelet alle in het besluit genoemde omstandigheden, in redelijkheid tot sluiting van het bedrijfspand voor de duur van drie maanden kunnen beslissen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de bezwaren van de franchisenemers een redelijke kans van slagen hebben. Het belang van sluiting weegt in dit geval zwaarder dan hun belangen bij een schorsing van het besluit tot sluiting van het pand.
25. Gelet hierop komt de voorzieningenrechter ten aanzien van het verzoek van de franchisegever tot het oordeel dat het besluit niet evident onrechtmatig is.
26. De voorzieningenrechter wijst daarom de verzoeken af. Dat betekent dat de burgemeester de vestiging van [naam] aan de [adres] in Almere voor drie maanden mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.