Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
7. Eiser vervulde de vertrouwensfunctie van Wetenschappelijk Medewerker bij de [organisatie]. Op 3 november 2026 is aan hem na een veiligheidsonderzoek een verklaring van geen bezwaar (VGB) afgegeven die eiser nodig had voor het vervullen van zijn functie omdat hij in die functie structureel in aanmerking komt met gerubriceerde informatie tot en met het niveau van staatsgeheim.
8. De minister is bekend geraakt met nieuwe feiten en omstandigheden die twijfels geven of de verklaring nog stand kan houden. Daarom is een nieuw veiligheidsonderzoek opgestart.
9. Vervolgens heeft de minister bij besluit van 29 januari 2024 de VGB van eiser ingetrokken vanwege persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.Op grond van artikel 4:11, aanhef en onder c, van de Awb heeft de minister bij het nemen van dit besluit afgezien van het nemen van een voornemen.
10. De minister heeft de uitkomst van het veiligheidsonderzoek aan het besluit ten grondslag gelegd. Uit dat onderzoek is gebleken dat eiser (i) onvoldoende loyaal is geweest aan zijn werkgever, (ii) onvoldoende veiligheidsbewust is geweest van de risico’s die zijn verbonden aan de vertrouwensfunctie en (iii) zijn professionele integriteit heeft geschonden, zoals is omschreven in artikel 5 van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021 en de daarbij behorende toelichting (de Beleidsregel). Daardoor zijn er onvoldoende waarborgen dat eiser zijn vertrouwensfunctie te allen tijde getrouwelijk zal vervullen. Gelet op de aard van de gegevens kan dit op grond van artikel 23 van Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) niet meer in detail worden toegelicht. Het belang van eiser om de VGB te houden weegt volgens de minister niet op tegen het zwaarwegende belang van de nationale veiligheid. De door eiser opgedane kennis en ervaring kan op een andere soortgelijke functie worden ingezet.
11. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Had de minister een zienswijze moeten vragen?
12. Eiser is het niet eens met de intrekking van zijn VGB. Als eerste grond heeft eiser aangevoerd dat de intrekking in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel omdat er geen gelegenheid geboden is om een zienswijze in te dienen. Op het moment dat de VGB werd ingetrokken kon eiser namelijk geen gebruik maken van zijn VGB. Daarom had er gewoon een zienswijze gevraagd kunnen worden.
13. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom is afgezien van het vragen van een zienswijze. De minister heeft gemotiveerd dat het verder belasten van eiser met de uitoefening van een vertrouwensfunctie bij de [organisatie] een onaanvaardbaar risico is voor de nationale veiligheid. Dit veiligheidsrisico heeft er toe geleid dat eiser op grond van artikel 4:11, aanhef en onder c, van de Awb, niet in gelegenheid is gesteld om een zienswijze in te dienen. Dit is niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Heeft de minister de VGB kunnen intrekken?
14. Eiser heeft ook aangevoerd dat de minister ten onrechte een hernieuwd veiligheidsonderzoek heeft uitgevoerd, en naar de rechtbank begrijpt, in het verlengde daarvan de VGB ten onrechte heeft ingetrokken. Eiser heeft diverse omstandigheden aangevoerd die mogelijk ten grondslag liggen aan het hernieuwde veiligheidsonderzoek en de daarop volgende intrekking van de VGB, met een uitleg waarom die omstandigheden eiser niet tegengeworpen kunnen worden.
15. Op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) kan de minister een hernieuwd veiligheidsonderzoek instellen bij nieuw gebleken feiten en omstandigheden.
16. Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wvo kan een VGB worden ingetrokken, indien uit een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek naar voren komt dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.
17. De rechtbank stelt vast dat de minister beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling of er onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat eiser onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het bestuursorgaan van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt, in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of de minister redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen.
18. De rechtbank heeft de vertrouwelijke informatie, waarop het besluit is gebaseerd, ingezien op de locatie van de AIVD. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de vertrouwelijke informatie, de minister een hernieuwd veiligheidsonderzoek heeft kunnen instellen en in algemene zin de intrekking van de VGB voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van persoonlijke gedragingen en omstandigheden in de zin van artikel 7, tweede lid, onder d, van de Wvo. Wanneer sprake is van dergelijke persoonlijke gedragingen en omstandigheden wordt uitgewerkt in artikel 5 van de Beleidsregels en de daarbij behorende toelichting / de Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden. De minister heeft daarnaar verwezen en de specifieke criteria die van toepassing zijn op eiser benoemd: namelijk
loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn. De minister heeft toegelicht dat op grond van het veiligheidsonderzoek is geconstateerd dat eiser aan deze criteria niet voldoet omdat gebleken is dat hij onvoldoende loyaal is geweest aan zijn werkgever, dat hij onvoldoende veiligheidsbewust is geweest van de risico’s die zijn verbonden aan de vertrouwensfunctie en dat hij zijn professionele integriteit heeft geschonden. De minister heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom er onvoldoende waarborgen zijn dat eiser onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende verplichtingen getrouwelijk zal vervullen.De beroepsgrond slaagt niet.
Is de intrekking evenredig?
19. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat het besluit om de VGB in te trekken onevenredig is. Eiser is van mening dat er toepassing gegeven moet worden aan artikel 4:84 van de Awb. Er is sprake van een inbreuk op de eer en goede naam van eiser die eiser zowel privé als in zijn professionele carrière schaadt. Er zijn namelijk negatieve uitlatingen gedaan over het karakter van eiser. Eiser sluit bovendien niet uit dat hij in de toekomst wederom een functie wil vervullen waarvoor een VGB vereist is, en dan zou gezien de huidige intrekking zijn loyaliteit in twijfel worden getrokken.
20. De rechtbank is van oordeel dat de intrekking van de VGB evenredig is en dat er geen reden voor de minister was om artikel 4:84 van de Awb toe te passen. De minister heeft onderkend dat de intrekking van de VGB ingrijpende gevolgen kan hebben voor eiser en heeft deze mogelijkheid bij zijn afweging in aanmerking genomen. Daarnaast heeft de minister toegelicht dat hij rekening heeft gehouden met de persoonlijke levenssfeer van eiser, door de inhoud van het bestreden besluit niet te delen met de werkgever van eiser dan wel andere derden. Ter zitting heeft de minister erop gewezen dat eiser nog gewoon werkzaam is voor zijn werkgever, zij het in een andere functie. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de nationale veiligheid een groter gewicht heeft mogen toekennen dan het belang van eiser om zijn vertrouwensfunctie voort te zetten. De beroepsgrond slaagt niet.