In deze zaak vorderen de ouders van een minderjarige vergoeding van de kosten voor een multi-grip handprothese onder de basiszorgverzekering. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in deze kwestie. De ouders, vertegenwoordigd door mr. S. Yadegari, stellen dat de prothese noodzakelijk is voor hun kind, dat een aangeboren afwijking heeft en sinds haar vierde jaar een prothese gebruikt. De kosten van de nieuwe prothese bedragen € 64.481,39. ONVZ, de zorgverzekeraar, vertegenwoordigd door mr. A. Youssuf, heeft de vergoeding geweigerd, omdat volgens hen niet is aangetoond dat de multi-grip handprothese een bewezen meerwaarde heeft ten opzichte van de eerder gebruikte prothese.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de multi-grip handprothese voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk, zoals vereist voor vergoeding onder de Zorgverzekeringswet. De rechtbank oordeelt dat de ouders niet hebben aangetoond dat de prothese effectief is voor de relevante patiëntenpopulatie. De rechtbank wijst de vorderingen van de ouders af en stelt hen aansprakelijk voor de proceskosten, die zijn begroot op € 5.495,00. De uitspraak benadrukt het belang van wetenschappelijk bewijs voor de vergoeding van zorg onder het basispakket.