ECLI:NL:RBMNE:2025:4677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 25/2009
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en rustbehoefte van eiseres in het kader van de Wet WIA

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het Uwv behandeld. Eiseres, die als kantinemedewerker heeft gewerkt, heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft vastgesteld dat zij per 3 augustus 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, waardoor zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet adequaat rekening houdt met haar recuperatiebehoefte, die volgens haar noodzakelijk is na vier uur werken. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze recuperatiebehoefte niet is opgenomen in de FML. In deze tussenuitspraak wordt het Uwv in de gelegenheid gesteld om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank benadrukt dat het Uwv moet aantonen dat er bij de geselecteerde functies voorzieningen zijn voor eiseres om een uur te kunnen rusten op het werk. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2009
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: Y. Bekema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 31 januari 2025 waarin het Uwv heeft vastgesteld dat eiseres per 3 augustus 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, waardoor zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
2. Eiseres heeft gewerkt als kantinemedewerker bij [ex-werkgever] (ex-werkgever) voor gemiddeld 30,28 uur per week. Op 5 augustus 2020 meldde zij zich ziek vanuit de Werkloosheidswet (WW), waarna eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet kreeg. Na een wachttijd van 104 weken heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd.
3. Bij besluit van 22 februari 2023 heeft het Uwv vastgesteld dat eiseres per
3 augustus 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zij 0% arbeidsongeschikt is.
4. Tegen de weigering van de WIA-uitkering heeft eiseres bezwaar gemaakt, omdat zij vindt dat zij meer/verdergaand beperkt is. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres per einde wachttijd. Het Uwv heeft bij besluit van 12 december 2023 vastgesteld dat eiseres 19,03% arbeidsongeschikt is. Omdat dit nog steeds minder is dan 35% heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering. [1]
5. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Op 12 juli 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan en geoordeeld dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 november 2023 geen rekening is gehouden met de recuperatiebehoefte van eisers, terwijl uit het dagverhaal van eiseres naar voren komt dat zij in de middag (dus midden op de werkdag) een dutje doet en de verzekeringsarts bezwaar en beroep die recuperatiebehoefte plausibel vindt. [2]
6. Het Uwv heeft in reactie op de tussenuitspraak een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend van 30 juli 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat er geen aanleiding is om in de FML een rustmoment midden op de werkdag op te nemen. De maximale urenbelasting van zes uur per dag is aangenomen in overeenstemming met de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Deze standaard geeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen noodzaak om aan te geven op welk moment op de dag de recuperatie moet plaatsvinden.
7. Bij einduitspraak van 11 december 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat een urenbeperking van zes uur per dag wordt aangenomen als na vier uur werken recuperatie moet plaatsvinden en die rustbehoefte zodanig lang is dat er niet nog eens vier uur kan worden gewerkt, uitgaande van een werkdag van acht uur. [3] Omdat in de FML niet is opgenomen dat eiseres na vier uur werken een uur dient te kunnen rusten, heeft het Uwv het door de rechtbank geconstateerde gebrek niet hersteld. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen om ofwel een nieuwe FML op te stellen, waarin expliciet wordt opgenomen dat eiseres na vier uur werken een uur moet rusten, ofwel te motiveren waarom in het geval van eiseres wordt afgeweken van de uitkomst zoals vermeld in de Standaard.
8. Het Uwv heeft op 31 januari 2025 een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres genomen (het bestreden besluit). Hieraan ligt een gewijzigde FML van 10 januari 2025 ten grondslag, waarin expliciet is opgenomen dat eiseres na vier uur werken een uur dient te kunnen rusten.
9. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep bij de rechtbank ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
10. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet op de zitting verschenen.

Het geschil

11. Het geschil beperkt zich tot de vraag of het Uwv uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van de rechtbank om een nieuw besluit op haar bezwaar te nemen op basis van een FML, waarin expliciet is opgenomen dat eiseres na vier uur werken een uur dient te kunnen rusten. Het Uwv is bij het bestreden besluit gebleven. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

Medische beoordeling
12. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de FML niet overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank is aangepast. In de FML is opgenomen dat eiseres na vier uur werken een uur dient te kunnen rusten, terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep het doen van een dutje midden op de werkdag plausibel heeft geacht. Het doen van een dutje is volgens eiseres iets anders dan rusten. Vanwege de reistijd van kantoor naar huis en andersom om midden op de werkdag thuis een dutje te kunnen doen, kan eiseres niet zes uur per dag werken, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML heeft aangenomen.
13. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een recuperatiebehoefte van één uur halverwege de werkdag (na vier uur werken), gelet op het dagverhaal van eiseres, plausibel heeft geacht. In het dagverhaal van eiseres komt naar voren dat zij ’s middags een dutje doet. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat een uur rusten in de FML gelijk staat aan het doen van een dutje. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, in tegenstelling tot wat eiseres aanvoert, niet aangenomen dat eiseres het dutje in de middag alleen thuis moet kunnen doen. Naar het oordeel van de rechtbank wijkt de FML van 10 januari 2025 op dit punt dus niet af van de opdracht in de rechtbankuitspraak. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen reden waarom de FML onjuist is.
Arbeidskundige beoordeling
14. Eiseres voert aan dat zij vanwege de onjuiste FML niet in staat is om de geduide functies voor zes uur per dag te verrichten.
15. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan de hand van het CBBS-5 versie 1.3 drie functies heeft geselecteerd die eiseres ondanks haar beperkingen kan uitvoeren. Het gaat om de functies telefonist (centrale)/medewerker callcenter met SBC-code 315174, administratief ondersteunend medewerker (teamondersteuner) met SBC-code 315100 en medewerker binderij/drukkerij met SBC-code 268030. In de rapportage van 30 januari 2025 heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn bij het belastbaarheidsprofiel van eiseres, zoals opgenomen in de FML. Zo wordt bij de eerstgenoemde functie met een 26-weeks rooster flexibel (thuis)gewerkt tussen 06:00-20.00, zodat met de werkgever afspraken over een extra rustpauze kunnen worden gemaakt. Ook bij de functie van administratief ondersteunend medewerker is sprake van flexibele werktijden met een aanvangstijd tussen 07:00 en 09:00, zodat een uur rust worden gepland. De werktijden bij de functie van medewerker binderij/drukkerij zijn van 08:00-16:30. Met de werkgever kan worden afgesproken dat na vier uur werken een uur rust wordt gehouden. Van een goed werkgever kan dit volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in alle redelijkheid worden verwacht. Het betreft ook geen functie waarbij collega’s afhankelijk zijn van elkaar, zoals aan de lopende band. Om al deze genoemde redenen zijn de geduide functies volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep passend.
16. Hierbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook betrokken dat op elke werkgever een zorgplicht rust om een veilige en gezonde werkomgeving aan hun werknemers te bieden. Dit houdt in dat werkgevers rekening moeten houden met de gezondheid van hun werknemers. Indien een uur rustpauze onder medische redenen valt, zoals bij eiseres het geval is, valt dit onder de zorgplicht en moet de werkgever hier in principe rekening mee houden. Dit kan inhouden dat de werkgever extra pauzes toestaat of flexibele werktijden aanbiedt. In alle geselecteerde functies is er geen sprake van een verplichte ononderbroken bezetting en/of vaste pauzetijden. Hierdoor kunnen medewerkers hun pauzes in onderling overleg plannen zonder dat de productiviteit en/of continuïteit in het geding komt.
17. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat bij de geselecteerde functies sprake is van flexibele werktijden, zodat eiseres na vier uur werken een uur kan recupereren zonder dat dit consequenties heeft voor de continuïteit van het werkproces. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank echter nagalaten te motiveren welke voorzieningen bij de geselecteerde functies aanwezig zijn om een uur op het werk te kunnen slapen. Het bestreden besluit bevat in zoverre een motiveringsgebrek. Het Uwv heeft in het verweerschrift op dit punt een aanvullende motivering gegeven. In het verweerschrift stelt het Uwv dat de werkgever verplicht is om faciliteiten ter beschikking te stellen om concrete invulling te geven aan een recuperatiebehoefte van één uur midden op de werkdag. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat van een werkgever kan worden verlangd dat hij een ruimte creëert waar eiseres zich kan terugtrekken voor de benodigde rust. De werkgever kan van het Uwv ook een voorziening krijgen voor het realiseren van een rustige ruimte waarin een ruststoel kan worden geplaatst. Op deze manier kan volgens het Uwv voldoende rekening worden gehouden met de bij eiseres bestaande rustbehoefte.
18. De rechtbank is met de motivering in het verweerschrift vooralsnog niet gebleken dat bij de geselecteerde functies een ruimte met een voorziening, zoals een bed of (slaap)bank, voor eiseres beschikbaar is, zodat zij op het werk ongestoord een uur kan slapen. Ook heeft het Uwv niet gemotiveerd op welke regeling zij doelt voor het verkrijgen van een voorziening en wat die regeling inhoudt. Om deze redenen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een motiveringsgebrek.

Tussenuitspraak

19. Zoals de rechtbank onder de vorige rechtsoverweging heeft overwogen, bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek. De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. [4] De rechtbank doet dan een tussenuitspraak. [5] De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
20. Om het gebrek te herstellen, moet het Uwv motiveren dat bij de geselecteerde functies een ruimte met benodigde voorziening, zoals een bed of (slaap)bank, aanwezig is voor het doen van een dutje op het werk. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
21. Het Uwv moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. [6] Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. [7] In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. [8]
22. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.N. van Ooijen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 5 van de Wet WIA.
4.Artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Artikel 8:80a van de Awb.
6.Artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb.
7.Artikel 8:51b, derde lid, van de Awb.
8.Artikel 8:57, tweede lid, van de Awb.