ECLI:NL:RBMNE:2025:4748

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
25/3936
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 augustus 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het verzoek betreft de sluiting van de woning van verzoekers op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekers, een moeder en haar zoon, zijn het niet eens met de sluiting van hun woning door de burgemeester van Utrecht, die op 19 mei 2025 besloot de woning te sluiten na een politie-inval waarbij drugs en contant geld zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft en of er sprake is van een spoedeisend belang. Tijdens de zitting op 21 juli 2025 zijn verzoekers en hun gemachtigden aanwezig, evenals de gemachtigde van de burgemeester en een vertegenwoordiger van de derde-partij, Bo-Ex Woningcorporatie. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is, gezien de ernst van de overtredingen en de eerdere meldingen over de woning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, waardoor de woning gedurende de bezwaarprocedure gesloten blijft. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3936
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 augustus 2025 in de zaak tussen
[verzoekster] en [verzoeker], uit [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. R. van Veen),
en
De burgemeester van de gemeente Utrecht
(gemachtigde: A. Hogendoorn).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Bo-Ex Woningcorporatie uit Utrecht
(gemachtigde: mr. P.F.M. Broos).
Samenvatting
1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van de woning van verzoekers op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij hebben daarom bezwaar gemaakt. Ook verzoeken zij om een voorlopige voorziening en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen (kort gezegd, zie ook onder overweging 10) of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.1. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan en kon de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de sluiting noodzakelijk en voldoende evenwichtig is
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Procesverloop
2. Met het bestreden besluit van 19 mei 2025 heeft de burgemeester de woning van verzoekers gesloten, op grond van artikel 13b van de Opiumwet
.Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van de burgemeester. Namens de derde-partij is [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van de derde-partij, mr. P.F.M. Broos.
Inleiding
3. Verzoekers wonen aan de [adres] te [plaats] . Naar aanleiding van een incident waarbij verzoeker – de heer [verzoeker] , zoon van verzoekster mevrouw [verzoekster] – is aangehouden, heeft de politie de woning doorzocht.

Bestuurlijke rapportage 12 mei 2025

4. Uit het proces-verbaal van het onderzoek blijkt onder meer het volgende.
5. Tijdens het binnentreden van de woning zag de politie dat er meerdere personen rennend de woning verlieten. Twee personen konden worden aangehouden buiten de woning, één binnen de woning. Één van de aangehouden personen had € 16.000,- op zak, bij een ander is € 5.000 aangetroffen. De broer van verzoeker, de andere zoon van verzoekster, is ook aangehouden in de woning.
6. Verder heeft de politie in de woning een grote hoeveelheid verdovende middelen , en goederen ten behoeve van de productie en/of het verwerven van verdovende middelen aangetroffen, verspreid over de woning. Er zijn onder andere drie blokken aangetroffen, met een gewicht van 1,6 kilogram, die positief getest zijn op heroïne. Er zijn goederen ten behoeve van handel aangetroffen, waaronder een weegschaal, en een elektrische vermaler voor het versnijden en mixen van verdovende middelen. De Landelijke Faculteit Ontmantelen (LFO) verklaarde dat de aantroffen goederen het resultaat zijn van een werkende versnijding en distributielocatie van verdovende middelen.
7. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage van de politie dat de politie herhaaldelijk huisbezoeken heeft uitgevoerd en dat bewoners blijkens de Basis Registratie Personen niet in de woning aanwezig waren. De politie trof telkens andere personen in de woning aan.
8. Ook blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat er ten aanzien van het pand meerdere meldingen in de politiesystemen, te weten onder andere:
  • Op 30 augustus 2024 is er een lachgascylinder in de woning aangetroffen;
  • Bij meerdere controles steeds verschillende personen aangetroffen waardoor het aannemelijk is dat de woning niet voor reguliere woondoeleinden gebruikt wordt;
  • Op 15 juli 2023 is er een melding van verdachte activiteiten in en uit de woning, mogelijk gerelateerd aan drugs. Veel in en uitloop van mannen met zware tassen, grote zwarte banden en handschoenen aan e.d. en er is een hennepgeur in de woning geroken;
  • Op 30 september 2023 is er een melding van vermoedelijk dealen van drugs.
  • Al in 2021 melding dat er elke dag lachgasflessen naar de woning worden gebracht en dat de melder steeds verschillende personen de woning ziet betreden met allen een eigen sleutel.

Bestreden besluit

9. De burgemeester heeft gezien het voorgaande besloten de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van zes maanden. De burgemeester heeft daarbij ook betrokken dat er al eerder op het adres van verzoekers drugs in de woning aangetroffen, waarvoor ze op 30 april 2020 een last onder dwangsom opgelegd hebben gekregen.
9.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ernstige situatie die een gevaar voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat vormt.

Aanvullende bestuurlijke rapportage 15 juli 2025

9.2.
In het kader van onderhavige procedure heeft de burgemeester een aanvullende bestuurlijke rapportage van 15 juli 2025 ingebracht. Hieruit blijkt onder andere dat de drugs inmiddels zijn getest en gewogen en dat er in totaal 2.468,8 gram heroïne en 900,54 gram cannabis is gevonden. Verder is onderzoek gedaan naar de aangetroffen goederen die gebruikt kunnen worden voor de productie of het verwerven van verdovende middelen. Meerdere van die goederen zijn positief getest op heroïne of noscapine, een versnijdingsmiddel.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
10. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van de burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter maakt deze beoordeling aan de hand van de argumenten die verzoekers heeft aangedragen, de zogenaamde gronden. De voorzieningenrechter geeft op hoofdlijnen een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Aan de hand daarvan weegt hij de belangen van verzoekers en van de burgemeester bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekers bij het schorsen daarvan. De rechtbank is in een eventuele latere procedure niet aan dit oordeel gebonden.
11. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeksters voeren aan dat sprake is van spoedeisend belang. Verzoekster is ziek en ondergaat op dit moment een behandeling in Engeland. Wanneer ze terugkomt dient ze te kunnen terugkeren naar haar eigen woning. Verzoeker is op dit moment dakloos en slaapt in een busje van een vriend van hem.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Er bestaat onduidelijkheid over de feitelijke situatie van verzoekers. Verzoekers stellen dat verzoekster ziek is en in het verzoekschrift is aangevoerd dat zij op korte termijn terugkomt uit Engeland. Ter zitting is echter aangegeven dat de behandeling nog enkele maanden zal duren, en uit het overgelegde proces-verbaal van haar verhoor op 20 mei 2025 blijkt dat zij verklaard heeft in Engeland te werken. Daarbij komt dat de ziekte, hoe vervelend ook, niet onderbouwd is. Verzoeker geeft ter zitting aan dat hij altijd in de woning verbleef en nu dus dakloos is, maar in het proces-verbaal van verhoor van 20 mei 2025 geeft verzoeker zelf aan dat hij slechts 4 á 5 dagen in de week in de woning verbleef en kennelijk dus ook elders verbleef. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, ondanks voornoemde onduidelijkheden, nu de woning gesloten is en in ieder geval verzoeker daar grotendeels verbleef, niet gezegd kan worden dat het spoedeisend belang in zijn geheel ontbreekt.
Bevoegdheid
13. De burgemeester is in beginsel bevoegd om een woning te sluiten als daarin drugs wordt gevonden die bedoeld is voor drugshandel. De burgemeester mag aannemen dat dit zo is als in de woning een handelshoeveelheid drugs wordt gevonden. Deze bevoegdheid staat in artikel 13b van de Opiumwet, en is uitgewerkt in de
Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Utrecht(hierna: de beleidsregels).
14. Ter zitting is komen vast te staan dat niet in geschil is dat in de woning een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen en dat de burgemeester daarom in beginsel de bevoegdheid heeft om de woning te sluiten. Daarbij komt dat er versnijdingsmaterialen, productiematerialen en een grote hoeveelheid contant geld in de woning aangetroffen en dat er meerdere meldingen zijn gedaan ten aanzien van de woning. Of verzoekers hiervan een verwijt kan worden gemaakt, doet er niet toe in het kader van de bevoegdheid. Deze bevoegdheid is pandgebonden. Tussen partijen is wel in geschil of de burgemeester van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.
15. De vraag die dus beantwoord moet worden, is of sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen op grond waarvan de burgemeester met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik heeft kunnen maken en in het verlengde daarvan of het bezwaar gelet op deze toets een redelijke kans van slagen heeft. In haar uitspraken van 2 februari 2022 en 16 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in hoofdlijnen weergegeven wanneer de toepassing van de bevoegdheid tot woningsluiting noodzakelijk en evenredig kan zijn. [1]
Noodzaak
16. Verzoekers voeren aan dat er geen sprake is van een noodzaak om de woning te sluiten. Er is niet voldaan aan het subsidiariteitsvereiste. Er had kunnen en moeten worden volstaan met een gesprek. Hieruit zou volgen dat de andere zoon van verzoekster verwijtbaar is en dat een afspraak gemaakt had kunnen worden dat hij niet meer in de woning mocht komen. Daarnaast is niet vast komen te staan dat de openbare orde is verstoord.
17. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025 [2] volgt dat herstel van de openbare orde is op zichzelf niet het doel van de woningsluiting hoeft te zijn. Dit neemt niet weg dat een overtreding van de Opiumwet, ook wanneer deze plaatsvindt in of vanuit een woning, gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en in meer of mindere mate gepaard gaat met verstoring van de openbare orde. Het ligt voor de hand dat de burgemeester die effecten op de omgeving betrekt in zijn beoordeling of het noodzakelijk is om over te gaan tot sluiting van een woning. De beoordeling of noodzakelijk moet plaatsvinden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
18. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat sprake is van een noodzaak voor de sluiting van de woning. In het bestreden besluit heeft de burgemeester er in dit kader op gewezen dat er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, dat er drie personen zijn aangehouden waarvan er twee een grote hoeveelheid contant geld op zak hadden en dat er versnijdingsmaterialen en productiematerialen zijn aangetroffen. Verder lijken er meerdere mensen een sleutel tot de woning te hebben. Ook heeft de burgemeester er in het bestreden besluit op gewezen dat er diverse drugs gerelateerde meldingen ten aanzien van het pand in de politiesystemen vermeld staan, en dat het LFO heeft verklaard dat sprake is van een werkende versnijding en distributielocatie van verdovende middelen. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage en het verweerschrift blijkt bovendien dat niet 1,6 kilo maar ruim 2,4 kilo heroïne is aangetroffen en dat meerdere goederen zijn positief getest op heroïne of noscapine, een versnijdingsmiddel.
19. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester daarom kunnen stellen dat sprake is een gevaar voor de openbare orde en de veiligheid en woon- en leefomgeving, en dat grote hoeveelheden drugs en geld in een pand – zoals hier het geval was – tot risico’s leiden zoals een overval of een rip-deal. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter verder van oordeel dat, anders dan verzoekers stellen, het niet lijkt te gaan om een incident. Hierbij hecht de voorzieningenrechter aan de voornoemde verklaring van de LFO, maar ook het feit dat al eerder een last onder dwangsom aan verzoekers is opgelegd, in verband met 619,15 gram harddrugs (cocaïne en heroïne) en 4.725 gram softdrugs. Ondanks dit eerdere voorval hebben verzoekers kennelijk geen maatregelen genomen ter voorkoming van een herhaling en is wederom drugs in de woning aangetroffen.
19.1.
Het ligt vervolgens op de weg van verzoekers om aannemelijk te maken dat er geen sprake was van een noodzaak tot sluiting. Dat hebben zij naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet gedaan. De enkele stelling dat openbare orde niet in geding is en dat met een gesprek volstaan kon worden, is daarvoor onvoldoende, gelet op het voorgaande.
Evenwichtigheid
20. Verzoekers voeren aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Zij waren niet op de hoogte dat er mogelijk verdovende middelen in de woning aanwezig waren. De andere zoon van verzoekster is in de woning aangehouden, verzoekers hadden geen vermoeden dat hij zich hiermee zou bezighouden. Hierdoor kan verzoekers geen verwijt worden gemaakt. De sluiting van de woning voor zes maanden is dan ook niet proportioneel. Daarbij komt dat verzoekster een intensieve behandeling voor uitgezaaide borstkanker in Engeland ondergaat. Binnenkort is deze behandeling afgelopen en zal zij terug moeten keren naar huis om te herstellen. Zij heeft geen alternatieve woning. Verzoeker is dakloos wegens de woningsluiting en slaapt hij in een geleende auto. Hij is voor zijn hygiëne afhankelijk van anderen. Verder hebben verzoekers een bijzondere binding met de woning. Bij sluiting van de woning zijn verzoekers hun woning definitief kwijt, omdat hun huurovereenkomst dan zal worden ontbonden.
20. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat, hoewel de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk mocht vinden, de sluiting van de woning ook evenredig moet zijn. De gevolgen van de sluiting voor verzoekers mogen niet onevenredig zijn. In dit kader kan onder meer de vraag naar de persoonlijke verwijtbaarheid een rol spelen. Als betrokkene bijvoorbeeld niet op de hoogte was en redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in de woning, kan sprake zijn van verminderde verwijtbaarheid. Voor wat betreft de gevolgen van de sluiting, is het moeten verlaten van een woning op zichzelf geen bijzondere omstandigheid, daarvoor moeten bijzondere omstandigheden worden aangevoerd.
22. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat de sluiting evenwichtig is, en dat de belangen bij sluiting gezien de omvang en ernst van de overtreding zwaarder wegen dan de belangen van verzoekers. De burgemeester heeft daarbij mogen betrekken dat verzoekers van de overtreding een verwijt kan worden gemaakt. De burgemeester heeft daartoe de omvang en ernst van de overtreding, de diverse meldingen, en het feit dat aan verzoekers al eerder een last onder dwangsom is opgelegd voor een vergelijkbare situatie van belang kunnen vinden. Verzoekers hadden herhaling daarvan dienen te voorkomen. Verder is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter – anders dan verzoekers stellen – geen sprake van een bijzondere binding met de woning. Gezien de vaste rechtspraak hierover gaat het niet om een binding met de woning en de omgeving van de woning in het algemeen doordat er bijvoorbeeld al lang gewoond wordt, maar specifiek om een binding met de woning zelf, bijvoorbeeld vanwege medische redenen. [3] Hiervan is niet gebleken. Ten aanzien van verzoekster en het feit dat zij mogelijk binnen de sluitingstermijn naar Nederland komt om verder te herstellen heeft de burgemeester ter zitting toegezegd dat er dan bekeken zal worden of het nodig is de woning te openen. Hierbij heeft de burgemeester er wel terecht op gewezen dat de ziekte van verzoekster vooralsnog niet onderbouwd is en dat zij op dit moment ook mogelijkheden lijkt te hebben om in Engeland te verblijven. Ten aanzien van verzoeker heeft de burgemeester toegelicht dat er voorzieningen voor hem openstaan, waardoor hij niet in een busje hoeft te slapen. Hij kan bij het Leger des Heils terecht voor opvang en hij kan contact opnemen met het buurtteam voor het vinden van onderdak. Bovendien heeft verzoeker ter zitting verklaard een inkomen te hebben van tussen de € 2000,- en € 2500,- netto, zodat het voor hem ook mogelijk is op reguliere wijze andere woonruimte te verkrijgen.
Belangenafweging
23. De voorzieningenrechter is gezien het voorgaande van oordeel dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
24. De voorzieningenrechter moet bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook altijd nog zelf de belangen afwegen, maar als al duidelijk is dat het bezwaar niet zal slagen, is er weinig ruimte om op grond van een belangenafweging nog te beslissen dat de woning open mag blijven. De belangenafweging van de voorzieningenrechter valt hier gedeeltelijk samen met die van de burgemeester en daarom verwijst zij naar wat hiervoor al is overwogen over het belang van verzoekers en het belang van de burgemeester bij sluiting.
Conclusie en gevolgen
25. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten zal blijven gedurende de bezwaarprocedure. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025.
De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.