ECLI:NL:RBMNE:2025:4833

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
7 september 2025
Zaaknummer
11541641 \ MC EXPL 25-829
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen uit overeenkomst van dienstverlening

In deze zaak heeft de kantonrechter in Almere geoordeeld over een vordering van [eiseres] tegen [gedaagde] GmbH. [Eiseres] stelt dat zij in 2021 in opdracht van [gedaagde] bemiddeld heeft en dat zij hiervoor maandelijks facturen heeft gestuurd. De eerste twee jaar zijn deze facturen betaald, maar daarna heeft [gedaagde] niet meer betaald. [Eiseres] vordert nu betaling van de openstaande facturen, die in totaal € 6.000,- bedragen, plus rente en kosten. [Gedaagde] betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, maar de kantonrechter oordeelt dat het verweer van [gedaagde] onvoldoende is gemotiveerd. De kantonrechter stelt vast dat, hoewel de overeenkomst niet ondertekend is, de gedragingen van [gedaagde] erop wijzen dat zij zich aan de overeenkomst gebonden voelde. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] moet betalen, ook als zij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11541641 \ MC EXPL 25-829
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende en zaakdoende in Oostenrijk,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D.W. Arents,
tegen
[gedaagde] Gmbh,
gevestigd in [vestigingsplaats] (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.A.K. Rahman.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure is als volgt verlopen.
- [eiseres] heeft eerst een Europees betalingsbevel [1] tegen [gedaagde] uitgebracht. [gedaagde] heeft daartegen verweer gevoerd bij de rechtbank Den Haag [2] , waarna de zaak is doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht [3] met inachtneming van de regels voor een dagvaardingsprocedure naar Nederlands recht.
  • [eiseres] heeft daarop een conclusie van eis ingediend en [gedaagde] heeft een incidentele conclusie genomen houdende exceptie van onbevoegdheid (waarop [eiseres] heeft geantwoord).
  • Bij vonnis in incident van 12 februari 2025 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, geoordeeld dat de kantonrechter in Almere (eveneens rechtbank Midden-Nederland) bevoegd is om over de zaak te oordelen. De zaak is daarop doorverwezen.
1.2.
De zaak is vervolgens bij de kantonrechter in Almere geregistreerd onder het huidige zaaknummer en is daarna schriftelijk verlopen. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord genomen, [eiseres] een conclusie van repliek en [gedaagde] heeft tot slot een conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Daarna is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

Volgens [eiseres] heeft zij in 2021 in opdracht van [gedaagde] succesvol voor [gedaagde] bemiddeld. [eiseres] heeft [gedaagde] voor die bemiddeling maandelijks facturen gestuurd, die [gedaagde] de eerste twee jaar betaalde maar daarna niet meer. [eiseres] vordert nu betaling van die facturen, € 6.000,- in hoofdsom, plus rente en kosten. [gedaagde] is het daarmee niet eens. Volgens haar is er nooit een overeenkomst tot stand gekomen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] ongelijk krijgt en de facturen plus rente en kosten moet betalen.

3.De beoordeling

De overeenkomst zoals [eiseres] die stelt, geldt, en [gedaagde] moet de vergoedingen betalen.
3.1.
Volgens [eiseres] is tussen haar en [gedaagde] de
“Overeenkomst van Dienstverlening”overeengekomen [4] . [eiseres] stelt dat zij die overeenkomst aan [gedaagde] heeft toegezonden en [gedaagde] deze zonder commentaar heeft behouden. [eiseres] is vervolgens op basis van die overeenkomst voor [gedaagde] gaan bemiddelen en die bemiddeling heeft volgens [eiseres] tot gevolg gehad dat [gedaagde] (in de persoon van [A] , hierna: [A] ) werkzaamheden is gaan uitvoeren voor een derde ( [onderneming] , hierna: [onderneming] ). Daarna zijn partijen volgens [eiseres] de overeenkomst gaan uitvoeren. [eiseres] bracht vervolgens de in de overeenkomst bepaalde maandelijkse vergoeding in rekening, die [gedaagde] dus gedurende de eerste twee jaar heeft betaald en daarna niet meer. Dat [gedaagde] wel degelijk akkoord is gegaan met de bepalingen in de overeenkomst, blijkt volgens [eiseres] ook uit het feit dat [gedaagde] gedurende de looptijd een beroep heeft gedaan op specifieke bepalingen van die overeenkomst [5] . Daarin was namelijk bepaald dat wanneer [A] niet een hele maand maar slechts gedurende maximaal twee weken werkzaam was, de maandelijkse vergoeding minder was [6] .
3.2.
De kantonrechter gaat uit van de juistheid van wat [eiseres] stelt, omdat het verweer van [gedaagde] niet concreet genoeg is. [gedaagde] baseert haar verweer kennelijk uitsluitend op het feit dat zij de overeenkomst niet heeft ondertekend. Maar dat haar handtekening ontbreekt, wil nog niet zeggen dat [gedaagde] niet akkoord kan zijn gegaan met de overeenkomst. Dat akkoord kan ook besloten liggen in de manier waarop [gedaagde] zich na het aanbod heeft gedragen. En uit die gedragingen (zoals [eiseres] die stelt en [gedaagde] niet betwist) blijkt dat [gedaagde] zich kennelijk aan de overeenkomst gebonden voelde. Voor zover [gedaagde] het daarmee niet eens is, had het op haar weg gelegen uit te leggen hoe de contacten tussen haar en [eiseres] dan wel waren verlopen, wat partijen dan wél hebben afgesproken en waarom [gedaagde] dan wél gedurende twee jaar de in de overeenkomst bepaalde maandelijkse vergoedingen heeft betaald. Maar dat doet [gedaagde] allemaal niet, waarmee haar verweer onvoldoende is gemotiveerd.
3.3.
Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter de vordering voor de hoofdsom toewijzen.
Nevenvorderingen en proceskosten
3.4.
De gevorderde wettelijke handelsrente is toewijsbaar vanaf de vervaldatum van de facturen. Zoals hiervoor is geoordeeld, geldt de overeenkomst tussen partijen. En in de overeenkomst is bepaald dat de facturen betaald moeten worden binnen veertien dagen na factuurdatum [7] .
3.5.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Daarom zal het gevorderde bedrag van € 816,75 worden toegewezen.
3.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor de kosten van de dagvaarding heeft de kantonrechter aansluiting gezocht bij de wettelijke tarieven voor deurwaarders in 2024 voor het betekenen van een titel met of zonder bevel. De proceskosten van [eiseres] worden zodoende begroot op:
- kosten van de dagvaarding
122,34
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
1.017,00
(3 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.522,34
3.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.8.
De rechtbank zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden uitgevoerd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt. [gedaagde] heeft tegen die uitvoerbaarheid bij voorraad wel verweer gevoerd, maar dat slaagt niet. De enkele omstandigheid dat [eiseres] in het buitenland woont, maakt nog niet dat [gedaagde] een reëel restitutierisico loopt voor het geval zij in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 816,75 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.522,34, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks op 20 augustus 2025.
RW1368

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 12 lid 1 Verordening (EG) 1896/2006
2.De zaak is bij de rechtbank Den Haag geregistreerd onder nummer C/09/662444 / HA RK 24-109
3.De zaak is bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht geregistreerd onder nummer 11311359/ UC EXPL 24-6328
4.Productie 2 van [eiseres]
5.doelt op artikel 1 lid 4 onder b van de overeenkomst
6.Zie de WhatsAppcorrespondentie tussen partijen, productie 18 van [eiseres]
7.Artikel 1 lid 4 onder d van de overeenkomst