Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 maart 2025, met 27 producties;
- de conclusie van antwoord, met 12 producties;
- de brief van 25 augustus 2025 van [eiseres] , waarmee producties 28 en 29 zijn ingediend; en
- de akte overlegging nadere producties van De Gemeente, waarmee producties 13 en 14 zijn ingediend.
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van het geschil
uitgifte” van het gehuurde, conform het Didam I-arrest [1] een selectieprocedure moet worden gehouden zodat (potentiële) gegadigden kunnen meedingen naar de positie van huurder. [2] In reactie daarop heeft [eiseres] de mogelijkheid van indeplaatsstelling op grond van artikel 7:307 BW geopperd.
de overdracht van uw huurovereenkomst openbaar in de markt gaan zetten, zodat iedereen de kans krijgt om in aanmerking te komen voor het overnemen van uw huurcontract”. [3] [eiseres] heeft De Gemeente laten weten dat het Didam I-arrest volgens haar niet van toepassing is.
4.De beoordeling
nieuwehuurovereenkomst tot stand komt, is voor het bewerkstelligen van de contractsovername wel een nieuwe (driepartijen)overeenkomst vereist. Anders dan [eiseres] betoogt, heeft De Gemeente dus wel degelijk zeggenschap over een contractsovername; een mutatie in de (obligatoire) huurrechtelijke aanspraak op haar eigendomsrecht, aldus De Gemeente.
in situaties waarin de verhuurder niet aan die huuroverdracht wil meewerken. [6] Pas wanneer de huurder de rechterlijke machtiging gebruikt, realiseert hij de indeplaatsstelling. De oude huurder verliest zijn positie als contractspartij en de nieuwe huurder treedt in beginsel geheel in zijn plaats in de bestaande huurverhouding. Bij indeplaatsstelling loopt de oorspronkelijke huurovereenkomst ‘met huid en haar’ door; er ontstaat geen nieuwe overeenkomst.
een indeplaatsstelling als bedoeld in art. 7A:1635 BW resulteert in een contractsoverneming waarop de bepalingen van art. 6:159 BW en mitsdien ook die van (…) van toepassing zijn. Het enige verschil is dat de ingevolge art. 6:159 lid 1 BW vereiste medewerking van de wederpartij (verhuurder) wordt vervangen door een rechterlijke machtiging aan de huurderop grond waarvan deze de contractsovername kan bewerkstelligen”. [9] Uit deze passage volgt niet, zoals De Gemeente betoogt, dat voor het bewerkstelligen van de contractsovername een nieuwe (driepartijen)overeenkomst is vereist. Voor onderbouwing van het vereiste van die driepartijenovereenkomst, heeft De Gemeente verwezen naar literatuur over artikel 6:159 BW. [10] Die verwijzing gaat niet op, omdat van een ‘zuivere contractsovername’ in de zin van artikel 6:159 BW geen sprake is. De goedkeuring van De Gemeente als verhuurder is namelijk niet nodig. Dit volgt uit de literatuur waarin is bepaald: “
[z]onder uitdrukkelijke instemming van de verhuurder is een indeplaatsstelling dus niet mogelijktenzijde huurder de machtiging van de rechter heeft verkregen”. [11]
Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder is het huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden in huur, onderhuur of gebruik af te staan, dan wel de huurrechten geheel of gedeeltelijk aan derden over te dragen of in te brengen in een maatschap, commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma of rechtspersoon”.
Artikel 15 Overdracht huurovereenkomst
Tien jaar geleden zijn zij door Staatsbosbeheer geselecteerd als erfpachters van [locatie] , een recreatiegebied in de [plaats] . Sindsdien hebben zij laten zien dat zij op een professionele en verantwoorde wijze een horecagelegenheid kunnen exploiteren, met oog voor zowel de natuur als de recreant.
“Mocht het voor de financiering van [horecabedrijf] nodig zijn dan kunnen vanuit andere vennootschappen binnen de groep middelen verstrekt worden middels een lening of kapitaalstorting”. Kortom, [horecabedrijf] is voldoende kapitaalkrachtig.
nieuwe huurderonvoldoende waarborgen biedt, zodat zij deze stelling verder onbesproken laat. De Gemeente heeft de vakbekwaamheid van de heren [D] en [E] en de referentie van Staatsbosbeheer niet weersproken.